ECLI:NL:RBMNE:2023:5676

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
16-147611-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvonnis met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel in een cocaïnesmokkelzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2023 een ontbindingsvonnis uitgesproken in het kader van een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor het dealen van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde €50.400 bedraagt, gebaseerd op de opbrengsten van de cocaïnehandel in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 juni 2022. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de periode waarin de veroordeelde in Suriname verbleef, wat resulteerde in een vermindering van het aantal dealdagen. De totale betalingsverplichting van de veroordeelde aan de staat is vastgesteld op €47.690, na aftrek van verbeurdverklaarde geldbedragen van €2.710. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die oorspronkelijk een hoger bedrag had ingeschat, gedeeltelijk toegewezen, maar ook de argumenten van de verdediging in overweging genomen. De verdediging had betwist dat de telefoons van de veroordeelde als dealtelefoons konden worden aangemerkt en had gepleit voor een lagere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging echter niet overtuigend genoeg geacht om de vordering te verwerpen. De beslissing is genomen na meerdere zittingen en een zorgvuldige afweging van de ingediende stukken en getuigenverklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-147611-22 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1963 in distrikt [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is aan de orde geweest op de terechtzittingen van 23 september 2022, 24 januari 2023, 28 maart 2023 en 15 september 2023. De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 september 2023.Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft een schriftelijke conclusiewisseling plaatsgevonden tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen veroordeelde en mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie van 29 augustus 2022 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 68.375,00.
De vordering berust op de feiten waarvoor veroordeelde bij vonnis van 7 oktober 2022 is veroordeeld.
In de schriftelijke ronde heeft de officier van justitie in de reactie op de conclusie van 13 juni 2023 (mede in reactie op de conclusie van de verdediging van 22 mei 2023) een herberekening gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze wordt nu geschat op € 50.400,00.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in de conclusie van 22 mei 2023 en ter terechtzitting verzocht om de vordering af te wijzen, dan wel aanzienlijk te matigen. Hiervoor zijn de volgende argumenten naar voren gebracht. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt berekend op basis van het onderzoek aan twee mobiele telefoons van veroordeelde. De politie heeft deze telefoons aangemerkt als dealtelefoons. De verdediging betwist dat het hier gaat om dealtelefoons. Dit waren privételefoons van veroordeelde waarmee hij ook contact had met familie. De politie heeft enkel zijn familie eruit gefilterd en ten onrechte alle andere contacten aangemerkt als druggerelateerd. Op deze telefoons was ook niet elke dag contact. Daarnaast heeft de politie de woning van veroordeelde maar twee dagen geobserveerd en op basis daarvan gesteld dat er 5 deals per dag plaatsvonden. Verder was veroordeelde een aantal weken gedurende de dealperiode in Suriname. Dit moet van de periode worden afgetrokken. Ook wordt ten onrechte uitgegaan van een opbrengst van € 50,00 per gram. Tot slot wordt er bij de berekening uitgegaan van de begindatum 13 december 2020 terwijl de rechtbank de feiten heeft bewezenverklaard vanaf 1 januari 2021.
Ter terechtzitting heeft de verdediging hieraan toegevoegd dat de bewijslast ten onrechte bij de verdediging wordt gelegd, omdat de verdediging opmerkingen moet maken naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie. Zo stelt de officier van justitie ten onrechte dat het aan de verdediging is om nader te concretiseren dat er – naast de familieleden die in de herberekening niet als unieke contacten zijn aan te merken- nog meer contacten zijn die zien op privégesprekken.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
Veroordeelde is bij vonnis van 7 oktober 2022 van deze rechtbank veroordeeld voor het dealen van cocaïne in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 juni 2022. Daarnaast is hij veroordeeld voor het aanwezig hebben van 619 gram cocaïne op 13 juni 2022.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit de strafbare feiten die de veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport en de herberekening van de officier van justitie van 13 juni 2023. [1] De rechtbank constateert dat de officier van justitie in deze herberekening de opmerkingen van de verdediging in de conclusie van 22 mei 2023 grotendeels heeft meegenomen.
3.2.1.
Periode
In het ontnemingsrapport wordt uitgegaan van de periode van 13 december 2020 tot en met 13 juni 2022. Dit zijn in totaal 547 dagen.
