ECLI:NL:RBMNE:2023:5675

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
16-039682-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging na mishandeling en poging zware mishandeling met zorgmachtiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 12 september 2023, is de verdachte vrijgesproken van de mishandeling door te krabben en is hij ontslagen van alle rechtsvervolging voor de poging tot zware mishandeling en mishandeling. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 7 februari 2023 in Utrecht, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het bijten van slachtoffer 1 en het geven van een kopstoot aan slachtoffer 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en andere psychische stoornissen, die zijn gedragingen op het moment van de feiten aanzienlijk beïnvloedden. De officier van justitie en de verdediging pleitten beiden voor ontslag van rechtsvervolging, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft ook een zorgmachtiging verleend, waardoor de verdachte in een instelling voor verplichte zorg zal worden opgenomen. De voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven met ingang van het moment van opname in de zorg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-039682-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] , locatie [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 mei 2023, 13 juni 2023 en 29 augustus 2023. De zaak is inhoudelijk behandeld op 13 juni 2023 en 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair:op 7 februari 2023 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem te bijten;
subsidiair:op 7 februari 2023 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem te bijten;
Feit 2
op 7 februari 2023 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem een kopstoot te geven;
Feit 3
op 7 februari 2023 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem te krabben.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Uit het dossier is niet af te leiden hoe diep en blijvend de bijtwond is, waardoor deze bijtwond niet als zwaar lichamelijk letsel kwalificeert. De raadsman bepleit ook vrijspraak van het onder feit 2 primair ten laste gelegde, omdat verdachte heeft verklaard dat het een ongelukje was. Tot slot bepleit de raadsman vrijspraak van het onder feit 3 ten laste gelegde, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier is om opzettelijk krabben vast te stellen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Ik heb [slachtoffer 1] wel gebeten.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalilsant] blijkt onder meer het volgende:
Aangever [slachtoffer 1] deed bij mij aangifte van mishandeling. Ik heb van de verwondingen foto’s gemaakt. De foto’s zijn bij dit proces-verbaal gevoegd. [2]
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij zijn aangifte als volgt verklaard:
Ik ben werkzaam bij [instelling] in [plaats] . Op 7 februari was ik omstreeks 17:45 uur aan het werk. Ik zag dat hij heel snel met zijn hoofd naar mijn linker pols ging. Ik zag en voelde dat hij mij met kracht in mijn linkerpols beet. Dit duurde denk ik zo’n 2 seconden. Hij had zich echt vastgebeten in mijn pols. Ik ben weggelopen en heb de wond op de pols verzorgd. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] mij door de huid heen had gebeten. [3]
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte als volgt verklaard:
Ik ben werkzaam bij [instelling] in [plaats] . Op 7 februari was ik omstreeks 17:50 uur aan het werk. Ik pakte een arm van de man (de rechtbank begrijpt: verdachte), [slachtoffer 1 (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1] ) deed hetzelfde. Samen met [slachtoffer 1 (voornaam)] duwden wij de man zijn eigen kamer in. De man bleef zich verzetten. Uit het niets zag ik dat de man een kopstoot gaf. Ik voelde dat de man mij een kopstoot gaf.
Getuige [getuige] heeft onder andere het volgende verklaard:
Ik ben werkzaam bij [instelling] in [plaats] . Op dinsdag 07 februari 2023 omstreeks 17.45 uur was ik aan het werk. Ik zag dat de man (de rechtbank begrijpt: verdachte) zijn hoofd krachtig naar achteren bewoog en vervolgens krachtig naar voren in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2 (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 2] ). Hij gaf [slachtoffer 2 (voornaam)] een kopstoot. Ik zag dat de man met zijn hoofd krachtig tegen het hoofd van [slachtoffer 2 (voornaam)] stootte. [4]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde moet de vraag worden beantwoord of verdachte door te bijten in de pols van aangever [slachtoffer 1] , heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Verdachte heeft zich met kracht door de huid heen vastgebeten in de pols van aangever. De bijtwond was zo diep dat deze flink bloedde.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat door bloedende verwondingen door het bijten door een mens het gevaar van virale of bacteriële infecties ontstaat. Deze infecties kunnen zeer moeilijk te behandelen en te genezen zijn. Daarnaast kunnen door bijtwonden zeer lelijke littekens ontstaan. Deze gevaren zijn zodanig groot dat naar algemene ervaringsregels van een aanmerkelijke kans op het ontstaan daarvan kan worden gesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het met kracht door de huid van de pols van [slachtoffer 1] heen bijten naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dat verdachte de kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn hoofd met kracht tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 2] heeft gestoten. Meerdere getuigen hebben de kopstoot gezien, en hier specifiek over verklaard. De stelling van verdachte dat zijn hoofd tegen het hoofd van [slachtoffer 2] kwam doordat er aan de armen van verdachte werd getrokken, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht daarom feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem te krabben. [slachtoffer 3] had na de worsteling met verdachte wel een kras op zijn hand, maar uit het dossier blijkt niet dat die kras is veroorzaakt door krabben. Evenmin blijkt dat verdachte heeft gekrabd. Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van feit 3.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 7 februari 2023 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht in de pols van die [slachtoffer 1] heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 7 februari 2023 te [plaats] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een kopstoot te geven op/tegen het voorhoofd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Om de strafbaarheid van verdachte te beoordelen, heeft de rechtbank kennis genomen van een rapport van 24 februari 2023 van [A] , psychiater in opleiding en [B] , psychiater, naar aanleiding van een bij verdachte uitgevoerd psychiatrisch onderzoek. Zij hebben, onder meer, het volgende gerapporteerd.
