ECLI:NL:RBMNE:2023:5647

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/531286 / HA ZA 21-795
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Privatieve bevoegdheid van vereffenaar en verjaring van vorderingen in nalatenschap

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de privatieve bevoegdheid van de vereffenaar centraal, evenals de verjaring van vorderingen die voortvloeien uit een leningsovereenkomst. De eiseres, [eiseres], had de vereffenaar en haar broer, [gedaagde sub 2], gedagvaard in het kader van een geschil over een lening die zij van hun overleden vader, [erflater], had ontvangen. De lening was verstrekt voor de aankoop van aandelen in een BV en was vastgelegd in een notariële akte. De rechtbank oordeelde dat de vereffenaar, op basis van artikel 4:211 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, de erfgenamen niet zelfstandig kon vertegenwoordigen in deze procedure. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering van [eiseres] tegen [gedaagde sub 2].

De rechtbank behandelde ook de vraag of de vorderingen tot aflossing van de hoofdsom en rente uit de leningsovereenkomst waren verjaard. [eiseres] stelde dat de vorderingen waren verjaard omdat zij niet had voldaan aan haar verplichtingen uit de leningsovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot betaling van de hoofdsom niet was verjaard, omdat erflater [eiseres] niet in gebreke had gesteld. Voor de rentevorderingen oordeelde de rechtbank dat deze wel waren verjaard voor zover ze vóór 12 januari 2017 opeisbaar waren geworden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Het vonnis werd uitgesproken op 1 november 2023 door mr. A.F. Hermans.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Erfrecht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/531286 / HA ZA 21-795
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.P. Sanchez Montoto te Amstelveen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschappen van de heer [erflater] en mevrouw [erflaatster] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
hierna te noemen: de vereffenaar,
advocaat: mr. S.H. van Os te Utrecht,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
advocaat: mr. V.O. Agterberg te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van [gedaagde sub 2] ;
- de conclusie van antwoord van de vereffenaar;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte eiswijziging met aanvullende producties van [gedaagde sub 2] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2023. Partijen hebben toen gevraagd om een aanhouding voor overleg, ook over andere geschilpunten die niet aan de rechtbank zijn voorgelegd. Op 13 september 2023 heeft zowel [gedaagde sub 2] als [eiseres] de rechtbank echter verzocht om vonnis te wijzen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum 1] 2017 is de heer [erflater] (hierna: ‘erflater’) overleden. Erflater was in gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [erflaatster] (hierna: ‘erflaatster’). Erflaatster is op [overlijdensdatum 2] 2020 overleden.
2.2.
[eiseres] en [gedaagde sub 2] zijn de kinderen van erflater en erflaatster en zij zijn ook de enige erfgenamen van erflaatster.
2.3.
Op 25 januari 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor recht verklaard dat de rechten die [eiseres] en haar afstammelingen aan het testament van erflater zouden kunnen ontlenen met betrekking tot de erfstelling en een legaat zijn vervallen. De Hoge Raad heeft op 22 februari 2023 het cassatieberoep van [eiseres] tegen dit arrest verworpen. Als gevolg hiervan is [gedaagde sub 2] de enige erfgenaam van erflater.
2.4.
Op 24 september 2020 is de vereffenaar benoemd in de nalatenschap van erflater. Op 30 november 2020 is hij benoemd in de nalatenschap van erflaatster.
2.5.
[eiseres] heeft op 28 december 1999 een bedrag van (toen nog) NLG 660.000 van erflater geleend (hierna: de ‘leningsovereenkomst’) voor de verkrijging van aandelen in het geplaatste kapitaal van [bedrijf] B.V. (hierna: de ‘BV’). De lening en de aandelenoverdracht zijn vastgelegd in een notariële akte. Ook zijn in deze akte pandrechten op de aandelen van [eiseres] gevestigd tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van [eiseres] uit hoofde van de leningsovereenkomst. Over de leningsovereenkomst staat verder in de akte, voor zover van belang:

V. Voorwaarden Geldlening
(…)
1.Looptijd
De geldlening is - tenzij deze wordt verlengd - verstrekt voor een tijdsduur, die eindigt op eenendertig december negentienhonderd tweeduizend tien.
Indien in enig kalenderjaar door de vennootschap géén dividend wordt uitgekeerd, wordt de looptijd van de lening met één kalenderjaar verlengd.
2.Rente
Vanaf heden is over de hoofdsom respectievelijk het restant daarvan een rente verschuldigd berekend naar het percentage van de fiscale invorderingsrente per één januari van het lopende jaar, te voldoen in jaarlijkse termijnen bij achteraf betaling per ultimo december van elk jaar, voor het eerst op eenendertig december negentienhonderd negenennegentig over het sedert heden verstreken tijdvak.
Telkenjare zal per de eerste januari de rente worden aangepast voor het komende kalenderjaar aan het alsdan geldende percentage van de fiscale invorderingsrente.
3.Aflossing
Aflossing van de hoofdsom dient te geschieden middels de door de vennootschap op de aandelen uit te keren dividenden doch uiterlijk bij het einde van de looptijd, zulks behoudens hetgeen hiervoor onder 1 is bepaald.
