ECLI:NL:RBMNE:2023:5623

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
16/172284-22 en 13/062641-22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en verkeersmisdrijven met gevangenisstraf en ontzegging rijbevoegdheid

Op 27 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en verschillende verkeersmisdrijven. De verdachte heeft op 9 juli 2022 in Almere met een mes in de nek en de wang van het slachtoffer gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer en noodweerexces van de verdachte niet kon slagen, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke aanranding. De verdachte werd ook beschuldigd van het verlaten van de plaats van een ongeval en het weigeren van medewerking aan een bloedonderzoek. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan poging tot zware mishandeling en meerdere verkeersmisdrijven, en legde een gevangenisstraf op van 427 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Daarnaast werd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, gezien de psychische toestand van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte door haar psychische stoornis, maar vond de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaarwegend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/172284-22 en 13/062641-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
parketnummer: 16/172284-22
op 9 juli 2022 in Almere [slachtoffer] met een mes in de (linker)wang en/of nek heeft gestoken en/of gesneden;
hetgeen ten laste is gelegd als:primair: poging doodslag;subsidiair: zware mishandeling;meer subsidiair: poging tot zware mishandeling;meest subsidiair: mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
parketnummer: 13/062641-22
1
op 1 januari 2022 in Almere, nadat de (hulp)officier van justitie of een aangewezen ambtenaar van de politie haar had bevolen mee te werken aan een bloedonderzoek, geen medewerking heeft verleend;2
op 1 januari 2022 op de rijksweg A10 in Amsterdam de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan [aangever] letsel en/of schade was toegebracht;
3
primair: op 1 januari 2022 op verschillende (rijks)wegen in Amsterdam, Diemen en/of Almere als bestuurder van een personenauto (onder invloed van alcohol), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door welke gedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
subsidiair: op 1 januari 2022 op verschillende (rijks)wegen in Amsterdam, Diemen en/of Almere, als bestuurder van een personenauto (onder invloed van alcohol), gevaar en/of hinder heeft veroorzaakt of heeft kunnen veroorzaken.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/172284-22 en 13/062641-22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als feit 1 en de feiten 2 tot en met 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag en zware mishandeling. De officier van justitie acht de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend te bewijzen. Ook acht de officier van justitie het onder 2, 3 en 4 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft eveneens verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van een bewezenverklaring van de onder 1 meest subsidiaire ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot een bewezenverklaring van het onder 4 primair tenlastegelegde eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van het onderdeel ‘onder invloed van alcohol’. Van dit onderdeel van de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat door de politie niet objectief is vastgesteld dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het procesdossier geen concrete feiten en omstandigheden bevat op basis waarvan kan worden gezegd dat het vermoeden bestond dat verdachte onder invloed was van één of meer middelen, bedoeld in artikel 8 lid 1 of 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW94). Gelet op het voorgaande had er een ademanalyse moeten plaatsvinden en bestond er geen reden om over te gaan op een bloedonderzoek. Dit levert volgens de raadsvrouw een onherstelbaar vormverzuim op, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Voor feit 3 geldt dat het procesdossier onvoldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen nu de aangifte geen steun vindt in andere bewijsmiddelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak poging tot doodslag en zware mishandeling
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag en zware mishandeling te komen, zodat verdachte van deze ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1] feit 1 meer subsidiair (poging tot zware mishandeling)
1. Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 9 juli 2022 met bijbehorende fotobijlage volgt dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben verklaard:
Op 9 juli 2022 omstreeks 01:25 uur zagen wij in de Krakelingtunnel een man lopen richting het ziekenhuis. Wij zagen dat de man volledig onder het bloed zat. Wij zagen dat de zwarte jas roodgekleurd was en dat de donkergrijze broek ook volledig onder het bloed zat. Wij zagen dat het bloed vanaf het lichaam van het slachtoffer op de grond druppelde. Wij zagen dat het slachtoffer een snede op zijn linkerwang had, ter hoogte van zijn jukbeen. De snede was circa 10 centimeter breed en zat tussen zijn neus en oor. Wij zagen dat het slachtoffer hevig aan het bloeden was en controleerden de rest van het lichaam op andere verwordingen/steekwonden. In de nek zagen wij twee steekwonden van circa 5 centimeter breed. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , maakte meerdere foto’s van het slachtoffer in de staat waarin wij hem aantroffen.
