ECLI:NL:RBMNE:2023:5625
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Utrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 23 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 220.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, wat geldt voor het belastingjaar 2022. Eiser, eigenaar van een appartement uit 1965, was het niet eens met deze waarde en stelde dat deze te hoog was, met een maximum waarde van € 202.000,-. De heffingsambtenaar handhaafde de waarde na een bezwaarprocedure, waarop eiser in beroep ging.
Tijdens de online zitting op 31 juli 2023 werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde, onderbouwd met een taxatiematrix waarin de woning van eiser werd vergeleken met drie referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoningen, die recentelijk waren verkocht, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser en dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld.
Eiser voerde verschillende gronden aan tegen de vastgestelde waarde, waaronder de onbruikbaarheid van een referentiewoning en de ligging van zijn woning boven een winkelcentrum. De rechtbank verwierp deze argumenten, onder andere omdat de beroepsgronden te laat waren ingediend en omdat de heffingsambtenaar al rekening had gehouden met de ligging en kwaliteit van de referentiewoningen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.