ECLI:NL:RBMNE:2023:5630

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 22/4588
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering en de beoordeling van de medische belastbaarheid van eiser

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering per 28 februari 2022. Eiser, die als pakketbezorger werkte, had zich op 15 december 2020 ziekgemeld na een auto-ongeval. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek concludeerde het Uwv dat eiser meer dan 65% van zijn oude loon kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Eiser maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit na een herbeoordeling. De rechtbank behandelde de zaak op 22 maart 2023 en heropende het onderzoek na het indienen van nieuw medisch advies door eiser. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit gebrekkig tot stand is gekomen, maar dat de beëindiging van de uitkering op zich terecht was. De rechtbank concludeert dat de medische belastbaarheid van eiser op de datum in geding voldoende is gemotiveerd, maar dat er een motiveringsgebrek is in de beoordeling van de FML. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de beëindiging van de uitkering blijft gelden. Eiser krijgt een vergoeding voor proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4588

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Akbaba),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv).
(gemachtigde: mr. S.N. Westmaas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (Ziektewetuitkering) vanaf 28 februari 2022.
1.1.
Eiser was als laatst werkzaam als pakketbezorger voor gemiddeld 27,50 uur per week. Hij heeft zich op 15 december 2020 ziekgemeld voor dit werk vanwege lichamelijke en psychische klachten na een auto-ongeval. Nadat zijn dienstverband als pakketbezorger was beëindigd op 1 augustus 2021 heeft het Uwv aan eiser een Ziektewetuitkering toegekend met ingang van 2 augustus 2021.
1.2.
In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) heeft een medisch en een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Een arts van het Uwv heeft eiser gezien op het spreekuur van 29 november 2021 en beoordeeld hoe de medische situatie van eiser is. De arts concludeerde dat eiser beperkingen heeft door ziekte maar dat hij ook mogelijkheden heeft. De arts heeft een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarin de aangenomen beperkingen zijn weergegeven. Daarna heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat eisers eigen oude werk als pakketbezorger niet geschikt is, maar dat er drie andere functies zijn die eiser nog zou kunnen doen. Het gaat om de functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) en lader, losser (SBC-code 111220). Daarnaast is als reservefunctie de functie van productiemedewerker metaal en elektro-industrie (SBC-code 111171) genoemd. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie geselecteerde functies nog 84,58% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Omdat dit meer is dan 65%, heeft het Uwv op 27 januari 2022 beslist dat eisers Ziektewetuitkering met ingang van 28 februari 2022 eindigt. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Naar aanleiding van het bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van dossierstudie geconcludeerd dat er vanuit medisch oogpunt geen aanleiding is de FML aan te passen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de geselecteerde functies passend zijn. Omdat eiser per 1 april 2020 minder was gaan werken, heeft hij het maatmaninkomen van eiser iets aangepast. De arbeidsdeskundige stelt dat eiser nog steeds meer dan 65% zou kunnen verdienen van het loon dat hij eerder verdiende, namelijk 83,92%.
1.4.
In het besluit van 26 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser was daarbij aanwezig, samen met zijn echtgenote, zijn gemachtigde en een tolk. Ook de gemachtigde van het Uwv was daarbij aanwezig. Op de zitting heeft eiser aangegeven binnen twee weken een medisch advies te verwachten, dat mogelijk van invloed is op deze zaak. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op de zitting.
1.6.
Eiser heeft op 24 april 2023 een medisch advies ingediend, van dezelfde datum. De rechtbank heeft naar aanleiding van dit nieuwe stuk besloten het onderzoek te heropenen en heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Het Uwv heeft op 1 juni 2023 een reactie ingediend. Geen van de partijen heeft aangegeven op een tweede zitting te willen worden gehoord. Wel heeft eiser verzocht om nog stukken in te dienen en een schriftelijke ronde te houden. Omdat al een schriftelijke ronde na de zitting heeft plaatsgevonden en de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te sluiten.

Waar gaat het om?

2. Eiser heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij zich, vanuit de situatie dat hij een uitkering kreeg op grond van de Werkloosheidswet, inmiddels opnieuw heeft ziekgemeld en naar aanleiding van zijn ziekmelding vanaf november 2022 een Ziektewetuitkering heeft gekregen. In deze zaak gaat het om de periode waarin eiser geen Ziektewetuitkering heeft gekregen, van 28 februari 2022 tot november 2022. Eiser is het niet eens met de conclusie van het Uwv dat hij geen recht heeft op een Ziektewetuitkering vanaf 28 februari 2022.