Slachtoffer
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen] . [2]
2) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 9 juli 2022 volgt dat verbalisant [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Een eerdere melding deze avond op het adres [adres] te [woonplaats] alwaar een ruzie tussen twee personen gaande was. Dit zou een melding zijn die op genoemde datum te 00:31 uur was aangenomen. In deze melding stond dat er een conflict was tussen twee personen zijnde een man en een vrouw, dat de melder glasgerinkel had gehoord, dat man zijn weg was vervolgd en de vrouw de woning [adres] in was gegaan en dat de politie niet meer nodig was [3] .
3) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 9 juli 2022 volgt dat verbalisant [verbalisant 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 9 juli deed ik onderzoek naar de camerabeelden van buslijn [buslijn] te Almere van busmaatschappij Keolis. Tussen omstreeks 01.05 en 01.15 uur zou een mannelijk slachtoffer van een steekincident op de lijnbus [buslijn] hebben gezeten. Het slachtoffer zou [slachtoffer] , geboren op [1982] , zijn. De man zou ingestapt zijn bij de bushalte [naam] en zou bij bushalte Bottelaarspassage uitgestapt zijn, beide in Almere.
01.06.19
uur: ik zag een donker gekleurd persoon, kort kapsel, met donker gekleurde gewatteerde jas, korte broek, grijze sokken met slippers en een Aldi tas op 9 juli 2022 om 01:06:18 uur instappen. Ik las dat dit signalement overeenkwam met het proces-verbaal van bevindingen
PL0900-2022199022-3.
01.06.27
uur: ik zag een roodachtige substantie op de linkerwang van de persoon.
01.06.29
uur: ik zag een roodachtige substantie op de nek van de persoon.
01.12.23
uur: ik zag dat de man om 01:12:23 uur opstond. Ik zag een rode substantie op de nek en de rug van de jas. [4]
4) Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 13 oktober 2023 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
[slachtoffer] was op 9 juli 2022 bij mij in mijn woning in [woonplaats] . We kregen ruzie. Hij ging naar buiten via de achterdeur. Ik heb de poort dicht gedaan. Ik ben via de voordeur naar buiten gegaan. Hij stond op straat te schreeuwen. Ik heb geprobeerd hem te bedaren tussen geparkeerde auto’s. Ik had het mes achter me. Ik heb [slachtoffer] éénmaal in zijn linkerwang gesneden met het mes.
Bewijsoverwegingen feit 1 meer subsidiair (poging tot zware mishandeling)
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat 1) verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] in de nacht van 9 juli 2022 zich samen op straat bij de woning van verdachte in [woonplaats] bevonden, 2) er op enig moment een conflict is ontstaan tussen [slachtoffer] en verdachte, 3) verdachte [slachtoffer] op straat met een mes in zijn linkerwang heeft gesneden en 4) [slachtoffer] in diezelfde nacht door de politie op straat in Almere is aangetroffen, waarbij hij een snee in zijn linkerwang en twee steekwonden in zijn nek had.
Oorzaak steekwonden in de nek
Nu verdachte ontkent de twee steekwonden in de nek van [slachtoffer] te hebben toegebracht, ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte dit eveneens heeft gedaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van de politie, waarin de camerabeelden zijn omschreven waarop [slachtoffer] in de bus te zien is, blijkt dat hij in de nacht van 9 juli 2022 kort na het incident bij de woning van verdachte bij station [naam] in de bus is gestapt. Op dat moment was bij [slachtoffer] , naast een roodachtige substantie op de linkerwang, reeds een roodachtige substantie in zijn nek zichtbaar. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte kort na het incident bij de woning van verdachte, waarbij [slachtoffer] door verdachte met een mes in zijn wang is gesneden, reeds verwondingen had aan zijn nek. De rechtbank vindt het dan ook niet aannemelijk dat [slachtoffer] tussen het moment waarop hij bij de woning van verdachte is vertrokken en het moment dat hij in de bus is gestapt nogmaals betrokken is geweest bij een steekincident. Ook anderszins biedt het procesdossier daarvoor geen aanknopingspunten. De rechtbank heeft dan ook de overtuiging dat verdachte eveneens degene is geweest die met een mes in de nek van [slachtoffer] heeft gestoken.
Bewezenverklaring subsidiair (poging tot zware mishandeling)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte het slachtoffer met een mes in de (linker)wang heeft gesneden en in de nek heeft gestoken, met een snijverwondingen van circa 10 centimeter breed en twee steekwonden van circa 5 centimeter breed tot gevolg. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de nek zeer kwetsbare delen van het menselijk lichaam zijn en dat het snijden en steken met een mes in het lichaam tot ernstig letsel kan leiden. Door het toegepaste geweld was er een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Bovendien is het snijden en steken met een mes in de wang en de nek van [slachtoffer] naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.