4.Opzegging
De hoofdsom is – behoudens de hierna sub 5. bepaalde gevallen van opeisbaarheid – niet opeisbaar vóór de hiervoor vermelde einddatum van de lening en na die datum te allen tijde.
5.Opeisbaarheid
De hoofdsom is direct opeisbaar en dient met de lopende en de eventueel achterstallige rente te worden betaald:
a. bij niet nakoming door de schuldenaar van enige verplichting uit deze overeenkomst van geldlening indien niet binnen acht (8) dagen na ingebrekestelling de betrokken verplichting alsnog is nagekomen;
b. bij beslag op een goed van de schuldenaar, bij faillissement of surséance van de schuldenaar of aanvrage daartoe, en in alle andere gevallen waarin hij het vrije beheer over een of meer van zijn goederen verliest, alsmede bij zijn overlijden;
c. bij vervreemding door de schuldenaar van de bij deze akte overgedragen aandelen.”
2.6.
In 2008 heeft de BV voor het laatst een dividenduitkering gedaan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat de vorderingen tot aflossing van de hoofdsom inclusief lopende rente en eventuele achterstallige rente uit de leningsovereenkomst zijn verjaard, met hoofdelijke veroordeling van de vereffenaar en [gedaagde sub 2] in de proceskosten.
3.2.
De vereffenaar en [gedaagde sub 2] voeren beiden verweer met als conclusie dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde sub 2] vordert, na eiswijziging, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de hoofdsom, de lopende rente en de achterstallige rente (conform de leningsovereenkomst) per 31 december 2019 (direct/onmiddellijk) opeisbaar zijn;
voor recht verklaart dat de totale geldleningsschuld op grond van de leningsovereenkomst per 18 augustus 2023 een bedrag is van € 563.076,29 dan wel een nader door de rechtbank te bepalen bedrag;
[eiseres] veroordeelt aan [gedaagde sub 2] dan wel de vereffenaar van de nalatenschappen van erflater en erflaatster te betalen binnen acht dagen na het te wijzen vonnis het bedrag van (hoofdsom + rente berekend per 18 augustus 2023) € 563.076,29 dan wel een nader door de rechtbank te bepalen bedrag te vermeerderen met de contractuele fiscale invorderingsrente dan wel de wettelijke (handels)rente vanaf 19 augustus 2023 tot aan de dag van voldoening;
[eiseres] veroordeelt in de proceskosten.
3.5.
[eiseres] voert verweer met als conclusie dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [gedaagde sub 2] in de proceskosten.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
Privatieve bevoegdheid van de vereffenaar
4.1.
[eiseres] heeft de vereffenaar in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van erflater (en die van erflaatster) in de procedure betrokken. Ook heeft zij [gedaagde sub 2] als erfgenaam van erflater in de procedure betrokken. De vereffenaar en [gedaagde sub 2] hebben tegen dit laatste geen verweer gevoerd. [gedaagde sub 2] heeft vervolgens reconventionele vorderingen ingesteld.
4.2.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken, is een vereffenaar op grond van artikel 4:211 lid 2 Burgerlijk Wetboek (‘BW’) privatief bevoegd om de erfgenamen in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Dit betekent dat [gedaagde sub 2] als erfgenaam niet zelfstandig in rechte kan optreden, dat [gedaagde sub 2] niet zelfstandig verweer tegen de vordering van [eiseres] kan voeren en dat [gedaagde sub 2] geen reconventionele vorderingen kan instellen. De rechtbank zal [eiseres] daarom niet-ontvankelijk verklaren voor zover haar vordering is ingesteld tegen [gedaagde sub 2] en het verweer van [gedaagde sub 2] zal de rechtbank niet bij de beoordeling van de vordering van [eiseres] betrekken. Daarnaast zal [gedaagde sub 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn reconventionele vorderingen. Omdat [gedaagde sub 2] ten onrechte een uitgebreide conclusie van antwoord en van eis in reconventie (en vervolgens ook nog een akte eiswijziging) heeft ingediend en omdat [gedaagde sub 2] en [eiseres] broer en zus van elkaar zijn, zal hij de proceskosten die hij in verband hiermee heeft gemaakt zelf moeten dragen.
in conventie
4.3.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat de vorderingen tot aflossing van de hoofdsom en betaling van de rente die [eiseres] verschuldigd is op grond van de leningsovereenkomst zijn verjaard. [eiseres] stelt dat de hoofdsom in 2003 dan wel 2008 opeisbaar is geworden omdat zij vanaf 2003 dan wel 2008 is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de leningsovereenkomst. Vanaf 2003 heeft [eiseres] de verschuldigde rente niet meer betaald (wat zij op grond van artikel V onder 2 had moeten doen) en in 2008 heeft [eiseres] met de door haar ontvangen dividenduitkering niet op de hoofdsom afgelost (waartoe artikel V onder 3 haar verplichtte). Omdat de wettelijke verjaringstermijn vijf jaar na 2003 dan wel (in ieder geval) vijf jaar na 2008 is verstreken, zijn de genoemde vorderingen uit hoofde van de leningsovereenkomst volgens [eiseres] verjaard en kan van haar geen nakoming meer worden gevorderd. [eiseres] erkent dat erflater haar niet in gebreke heeft gesteld, iets wat de leningsovereenkomst wel voorschrijft. Maar omdat deze overeenkomst is gesloten tussen familieleden, was dat volgens [eiseres] niet nodig.