2.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW behoudt een betrokkene na 52 weken van ongeschiktheid tot werken zijn Ziektewetuitkering, als hij als gevolg van ziekte minder kan verdienen dan 65% van zijn laatst verdiende loon (maatmaninkomen). Dit percentage wordt berekend door het maatmaninkomen te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies.
2.2.
Volgens het Uwv kan eiser per 28 februari 2022 meer dan 65% verdienen van het loon dat hij verdiende als pakketbezorger en bestaat er daarom geen recht meer op een Ziektewetuitkering. Wel heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar aanleiding van het beroep van eiser geconcludeerd dat de functie Samensteller kunststof en rubberproducten de belastbaarheid van eiser overschrijdt. Daarom heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in plaats van deze functie, de functie van productiemedewerker metaal en elektro-industrie geselecteerd (SBC-code 111171), die eiser volgens hem zou kunnen doen. Eiser kan daardoor nog steeds meer dan 65% verdienen van het loon dat hij eerder verdiende, namelijk 65,6%.
2.3.
De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht de Ziektewetuitkering heeft beëindigd, omdat eiser meer dan 65% van zijn oude loon zou kunnen verdienen. Daarbij is de medische toestand van eiser van belang op 28 februari 2022, de datum waarop zijn Ziektewetuitkering is beëindigd. Dat is de datum in geding.
2.4.
Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan eiser om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een medicus noodzakelijk.

De beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit gebrekkig tot stand is gekomen, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de Ziektewetuitkering. Het Uwv heeft namelijk terecht beslist dat eisers Ziektewetuitkering per 28 februari 2022 wordt beëindigd. Hierna legt de rechtbank haar oordeel uit.
Medische grondslag van het bestreden besluit
4. Eiser stelt dat het medisch oordeel niet juist is. Op de zitting heeft hij toegelicht dat met name onvoldoende rekening is gehouden met de trekken in mond en hals en de conversie gerelateerde klachten. De psychische en fysieke klachten houden elkaar in stand en volgens hem moeten er meer beperkingen voor de klachten worden aangenomen. Hij heeft, om zijn standpunt te onderbouwen, informatie overgelegd van i-psy van 30 juni 2021, 28 december 2021 en 10 oktober 2022 en van zijn fysiotherapeut van 19 februari 2021, 19 april 2021, 16 juni 2021 en 31 januari 2021. Daarnaast zijn er volgens eiser tegenstrijdigheden tussen de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de beperkingen die in de FML zijn opgenomen. Volgens de verzekeringsarts zou eiser ontzien moeten worden qua sterke stress, tempobelasting en piekbelasting/deadlines, terwijl er in de FML zonder enige onderbouwing wordt aangegeven dat een hoog handelingstempo wel mogelijk is bij eenvoudige taken. Daarnaast voert eiser aan dat in de FML ten onrechte niet is opgenomen dat hij niet kan werken met (gevaarlijke) machines.
4.1.
De door eiser aangevoerde gronden en overgelegde stukken vormen voor de rechtbank geen reden voor het oordeel dat de medische beoordeling niet juist is. De rechtbank begrijpt op basis van het beroepschrift dat eiser met de conversie gerelateerde klachten bedoelt de pijnklachten in het rechter been, de rug en nek, krampen, angst- en panieklichten, slaapproblematiek, herbeleving en stemmingsklachten, waar de fysiotherapeut volgens eiser in zijn eindrapport van 16 juni 2021 op wijst. Uit de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep komt naar voren dat zij lichamelijke en psychische klachten onderkent en uitgaat van een angst- en somatisatiestoornis. In de FML hebben de (verzekerings-)artsen van het Uwv arbeidsbeperkingen wat betreft persoonlijk- en sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden opgenomen. De rechtbank constateert dat het eindrapport van de fysiotherapeut van 16 juni 2021 waarin wordt gesproken over conversie gerelateerde klachten al bekend was bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn heroverweging in de bezwaarfase. Dat geldt ook voor de informatie van i-psy van 30 juni 2021. Beide worden genoemd in het rapport van 6 juli 2022. De rechtbank vindt dat het Uwv met de rapporten van de verzekeringsartsen bezwaar en beroep van 6 juli 2021 en 22 december 2022 deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen verdergaande beperkingen aan de orde zijn. In reactie op de beroepsgronden wordt door verzekeringsarts bezwaar en beroep nader gerapporteerd op 22 december 2022, waarbij de door eiser ingebrachte medische informatie is betrokken. In de rapporten leggen de verzekeringsartsen bezwaar en beroep uit dat eiser is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. In laatstgenoemd rapport betrekt de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarbij dat dit ook werk betreft met verwondings- of ongevalsrisico, waar werken met gevaarlijke niet afgeschermde machines ook onder valt. Dat kan de rechtbank volgen. De rechtbank ziet in de FML terug dat eiser is beperkt voor werk zonder verhoogd persoonlijk risico, namelijk voor werken in omstandigheden met verwondings- of ongevalsrisico. Er is dan ook rekening mee gehouden dat eiser niet met gevaarlijk machines kan werken. Dat eiser helemaal niet met machines zou kunnen werken, is niet gebleken. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop gewezen dat het merendeel van de stukken die eiser in beroep heeft overgelegd dateert van voor 28 februari 2022, de datum in geding, maar dat de stukken wel inzicht geven in het therapiebeleid en de -resultaten in het afgelopen jaar (de rechtbank begrijpt 2022). De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat met de aangenomen beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren in voldoende mate rekening is gehouden met de psychosociale problematiek van eiser. Daarbij betrekt zij dat gelet op alle beschikbare medische informatie, met name die van i-psy, blijkt dat ten tijde van het afsluiten van het dossier de klachten gedeeltelijk in remissie waren, maar psychosociale stressoren het verder herstel in de weg staan. Dat kan de rechtbank volgen.
4.2.
Het medisch advies van 24 april 2023 dat eiser na de zitting heeft overgelegd geeft de rechtbank ook geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling. In het rapport van 31 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit rapport gereageerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat ook op basis van het medisch advies duidelijk is dat over de door eiser ervaren fysieke klachten niet anders kan worden geconcludeerd dan dat deze niet zijn te verklaren vanuit ernstige onderliggende fysieke aandoeningen. Het is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zeer aannemelijk dat de klachten lichamelijk onverklaarbaar (somatisatie) zijn. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er daarom geen aanleiding om de beperkingen voor de fysieke belastbaarheid aan te passen. Dat kan de rechtbank volgen. Ten aanzien van de door eiser psychisch ervaren klachten motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat op basis van alle beschikbare medische informatie duidelijk is dat eiser een angststoornis en somatisatiestoornis heeft. De rechtbank begrijpt daarmee dat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de diagnoses uit het medisch advies passen bij het beeld van de andere overgelegde medische informatie en de eerdere conclusie in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 juli 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er verder op dat door de medisch adviseur wordt gesproken over PTSS. Dat kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelet op de beschikbare medische informatie rond of op de datum in geding niet worden gesteld. Als in retroperspectief kan worden gesteld dat op de datum in geding wel sprake was van PTSS, dan kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet worden gesteld dat de symptomatologie zo ernstig was dat deze leiden tot forse beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. Daarom bestaat geen aanleiding tot het aannemen van verdergaande beperkingen dan de beperkingen die nu, rekening houdend met een angststoornis, zijn aangenomen. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende duidelijk heeft toegelicht waarom het medisch advies van eiser niet tot een andere conclusie ten aanzien van de belastbaarheid leidt. Daarbij betrekt de rechtbank dat dit advies, zoals ook op de zitting is besproken, is opgesteld in het kader van de letselschadeprocedure die eiser op dit moment voert. Dat is iets anders dan de beoordeling van iemands arbeidsongeschiktheid. Verder ziet dit rapport niet specifiek op de datum in geding.
4.3.
De rechtbank is het wel met eiser eens dat in de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 6 juli 2022 niet duidelijk heeft gemotiveerd waarom eiser bij eenvoudige taken of eenvoudig routinematig werk wel een hoog handelingstempo respectievelijk deadlines of productiepieken aankan. Die beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd. [1] De rechtbank zal uitleggen waarom zij dat vindt.
4.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 6 juli 2022 toegelicht dat de psychische beperkingen voor voorspelbaar werk, zonder storingen en zonder deadlines passend zijn vanwege de angststoornis van eiser. Wel kan eiser volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep routinematig werk aan zonder hoog handelingstempo. Uit die toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep maakt de rechtbank op dat hij vindt dat eiser geen hoog handelingstempo of deadlines aankan, ook niet als dat zich beperkt tot eenvoudig of routinematig werk, maar dat correspondeert niet met de FML waarin staat vermeld dat eiser wél een hoog handelingstempo aankan bij eenvoudige taken en bij eenvoudig productiematig of routinematig werk wél deadlines en productiepieken kan hanteren.
4.5.