Bewijsmiddelen [5] feiten 2 tot en met 4 primair
1. [aangever] heeft op 2 januari 2022 aangifte gedaan van verlaten plaats ongeval. Uit het
proces-verbaal aangiftevolgt dat aangever onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Plaats delict: A10 Amsterdam
Op 1 januari 2022 omstreeks 23:28 uur reed ik in mijn auto met kenteken [kenteken] over de rijksweg A10. Ter hoogte van de Jan van Galenstraat reed ik op de meest linkerrijstrook. Aldaar zagen wij een rode Citroen Saxo vanaf rechts in onze richting verplaatsten. Ik reed helemaal links en kon niet verder naar links uitwijken en/of nog remmen om een aanrijding te voorkomen.
Wij zagen dat het voertuig met zijn linkerzijkant tegen onze rechterzijde aan reed. Wij zagen dat de bestuurder van die Citroen Saxo met haar hoofd tegen de zijruit aan lag. De bestuurder, welke alleen in het voertuig zat, lag met haar hoofd schuin op haar linkerschouder tegen de zijruit van het bestuurdersportier aan. Ik heb nog meerdere malen getoeterd, maar daar reageerde diegene niet op. Mijn vriend [A] is met de flitser/licht van zijn telefoon gaan schijnen in de richting van de bestuurder van de Citroen Saxo en ik bleef met mijn claxon toeteren. Opeens zagen wij haar wakker schrikken, wij zagen dat haar hoofd omhoogging en ze keek ons heel erg verschrikt, recht in onze ogen aan. Wij zagen dat zij hierop haar middelvinger naar ons op stak. Terwijl wij achter het voertuig reden zagen wij dat het een Citroen Saxo betrof met kenteken [kenteken] . Wij zagen dat de rode Citroen Saxo slingerde van links naar rechts over alle drie de aanwezige rijstroken. Hierop hebben wij het alarmnummer 112 gebeld. Wij zijn achter het voertuig aan blijven rijden en hebben telefonisch aan een medewerker van de politie onze positie doorgegeven. Wij zagen dat het voertuig continu bleef slingeren over de drie aanwezige rijstroken van links naar rechts en bij de splitsing van snelwegen bleef ze slingeren. Op het allerlaatste moment zagen wij dat ze de verbindingsbocht nam richting de rijksweg A10 Zuid. In deze bocht zagen wij dat ze ontzettend slingerde van links naar rechts en wij zagen dat ze ook over de vluchtstrook reed en aldaar bijna de geleiderail raakte. Wij zagen dat de rijksweg A10 Zuid heel breed was, minimaal 5 rijstroken. Wij zagen dat de rode Citroen Saxo over meerdere rijstroken van links naar rechts slingerde en ik ben achter haar blijven rijden met mijn alarmverlichting aan om achteropkomend verkeer te waarschuwen, om een eventuele aanrijding te voorkomen met een ander voertuig. Wij zagen op de rijksweg A10 Oost dat de Citroen Saxo over de gehele rijbaan van links naar rechts reed en hierbij alle rijstroken gebruikte. Op de rijksweg Al zagen wij dat de Citroen Saxo de geleiderail aan de rechterzijde raakte en hierbij een wieldop van het voertuig vloog. Op de rijksweg Al nabij Diemen zagen wij een politieauto voor het voertuig komen te rijden en gaf de Citroen Saxo een volgteken. Wij zagen dat de Citroen Saxo op haar rem trapte en stil ging staan midden op de rijbaan van de snelweg. Wij zagen dat de Citroen Saxo gewoon stil bleef staan, waarop wij zagen dat de Citroen Saxo om de politieauto heen reed en gewoon haar weg vervolgde op de rijksweg A1. Ik zag dat de politieauto met blauwe zwaailichten en sirenes bij de rode Citroen Saxo bleef rijden. Hierop zijn wij achter hen aangereden totdat ze het voertuig uiteindelijk tot stilstand hadden gekregen in Almere. Hier ben ik ook gestopt en uitgestapt en zag ik de schade aan mij rechterzijkant van het voertuig. Ik heb mij kenbaar gemaakt bij de aanwezige politie en dat ik schade heb door een aanrijding op de rijksweg A10 door dit voertuig en dat zij niet stopte.