4.4.
De vereffenaar meent allereerst dat [eiseres] geen belang heeft bij haar vordering. Ook als de vorderingen zouden zijn verjaard, kan de schuld die zij aan de nalatenschap van erflater heeft op grond van artikel 4:228 BW namelijk (nog steeds) aan haar worden toegerekend. Maar de vorderingen zijn volgens de vereffenaar niet verjaard. Erflater heeft [eiseres] namelijk niet in gebreke gesteld, terwijl dit (voor wat betreft de hoofdsom) op grond van de leningsovereenkomst wel vereist is. Anders dan [eiseres] stelt, is de vordering tot terugbetaling van de hoofdsom in 2003 dus niet opeisbaar geworden en ook in 2008 niet. Er is toen dus geen verjaringstermijn gaan lopen.
4.5.
Gedurende deze procedure is vast komen te staan dat [eiseres] geen erfgenaam van erflater meer is. De nalatenschap van erflater zal daarom niet langer tussen [gedaagde sub 2] en haar hoeven te worden verdeeld. Dit betekent dat er ook geen toerekening als bedoeld in artikel 4:228 BW zal kunnen plaatsvinden. [eiseres] heeft dus wel degelijk belang bij haar vordering.
4.6.
De vordering zal echter maar voor een klein deel worden toegewezen; alleen voor zover het gaat om de verjaring van de vordering tot betaling van de rente. De vordering tot aflossing van de hoofdsom is namelijk niet verjaard. Tussen partijen is niet in geschil dat op de vordering uit de leningsovereenkomst de verjaringstermijn van vijf jaar als bedoeld in artikel 3:307 lid 1 BW van toepassing is. Deze verjaringstermijn gaat lopen vanaf de dag volgend op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. In artikel V onder 5 van de leningsovereenkomst is bepaald dat de hoofdsom direct opeisbaar is als sprake is van niet nakoming van de verplichtingen én [eiseres] niet binnen 8 dagen nadat zij in gebreke is gesteld alsnog haar verplichtingen is nagekomen. Omdat niet is gebleken dat erflater [eiseres] in 2003 of in 2008 in gebreke heeft gesteld, is de vordering in 2003 niet opeisbaar geworden, en ook niet in 2008. Omdat ook niet is gebleken dat deze ingebrekestelling later wél heeft plaatsgevonden, kan de rechtbank niet vaststellen dat de vordering op [eiseres] tot betaling van de hoofdsom is verjaard. Dat de leningsovereenkomst tussen familieleden is gesloten, maakt het voorgaande niet anders. [eiseres] en erflater hebben namelijk een overeenkomst gesloten met een (zeer) zakelijk karakter: zij verkreeg aandelen in de BV, een gedeelte van de koopprijs leende zij van erflater en op deze aandelen werd daarom ten behoeve van erflater een pandrecht gevestigd.
4.7.
Voor wat betreft de vordering tot betaling van de rente geldt het volgende. Artikel V onder 2 van de leningsovereenkomst bepaalt dat [eiseres] de rente over de hoofdsom jaarlijks achteraf moet betalen in december van het desbetreffende jaar. Dit betekent dat de jaarlijkse rente aan het einde van elk jaar opeisbaar is geworden (zodat de vordering wat betreft het eerste jaar opeisbaar werd op 31 december 1999) en de verjaringstermijn van vijf jaar op de dag daarna (1 januari 2000 dus) is aangevangen. De tweede rentebetaling is op 31 december 2000 opeisbaar geworden en de verjaringstermijn is op 1 januari 2001 begonnen, enzovoort. De vereffenaar heeft niet gesteld dat de verjaring van de jaarlijkse vorderingen is gestuit. Dit betekent dat het beroep op verjaring slaagt voor zover het betrekking heeft op de rentebetalingen tot vijf jaar voorafgaand aan het moment van de conclusie van antwoord op 12 januari 2022. De rechtbank zal voor recht verklaren dat de rentevorderingen die voor 12 januari 2017 opeisbaar zijn geworden, zijn verjaard.
Proceskosten
4.8.
Aangezien partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover deze is ingesteld tegen [gedaagde sub 2] ;
5.2.
verklaart voor recht dat de vorderingen tot aflossing van de achterstallige rente die voor 12 januari 2017 opeisbaar zijn geworden uit hoofde van tussen [eiseres] en erflater gesloten overeenkomst van geldlening, zoals in de notariële akte van 28 december 1999 vastgelegd, verjaard zijn;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen [eiseres] en de vereffenaar, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst de vorderingen voor het overige af;
in reconventie
5.5.
verklaart [gedaagde sub 2] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.