In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 december 2022 dat in beroep is overgelegd wordt dit wel gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat, ondanks de psychische problematiek, het dagverhaal zoals dat door de primaire arts is aangegeven ten tijde van het spreekuurcontact van 29 november 2021, ervan getuigt dat sprake is van een redelijk activiteitenniveau van eiser. Medisch gezien is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden waarom eiser niet een hoog handelingstempo of deadlines en productiepieken aan zou kunnen bij eenvoudige (routinematige) taken. Met deze uitleg vindt de rechtbank duidelijk gemotiveerd waarom eiser op deze punten belastbaar is volgens de FML.
Conclusie over de medische beoordeling
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiser op de datum in geding in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Het beroep van eiser geeft geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML. Wat betreft de belastbaarheid van eiser ten aanzien van het werken met een hoog handelingstempo of deadlines, is de verzekeringsarts bezwaar en beroep pas in beroep met een goede toelichting gekomen. De rechtbank ziet in de gebrekkige motivering in de bezwaarfase aanleiding om het beroep gegrond te verklaren en de beslissing op bezwaar te vernietigingen. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in beroep alsnog met een deugdelijke motivering is gekomen, en de rechtbank de medische beoordeling kan volgen, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat kan, omdat de rechtbank ook van oordeel is dat de andere -arbeidskundige gronden- die eiser heeft aangevoerd niet slagen. Dat legt de rechtbank hierna uit.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
5. Eiser heeft aangevoerd dat de functie van productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) niet geschikt is. In deze functie is namelijk sprake van werk onder leiding van een groepsleider, waarbij hij samen met een groep verantwoordelijk is voor het behalen van de weekproductie. Daarmee is sprake van een productiedoel en van deadlines. Bovendien wordt de functie gekenmerkt door complexe handelingen (hoge complexiteit). Volgens eiser staan de vereisten haaks op de belastbaarheid zoals blijkt uit de FML, namelijk dat deadlines en productiepieken enkel mogelijk zijn bij eenvoudig productiematig/routinematig werk. Bovendien geeft eiser aan de in de functie benodigde talen onvoldoende te beheersen. Hij spreekt matig Nederlands en geen Engels. Verder moet in deze functie verplicht ESD-handschoenen worden gedragen, waardoor het niet meer mogelijk is om brandwerende handschoenen te werken terwijl bij het werken met een soldeerapparaat een risico bestaat op brandverwondingen. Ook daarom is de functie niet geschikt. De functie van productiemedewerker metaal en elektro-industrie is volgens eiser niet geschikt omdat daarin gewerkt wordt met een weefgetouw. Een weefgetouw is volgens eiser een gevaarlijke machine, terwijl eiser is beperkt voor het werk met gevaarlijke machines.
5.1.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 9 januari 2023 en de resultaat functiebeoordeling uitgelegd waarom de functies van productiemedewerker metaal en elektro-industrie en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) geschikt zijn voor eiser. De geschiktheid van de functies is door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 2 augustus 2022 bevestigd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. In het aanvullende rapport van 9 januari 2023 heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar aanleiding van de beroepsgronden van eiser nader toegelicht waarom de functies passend zijn.
5.2.
De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundigen voldoende hebben toegelicht waarom de geselecteerde functies passend zijn. Voor wat betreft de taalbeheersing in de functie van productiemedewerker industrie heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat in de functie niet meer wordt vereist dan voltooid basisonderwijs en het volgen van een interne opleiding van vier dagen in het Engels. Het gaat daarbij om Engelse vaktaal dan wel terminologie, zoals die op de werkvloer voorkomt. Het is daarbij niet van belang en er wordt niet geëist dat de Engelse taal op een bepaald niveau wordt beheerst. Het gaat erom dat de persoon de bekwaamheden bezit - zoals begrijpen, praten, lezen en schrijven op basisschoolniveau. Het is bovendien een cursus die wordt gevolgd nadat er op de werkvloer werkervaring is opgebouwd, waardoor de Engelse vakterminologie al niet meer onbekend is. Volgens de arbeidsdeskundige bezit eiser deze bekwaamheden, omdat hij de basisschool volledig heeft afgerond, voortgezet onderwijs heeft gevolgd en daarna nog 2 jaar universiteit onderwijs heeft (niet afgerond) gevolgd (de rechtbank begrijpt uit de notitie functiebelasting van 24 januari 2022 dat de opleidingen in Turkije zijn gevolgd). Daarnaast heeft eiser volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in Nederland vanaf 2012 werkervaring opgebouwd en daarmee aangetoond werkinstructies te kunnen begrijpen, aanleren en eigen te maken. De rechtbank kan de motivering volgen en in combinatie met de toelichting van de arbeidskundig analist dat tijdens de opleiding afwisselend in het Nederlands en Engels, naar de behoefte van de cursist, uitleg wordt gegeven, ziet de rechtbank niet in waarom eiser niet in staat zou zijn de cursus te volbrengen. Daar betrekt de rechtbank ook bij dat eiser zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd.