De aangever verstrekte over het beschadigde de volgende aanvullende informatie:
Voertuig: Personenauto
Merk/type: Audi Sq5. [6]
2) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 2 januari 2022 volgt dat de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben verklaard:
Op 1 januari 2022 omstreeks 23:30 uur kregen wij de melding te gaan naar de Rijksweg A10 in Amsterdam alwaar een automobiliste meerdere rijstroken nodig had en volgens de getuige meermalen in slaap was gevallen. De automobiliste zou rijden in een roodkleurige personenauto van het merk Citroën, type Saxo, en voorzien van het kenteken [kenteken] . Omstreeks 23:40 uur zagen wij dat de melder achter het betrokken voertuig reed. Wij zagen dat de bestuurster van het betrokken voertuig van rijstrook 2 via rijstrook 3 en 4 naar de vluchtstrook slingerde en ongeveer 50 kilometer per uur reed. Op deze locatie is de maximumsnelheid 100 kilometer per uur.
Wij zagen dat er diverse andere voertuigen reden en dat zij uit moesten wijken vanwege het grote snelheidsverschil tussen het betrokken voertuig en het overige verkeer. Om de bestuurster een volgteken te kunnen geven hebben we het voertuig vervolgens ingehaald en via het tekstbord aan de achterzijde van ons voertuig een volgteken gegeven middels de rood verlichte letters POLITIE VOLGEN. Wij zagen dat de bestuurster zeer fors afremde en haar voertuig nagenoeg tot stilstand bracht. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 6] , de blauwe attentieverlichting ingeschakeld. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb na enkele ogenblikken besloten om achteruit te rijden en zo het stilstaande voertuig van de verdachte te beschermen tegen achteropkomend verkeer. Op het moment dat ik achteruit reed zag ik dat de verdachte weer optrok en verder reed over de Rijksweg A1. Wij zijn vervolgens achter de verdachte aangereden en hebben de verdachte middels het in spiegelschrift en met rode brandende letters tekstbord STOP POLITIE een stopteken gegeven. De verdachte reageerde hier niet op en bleef ongeveer 50 kilometer per uur rijden. Hierbij slingerde zij van rijstrook 1 naar rijstrook 5 en vice versa. Om het overige verkeer te attenderen op deze gevaarlijke situatie hebben wij het verkeer achter ons middels de tekst op het tekstbord niet inhalen gewaarschuwd. Op de rijksweg A6 reed de verdachte nog steeds slingerend vanaf rijstrook 1 naar rijstrook 4. Na enkele kilometers zagen wij dat de verdachte voorsorteerde om de paralelrijbaan op te rijden. Hierbij haalde zij een op rijstrook 3 rijdende personenauto via rijstrook 4 in en slingerde hierbij dermate dat er bijna een aanrijding ontstond tussen beide voertuigen. Vervolgens vervolgde de verdachte haar weg richting de Hogering te Almere. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , probeerde om de verdachte links in te halen. Op het moment dat de voorzijde van ons dienstvoertuig het voertuig van de verdachte naderde zag ik dat de verdachte met een ferme ruk aan het stuur haar auto naar links stuurde. Door fors af te remmen kon ik een aanrijding voorkomen. Vervolgens probeerde ik de verdachte aan de rechterzijde te passeren. Op het moment dat de voorzijde van ons dienstvoertuig de achterzijde van het voertuig van de verdachte naderde zag ik dat de verdachte wederom met een forse ruk aan het stuur haar voertuig naar rechts stuurde en mij zo het inhalen onmogelijk maakte. Hierop heb ik een snelle rem en stuurbeweging gemaakt, waarna ik de verdachte via de linkerzijde kon passeren. Hierdoor kwamen wij voor de verdachte te rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb vervolgens zacht afgeremd. Ik zag dat de verdachte geen snelheid minderde en de achterzijde van ons dienstvoertuig snel naderde. Hierop heb ik mijn rem losgelaten en op dat voelde ik dat het voertuig van de verdachte contact maakte met de achterzijde van ons dienstvoertuig. Om te voorkomen dat de verdachte nogmaals hard op de achterzijde van ons dienstvoertuig zou botsen heb ik de remming ingezet en beide voertuigen tot stilstand gebracht. Hierop zijn wij uitgestapt en heb ik, verbalisant [verbalisant 5] , de verdachte aan de bestuurderszijde van het voertuig benaderd. Ik zag dat de vrouw een zeer lome indruk maakte en dat het leek alsof zij geen idee had wat er om haar heen gebeurde. Hierop heb ik een klap op de ruit gegeven en gezegd dat zij de motor moest uitschakelen. Ik zag dat de vrouw niet reageerde en dat zij verdwaast om zich heen keek. Toen ik de deur opende rook ik direct de lucht van alcoholhoudende drank en braaksel. Ik zag dat de verdachte zichzelf had onder gespuugd en dat de voorzijde van haar kleding compleet besmeurd was. Ik zag en voelde dat de verdachte compleet slap was en nergens op reageerde. Ik, verbalisant [verbalisant 6] heb de verdachte vervolgens gevraagd of zij medewerking wilde verlenen aan een bloedproef ten behoeve van het vaststellen van alcohol en/of drugsgebruik. Wij hoorden de verdachte zeggen: “Nee hoor, dat is goed”. Kort hierna is zij overgebracht naar het bureau van politie te Almere. Op 2 januari 2021 omstreeks 01.10 uur verscheen een GGD-Arts ten behoeve van het afnemen van bloed. Nadat de GGD-arts de stuwband ten behoeve van de bloedafname om de rechterbovenarm van de verdachte had geplaatst, zagen wij dat de verdachte deze stuwband weer losmaakte en haar arm weer voor haar borst trok. De GGD-arts heeft vervolgens nogmaals de procedure uitgelegd en daarbij gezegd dat de verdachte haar arm ontspannen moest laten bungelen. De verdachte weigerde dit en trok wederom de door de GGD-arts geplaatste stuwband los.