Getuige [getuige 1] heeft op 13 juni 2022 verklaard dat hij al 1,5 jaar bij veroordeelde cocaïne kocht. [2] Getuige [getuige 2] heeft op 20 juni 2022 verklaard dat hij al 1,5 a 2 jaar bij veroordeelde cocaïne kocht. [3]
Gelet op de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] acht de rechtbank voldoende aanwijzingen aanwezig dat veroordeelde op 13 december 2020 ook al dealde in cocaïne. De rechtbank zal het ontnemingsrapport volgen en voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel deze datum als begindatum gebruiken. Dat dit niet de begindatum is van het bewezenverklaarde staat hier niet aan in de weg aangezien uit artikel 36e lid 2 Sr volg dat de verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel ook kan worden opgelegd in verband met strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen ontstaan.
De rechtbank houdt, net als de officier van justitie in de herberekening, rekening met de periode waarin veroordeelde in Suriname verbleef, te weten 25 januari 2022 tot en met 8 maart 2022 (43 dagen). In die periode heeft veroordeelde niet gedeald.
De periode beslaat daarom 504 dealdagen.
3.2.2.
Unieke contacten per dag
Uit de historische verkeersgegevens van de dealtelefoon met nummer [telefoonnummer 1] blijkt dat er in de periode van 21 december 2020 tot en met 13 juni 2022 (131 dagen) met 620 tegennummers unieke contacten zijn geweest. 620 unieke contacten gedeeld door 131 dagen is 4,73 unieke contacten per dag.
Uit de historische verkeersgegevens van de dealtelefoon met nummer [telefoonnummer 2] blijkt dat er in de periode van 2 december 2020 tot en met 13 juni 2022 (146 dagen) met 214 tegennummers unieke contacten zijn geweest. 214 unieke contacten gedeeld door 146 dagen is 1,47 unieke contacten per dag.
4,73 + 1,47 = 6,2 unieke contacten per dag
De berekening in het ontnemingsrapport is op basis van voorgaande informatie gebaseerd op 5 unieke contacten per dag. In de reactie op de conclusie van de verdediging heeft de officier van justitie naar aanleiding van de verweren van de verdediging het aantal unieke contacten waarmee wordt gerekend omlaag bijgesteld naar 4. De rechtbank constateert bovendien dat de berekening van 4 unieke contacten per dag aansluit bij de observaties in de periode voor de aanhouding is waargenomen. [4] De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding dit aantal verder bij te stellen en gaat daarom, conform het standpunt van de officier van justitie, uit van 4 unieke contacten per dag.
3.2.3.
Bruto opbrengst
De vier getuigen die in dit onderzoek werden gehoord verklaarden voor € 25, € 50, en
€ 200 per deal te kopen. In het ontnemingsrapport wordt uitgegaan van een bedrag van
€ 50 per transactie. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Al met al wordt de bruto opbrengst als volgt berekend:
4 (unieke contacten per dag) x 504 (dealdagen) x € 50 (betaalde prijs per deal)
= € 100.800 (opbrengst in 504 dealdagen)
3.2.4.
Kosten
Het ontnemingsrapport is uitgegaan van de geldende jurisprudentie dat 50% van de opbrengst aangemerkt kan worden als winst. De rechtbank volgt hierin het ontnemingsrapport.
€ 100.800 (opbrengst in 504 dealdagen) / 2 (50%) = € 50.400 (kosten in 504 dealdagen).
3.2.5.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt de opbrengt minus de kosten. Op basis van bovenstaande volgt de volgende berekening:
€ 100.800 (opbrengst in 504 dealdagen) - € 50.400 (kosten in 504 dealdagen) =
€ 50.400
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 50.400.
3.3
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat vast op € 50.400.
De in het vonnis verbeurdverklaarde geldbedragen van in totaal € 2.710 worden op de betalingsverplichting in mindering gebracht.
De betalingsverplichting van veroordeelde wordt daarom vastgesteld op
€ 50.400 - € 2.710 = € 47.690.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 50.400,00;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 47.690,00 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 500 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2023.
Mr. Van Woudenberg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht”, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2022005081 (p. 180-184) met bijlagen (p. 185-238). Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s in voornoemd processen-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] van 13 juni 2022, p. 30.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 20 juni 2022, p. 173.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2022, p. 9.