5.3.
Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wat betreft het item ‘werk met veelvuldige deadlines en productiepieken’ toegelicht dat van deadlines en productiepieken wordt gesproken bij frequent optreden van stringente oplevertijdstippen (deadlines) of verhoogde productie-eisen (productiepieken) bij het uitvoeren van de functie waarvoor tijdelijk een beduidend intensievere inzet gevraagd wordt dan normaal gebruikelijk is in gangbare arbeid. Daarvan is hier geen sprake. De rechtbank kan deze toelichting volgen en het is ook niet betwist door eiser. Dat maakt ook dat eisers standpunt dat sprake is van complexe handelingen bij de rechtbank niet leidt tot twijfel over de geschiktheid van de functie wat betreft het item belastbaarheid voor werken met deadlines en productiepieken in niet-eenvoudig werk, nu op basis van de toelichting van de arbeidsdeskundige bij deze functie geen sprake is van deadlines of productiepieken. Daar voegt de rechtbank nog aan toe dat door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is gerapporteerd dat sprake is van relatief eenvoudig productiewerk.
5.4.
Wat betreft de grond van eiser dat in de functie tijdens het werken met een soldeerapparaat ESD-handschoenen moeten worden gedragen, heeft het Uwv op de zitting bevestigd dat met ESD-handschoenen wordt gewerkt. Toch is de functie wel geschikt, omdat geen sprake is van werk met een verhoogd persoonlijk risico. De soldeerbout is geen gevaarlijke machine. Dat kan de rechtbank, ook gelet op de motivering in het rapport van 2 augustus 2022 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. In laatstgenoemd rapport beschrijft de arbeidsdeskundige dat de gebruiker werkt met een soldeerbout die zo groot is als een pen, die automatisch uitgaat als hij in de houder wordt geplaatst en bij het werken met een soldeerbout slechts geringe en geen onherstelbare schade kan ontstaan. De soldeerbout kan de persoon bovendien zelf aan- en uitzetten en de warme punt van de bout wordt afgeschermd met een beschermkap. Daarmee is voldoende gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiser wat betreft werken met verwondings- of ongevalsrisico niet wordt overschreden.
5.5.
Wat betreft eisers grond dat de functie productie metaal en elektro-industrie niet geschikt is omdat daarin voor het werk met weefgetouw gevaarlijke machines worden gebruikt, stelt de rechtbank voorop dat de verzekeringsartsen bezwaar en beroep eiser niet in het algemeen beperkt hebben geacht voor het werken met machines. Eiser is alleen beperkt voor werk dat een verhoogd persoonlijk risico oplevert. Eiser wijst erop dat in de NEN-normen de gevaren en risico’s worden omschreven. Daaruit blijkt dat voor het werk met weefgetouw een kleine kans op matig tot ernstig letsel bestaat, vooral als de machine per ongeluk of onbedoeld wordt ingeschakeld en bij het repareren van een draadbreuk. Maar de rechtbank is het niet met eiser eens dat dat betekent dat er wordt gewerkt met machines met een verhoogd persoonlijk risico. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 9 januari 2023 weliswaar bevestigd dat sprake is van een kleine kans op matig tot ernstig risico, maar zij heeft ook toegelicht dat dit voor iedereen geldt omdat de machine per ongeluk of onbedoeld ingeschakeld zou kunnen worden. Het gaat dus niet om een verhoogd persoonlijk risico vanwege functionele beperkingen. Daar komt nog eens bij dat het item ‘persoonlijk risico’ niet valt onder de kenmerkende belasting in deze functie.
5.6.
De rechtbank constateert dat eiser tegen de functie van medewerker intern transport, die de arbeidsdeskundige bezwaar in beroep in plaats van de functie samensteller kunststof en rubberproducten heeft geselecteerd, geen gronden heeft gericht. Hij heeft ook op de zitting niet de geschiktheid van de functie betwist. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat deze functie in medisch opzicht passend is voor eiser.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht en zoals zij onder 4.4. heeft overwogen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet Uwv het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 26 augustus 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.