4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Ik heb [slachtoffer 1] wel gebeten.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalilsant] blijkt onder meer het volgende:
Aangever [slachtoffer 1] deed bij mij aangifte van mishandeling. Ik heb van de verwondingen foto’s gemaakt. De foto’s zijn bij dit proces-verbaal gevoegd.
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij zijn aangifte als volgt verklaard:
Ik ben werkzaam bij [instelling] in [plaats] . Op 7 februari was ik omstreeks 17:45 uur aan het werk. Ik zag dat hij heel snel met zijn hoofd naar mijn linker pols ging. Ik zag en voelde dat hij mij met kracht in mijn linkerpols beet. Dit duurde denk ik zo’n 2 seconden. Hij had zich echt vastgebeten in mijn pols. Ik ben weggelopen en heb de wond op de pols verzorgd. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] mij door de huid heen had gebeten.
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte als volgt verklaard:
Ik ben werkzaam bij [instelling] in [plaats] . Op 7 februari was ik omstreeks 17:50 uur aan het werk. Ik pakte een arm van de man (de rechtbank begrijpt: verdachte), [slachtoffer 1 (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1] ) deed hetzelfde. Samen met [slachtoffer 1 (voornaam)] duwden wij de man zijn eigen kamer in. De man bleef zich verzetten. Uit het niets zag ik dat de man een kopstoot gaf. Ik voelde dat de man mij een kopstoot gaf.
Getuige [getuige] heeft onder andere het volgende verklaard:
Ik ben werkzaam bij [instelling] in [plaats] . Op dinsdag 07 februari 2023 omstreeks 17.45 uur was ik aan het werk. Ik zag dat de man (de rechtbank begrijpt: verdachte) zijn hoofd krachtig naar achteren bewoog en vervolgens krachtig naar voren in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2 (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 2] ). Hij gaf [slachtoffer 2 (voornaam)] een kopstoot. Ik zag dat de man met zijn hoofd krachtig tegen het hoofd van [slachtoffer 2 (voornaam)] stootte.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde moet de vraag worden beantwoord of verdachte door te bijten in de pols van aangever [slachtoffer 1] , heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Verdachte heeft zich met kracht door de huid heen vastgebeten in de pols van aangever. De bijtwond was zo diep dat deze flink bloedde.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat door bloedende verwondingen door het bijten door een mens het gevaar van virale of bacteriële infecties ontstaat. Deze infecties kunnen zeer moeilijk te behandelen en te genezen zijn. Daarnaast kunnen door bijtwonden zeer lelijke littekens ontstaan. Deze gevaren zijn zodanig groot dat naar algemene ervaringsregels van een aanmerkelijke kans op het ontstaan daarvan kan worden gesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het met kracht door de huid van de pols van [slachtoffer 1] heen bijten naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dat verdachte de kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn hoofd met kracht tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 2] heeft gestoten. Meerdere getuigen hebben de kopstoot gezien, en hier specifiek over verklaard. De stelling van verdachte dat zijn hoofd tegen het hoofd van [slachtoffer 2] kwam doordat er aan de armen van verdachte werd getrokken, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht daarom feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem te krabben. [slachtoffer 3] had na de worsteling met verdachte wel een kras op zijn hand, maar uit het dossier blijkt niet dat die kras is veroorzaakt door krabben. Evenmin blijkt dat verdachte heeft gekrabd. Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van feit 3.