Omdat de verdachte medewerking weigerde, werd het bloed afnemen onmogelijk gemaakt en is er geen bloed afgenomen. [7]
3) Uit het
proces-verbaal rijden onder invloedvan 2 januari 2022 volgt dat de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben verklaard:
Ik, [verbalisant 6] , had op 1 januari 2022 om 23:53 uur, het eerste directe contact met deze bestuurder leidend tot de verdenking van overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. De verdachte gaf mij, [verbalisant 6] , op te zijn genaamd:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornamen]
Geboren: [1972]
De opgegeven personalia werden door mij verbalisant geverifieerd aan de hand van haar geldig rijbewijs. Wij vermoedden dat de verdachte, naast alcoholhoudende drank, tevens onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8 lid 1 of 5 Wegenverkeerswet 1994 verkeerde. Dit bleek uit: verdachte staat bekend in politiesystemen als harddruggebruiker.
Ik, [verbalisant 6] , heb de verdachte gevraagd toestemming te verlenen tot het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. De verdachte verleende daartoe geen toestemming. Op 2 januari 2022 om 01:10 uur in Almere, heb ik, [verbalisant 6] , daartoe bij de regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaar, de verdachte bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte is meegedeeld, dat een weigering een misdrijf oplevert. De verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel. Dit bleek uit: wij zagen dat de verdachte haar arm wegtrok van de arts. Wij zagen dat de verdachte de klemband van haar arm trok. Wij zagen dat na meerdere pogingen van de arts dat de verdachte haar arm en de band bleef wegtrekken. [8]
5) Uit het
proces-verbaal van de terechtzittingvan 6 september 2022 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Het incident heeft in de nacht van oud en nieuw plaatsgevonden. Ik kan mij herinneren dat mijn auto is gebruikt en dat ik in de auto zat. De Citroën Saxo is mijn auto. Diezelfde avond op het moment dat ik thuiskwam heb ik direct de verzekering gebeld. De verzekering heeft geïnformeerd wie de aangever was. Ik heb mijn verontschuldiging aan hem aangeboden. ik heb verteld dat ik het heel erg vind. [9]
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverwegingen feit 2 (weigering bloedonderzoek)
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 163 lid 4 WVW94 een opsporingsambtenaar een verdachte in de volgende gevallen kan vragen zijn of haar toestemming te verlenen tot het verrichten van een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2 of 3 sub b WVW94:
- indien aannemelijk is dat het verlenen van medewerking aan een ademonderzoek voor verdachte vanwege bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is;
- indien de medewerking van verdachte niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek;
- indien het vermoeden bestaat dat verdachte onder invloed is van één of meer middelen, bedoeld in artikel 8 lid 1 of 5 WVW94, of een combinatie van die middelen met alcohol.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft tijdens de hele rit van Amsterdam naar Almere slingerend gereden en ander gevaarlijk rijgedrag vertoond, waarbij meerdere keren (bijna) sprake is geweest van een aanrijding. Na de staande houding van verdachte door de opsporingsambtenaren is gebleken dat verdachte zichzelf onder had gespuugd, een lome indruk maakte en verdwaasd om zich heen keek. Ook rook de verbalisant een lucht van alcoholhoudende drank. Verder voelde verdachte slap aan en reageerde zij nergens op. Bovendien kwam tijdens het raadplegen van de politiesystemen naar voren dat verdachte bekend stond als harddrugsgebruiker. Dat is informatie waar zij op dat moment van uit mochten gaan (zelfs als achteraf zou blijken dat deze niet juist is). De rechtbank is gelet op dit alles van oordeel dat op basis van voornoemde feiten en omstandigheden het vermoeden kon ontstaan dat verdachte onder invloed was van één of meer middelen bedoeld in artikel 8 lid 1 of 5 WVW94, of een combinatie van die middelen met alcohol, en dat de opsporingsambtenaren op basis van die verdenking konden overgaan tot het verrichten van een bloedonderzoek. Het verweer van de raadsvrouw wordt aldus verworpen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen daarom het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen feit 3 (verlaten plaats ongeval)