Verdachte lijdt aan schizofrenie (schizoaffectieve stoornis) en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast is het vermoeden gerezen dat verdachte een autismespectrumstoornis en een posttraumatische stressstoornis heeft.
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed van deze stoornissen. Zowel bij zijn opname in [instelling] als op de dag van de ten laste gelegde feiten wordt door behandelaren van [instelling] beschreven dat hij psychotisch was.
Bij gebrek aan ziektebesef als onderdeel van de ziekte schizofrenie, kan verdachte de behandeling en zijn opname niet plaatsen en ervaart hij dit als onrecht, ook bij anderen. Achterdocht speelt hierin ook mee, wat zowel door ziekte als verslaving kan komen. Bij verdachte is verder sprake van verminderde impulscontrole, beperkte emotieregulatie en coping vaardigheden en verminderd mentaliserend vermogen. Door zijn cannabisverslaving en langdurig zwervende bestaan kunnen antisociale gedragingen worden versterkt, wat de drempel om over te gaan tot geweld verder verlaagd. De dag voor het ten laste gelegde kreeg hij onder dwang een depot en had hij de paranoïde overtuiging dat hier metalen delen in zaten om hem beter te kunnen observeren. Hij wilde zich verzetten en zich vrij worstelen, omdat hij in zijn ogen onterecht werd gefixeerd en ook uit angst dat hij dwangmedicatie zou krijgen toegediend, waar hij fel tegen gekant is. Hierbij gebruikte hij geweld, wat voor hem als noodzakelijk en gerechtvaardigd voelde als gevolg van bovenstaande overtuigingen.
Doordat het gedrag van verdachte dermate werd beïnvloed door de op dat moment aanwezige psychotische stoornis adviseren de psychiaters om de ten laste gelegde feiten in het geheel niet toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen uit het rapport over. De rechtbank concludeert daarom dat ten tijde van het bewezen verklaarde de stoornissen zoals in voornoemde rapporten beschreven bij verdachte aanwezig waren. Deze stoornissen hebben op dat moment verdachtes gedragskeuzes en gedragingen in zodanige mate beïnvloed, dat het bewezen verklaarde in het geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend en de rechtbank verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar acht. De rechtbank zal verdachte daarom ter zake van het bewezen verklaarde ontslaan van alle rechtsvervolging. Dit betekent dat aan verdachte geen straf kan worden opgelegd.
De rechtbank zal echter, zoals verzocht door de officier van justitie, bij een afzonderlijke beslissing van heden, ten behoeve van verdachte een zorgmachtiging tot het verlenen van verplichte zorg afgeven als bedoeld in artikel 2.3 Wet forensische zorg (Wfz).
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging zal worden opgenomen in een FPA of een soortgelijke instelling.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging opgenomen zal worden in een Forensisch Psychiatrische Afdeling, althans een soortgelijke (klinische) instelling of afdeling.
Zorgmachtiging: gelet op artikel 2.3 van de Wet forensische zorg zal ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging volgens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg worden verleend. De beslissing tot verlening van een zorgmachtiging zal separaat worden opgemaakt en aan dit vonnis worden gehecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 7 februari 2023 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht in de pols van die [slachtoffer 1] heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 februari 2023 te Utrecht, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht in de pols van die [slachtoffer 1] te bijten;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 7 februari 2023 te Utrecht, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een kopstoot te geven op/tegen het voorhoofd;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3
hij op of omstreeks 7 februari 2023 te Utrecht, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door in/op de hand van die [slachtoffer 3] te krabben;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van Politie Midden-Nederland, domein generieke opsporing met nummer PL0900-2023039706 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 47. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van bevindingen met letselfoto’s met nummer PL0900-2023039706-18.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 15.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 20.