ECLI:NL:RBMNE:2023:5633
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in een bijstandszaak wegens ontbreken spoedeisend belang en evident onrechtmatig besluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een bijstandsuitkering had aangevraagd. Het primaire besluit van 11 oktober 2023, waarbij de aanvraag werd afgewezen, leidde tot het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De verzoeker, die bij zijn ouders woont, stelde dat hij geen inkomen meer heeft en dat hij schulden heeft, waardoor hij een spoedeisend belang zou hebben. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een acute financiële noodsituatie of een onomkeerbare situatie, zoals faillissement of uithuiszetting. De voorzieningenrechter concludeerde dat de financiële positie van de verzoeker niet dusdanig was dat er sprake was van spoedeisend belang. Daarnaast werd vastgesteld dat het primaire besluit niet evident onrechtmatig was, wat betekent dat er geen ernstige twijfels waren over de rechtmatigheid van het besluit zonder diepgaand onderzoek. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.