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen ook het onder 3 ten laste gelegde - kort gezegd, het verlaten van de plek van een ongeval - wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat de bestuurster van een rode Citroen Saxo met kenteken [kenteken] alleen in de auto zat en op de rijksweg A10 in Amsterdam met de linkerzijkant van haar auto tegen de rechterzijde van de auto van aangever is gereden. Toen de bestuurster doorreed, heeft [aangever] de politie gebeld en is hij achter het betreffende voertuig blijven rijden tot aan het moment dat de politie verdachte staande heeft gehouden in Almere. Gelijk daarna heeft [aangever] schade aan de rechterzijkant van zijn auto geconstateerd.
De rechtbank heeft geen reden om aan de inhoud van de aangifte te twijfelen nu deze wordt ondersteund door het proces-verbaal dat is opgemaakt door de opsporingsambtenaren die naar aanleiding van de melding van [aangever] de achtervolging van het betreffende voertuig hebben ingezet. In dit proces-verbaal wordt onder andere gerelateerd dat de opsporingsambtenaren verdachte hetzelfde voertuig, zoals omschreven door [aangever] , zien besturen, dat verdachte tijdens de gehele achtervolging verkeersgevaarlijk rijgedrag heeft vertoond en dat er meerdere keren bijna sprake was van een aanrijding.
Bovendien vindt de aangifte steun in de door verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting van
6 september 2022 waaruit volgt dat verdachte heeft verklaard dat zij diezelfde avond haar verzekering heeft gebeld en haar verontschuldigingen heeft aangeboden aan aangever.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. meer subsidiair)
op 9 juli 2022 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een mes in de linkerwang en nek heeft gestoken en/ofgesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
omstreeks 1 januari 2022 te Almere, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (Citroen Saxo met kenteken [kenteken] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan haar gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
3
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging zij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Amsterdam op de rijksweg A10 ter hoogte van de Jan van Galenstraat, op 1 januari 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [aangever] ) schade was toegebracht;
4 ( primair)

op 1 januari 2022 te Amsterdam en Diemen en Almere, als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk Citroen type Saxo met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, Rijksweg A10 Zuid en Oost en Rijksweg A1 en Rijksweg A6, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door

- niet tijdig met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig uit te wijken, althans geen, in ieder geval onvoldoende maatregelen te treffen teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met een zich op de rijbaan bevindende personenauto (Audi Sq5 met kenteken [kenteken] ) en met een geleiderail en
- slingerend over de weg te rijden en (daarbij)meerdere rijbanen, in haar, verdachtes, rijrichting te gebruiken en
- (onnodig) langzaam te rijden en de auto (onverwacht) stil te zetten en
- meermalen in de richting van een haar, verdachte, passerend politievoertuig in te sturen,

door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 (meer subsidiair), 2, 3 en 4 (primair) meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN EN VAN VERDACHTE

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van noodweer dan wel noodweerexces. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor waartegen zij zich mocht verdedigen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij in de woning ruzie heeft gekregen met [slachtoffer] , waarna zij in de woning door hem is aangevallen. Daarbij zou zij in elkaar zijn geslagen, zijn gewurgd en tegen de muur zijn gegooid. Vervolgens is verdachte naar buiten gegaan en heeft zij vanuit de achtertuin een aantal spullen van [slachtoffer] op straat gezet. Toen [slachtoffer] zag waar verdachte mee bezig was, is hij eveneens naar de achtertuin gelopen. In de achtertuin zag verdachte via het raam dat [slachtoffer] een mes in zijn broeksband stopte, waarna [slachtoffer] naar zijn spullen op straat is toegelopen. Kort hierop heeft verdachte de tuinpoort dicht en op slot gedaan en is zij terug in haar woning gegaan. In de woning heeft verdachte een mes gepakt en is via de voordeur opnieuw naar buiten gelopen, omdat [slachtoffer] op straat stond te schreeuwen. Verdachte heeft aldaar geprobeerd om hem rustig te krijgen. Toen verdachte, terwijl zij het mes achter haar rug had, bij [slachtoffer] stond, is hij met een mes in zijn hand op haar afgesprongen. Terwijl [slachtoffer] in haar richting sprong, riep hij in de Surinaamse taal: “wil je zien dat ik je schiet of steek”. Vervolgens is verdachte opzij gesprongen en heeft zij [slachtoffer] uit zelfverdediging met het mes in zijn wang gesneden.
De verklaring van verdachte wordt volgens de raadsvrouw ondersteund door de verklaringen van het slachtoffer, afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, waarin hij heeft verklaard dat hij onder invloed was, er ruzie is ontstaan en dat hij denkt dat hij wat heeft gedaan. Daarnaast vindt de verklaring van verdachte steun in de letselrapportage waaruit blijkt dat bij haar een zwelling op haar voorhoofd, een verbreding van de neusrug, meerdere bloeduitstortingen op de rug en een rode onderbreking van het mondslijmvlies zijn geconstateerd.
Indien het beroep op noodweer niet wordt aangenomen, wordt een beroep op noodweerexces gedaan. Er was bij verdachte sprake van een hevige gemoedsbeweging, omdat verdachte dacht dat zij, gelet op het eerder door het slachtoffer toegepaste geweld in de woning en de omstandigheid dat het slachtoffer groter en sterker is, het onderspit zou delven. Verdachte heeft aldus uit angst en in paniek gehandeld.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het niet aannemelijk dat verdachte, zoals deze stelt, uit noodweer heeft moeten handelen dan wel dat er sprake was van noodweerexces.
Het geweld dat het slachtoffer jegens verdachte zou hebben gebruikt, heeft volgens verdachte in de woning plaatsgevonden. Toen verdachte het slachtoffer later op straat met een mes heeft gesneden, was voornoemd geweld al voorbij. Verdachte had kunnen weglopen, maar in plaats daarvan heeft zij het slachtoffer aangevallen met een mes, aldus de officier van justitie.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer enkel kan slagen wanneer sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die is gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake indien er een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding bestaat. De enkele vrees voor zo’n aanranding is onvoldoende. De gestelde (dreigende) aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een (dreigende) ogenblikkelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte zich bevond in een noodweersituatie waarin noodzakelijke verdediging geboden was. Hoewel het, gelet op de verklaring van het slachtoffer zelf en het bij verdachte geconstateerde letsel, aannemelijk is dat [slachtoffer] eerder op de avond in de woning geweld tegen verdachte heeft gebruikt, stelt de rechtbank vast dat, nadat [slachtoffer] buiten op straat stond, verdachte de tuinpoort op slot heeft gedaan en naar binnen is gegaan, de situatie rustig was. Gezien deze vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er op het moment dat verdachte het mes uit de woning heeft gepakt en opnieuw naar buiten is gegaan, geen sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding waartegen verdediging van haar lijf noodzakelijk was. Verdachte heeft er immers voor gekozen een mes te pakken en opnieuw naar buiten te gaan, terwijl zij de keuze had kunnen maken binnen in haar woning te blijven. Nu een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, komt de rechtbank niet toe aan het beoordelen van het beroep op noodweerexces. Het beroep faalt.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde of van verdachte uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar en verdachte is strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 (meer subsidiair):
poging tot zware mishandeling;
feit 2:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4 (primair):
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

7.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 427 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor de duur van 12 maanden. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) in de zin van artikel 38z Sr wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte geen langdurige gevangenisstraf op te leggen. Voor enkel een bewezenverklaring van artikel 5a WVW94 (feit 4) zou de rechtbank maximaal een gevangenisstraf van vier weken kunnen opleggen. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van meer ten laste gelegde feiten komt, is bepleit een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdediging acht onderbreking van de zorg die nu ambulant wordt gegeven op grond van de eerder opgelegde zorgmachtiging zeer onwenselijk. Ten slotte heeft de raadsvrouw zich verzet tegen oplegging van een GVM.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op agressieve wijze meerdere malen met een mes in de nek en de wang van het slachtoffer gestoken dan wel gesneden en heeft hem daarmee behoorlijk verwond. Dit is een zeer ernstige gebeurtenis geweest waarbij verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer was hevig aan het bloeden, liet zelfs een heel bloedspoor achter. Dit moet voor hem een beangstigende ervaring zijn geweest. De gevolgen hadden zonder meer veel ernstiger kunnen zijn. Dat het niet tot zwaarder letsel heeft geleid, is geenszins aan het handelen van verdachte te danken. Daarnaast heeft zo’n steekpartij impact op de veiligheidssituatie in de buurt. Het incident speelde zich af op straat midden in een woonwijk en verdachte heeft een bedreigende en beangstigende situatie gecreëerd voor de omwonenden.
Enige tijd daarvoor heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een reeks verkeersmisdrijven. Ze is in Amsterdam in botsing gekomen met het voertuig van aangever, waarbij schade is ontstaan, en heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder haar identiteit bekend te maken. Vervolgens heeft verdachte zich tijdens een achtervolging door aangever en de politie schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag zoals in de bewijsmiddelen is terug te lezen. Het is een wonder dat bij deze gevaarlijke acties geen gewonden zijn gevallen. Ten slotte heeft verdachte, door niet mee te werken aan het bloedonderzoek, de controle op de naleving van voorschriften die de verkeersveiligheid dienen, gefrustreerd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een de verdachte betreffend
  • een
  • een
  • een
Uittreksel Justitiële documentatie
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie volgt dat verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven tot voorwaardelijke gevangenisstraffen.
Rapportage onderzoek Pieter Baan Centrum
Uit de pro Justitia rapportage van 24 juli 2023 blijkt dat bij verdachte, naast formele denkstoornissen met forse kritiek- en oordeelstoornissen, sprake is van eigenaardige en paranoïde overtuigingen, waarbij de realiteitstoetsing gebrekkig is. De deskundigen komen tot de conclusie dat verdachte, ook ten tijde van het tenlastegelegde, al decennialang lijdende is aan schizofrenie. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde wordt door de deskundigen geadviseerd het tenlastegelegde, indien bewezen, ten minste sterk verminderd toe te rekenen aan verdachte. Wat betreft de ten laste gelegde verkeersmisdrijven (feiten 2 tot en met 4) kan er volgens de deskundigen van worden uitgegaan dat er tenminste sprake was van een verminderde toerekenbaarheid.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van voornoemde deskundigen op de daartoe in de rapportage genoemde gronden over. De rechtbank concludeert daarom dat het hiervoor bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit voornoemde rapportage volgt verder dat er beperkt sprake is van beschermende factoren en dat verdachte geen ziektebesef en -inzicht heeft. Als positief wordt gezien dat verdachte steun heeft van familie, gemotiveerd is voor behandeling en met behandeling, ondanks een gebrek aan ziekte-inzicht en dat zij lange tijd goed heeft gefunctioneerd.
Geconcludeerd wordt dat zonder interventies het risico op recidive van gewelds- of verkeersdelicten hoog is.
Om te kunnen komen tot een verlaging van het recidiverisico is het noodzakelijk dat verdachte, gelet op de ernst en de chronische aard van haar psychiatrische stoornis, langdurig wordt behandeld met medicatie. Ingeschat wordt dat een forensische benadering en een hoog beveiligingsniveau niet geïndiceerd is. Daarnaast is het van belang dat zij voldoende structuur aangereikt krijgt, een dagbesteding heeft en dat ze sociaal maatschappelijke ondersteuning krijgt. Gesteld wordt dat behandeling van verdachte in het kader van een zorgmachtiging (artikel 2.3 Wet forensische zorg) afdoende is om het ernstig nadeel te kunnen verlagen en laag te kunnen houden. Aangezien verdachte langdurige zorg nodig heeft (langer dan een halfjaar) en een zorgmachtiging daarin kan voorzien, maar enkel indien sprake is van civielrechtelijk vervolg, wordt door de deskundigen gedacht aan de combinatie van een zorgmachtiging met een GVM. De GVM kan duren zo lang als nodig is en geeft al die tijd toegang tot de voorzieningen die met het oog op het terugdringen van het recidiverisico noodzakelijk zijn.
De rechtbank houdt rekening met het voorgaande, evenals met de verminderde toerekenbaarheid van het bewezenverklaarde aan verdachte.
Verleende zorgmachtiging
Naar aanleiding van het advies van de deskundigen van het PBC en een verzoek van de officier van justitie heeft de rechtbank op 8 september 2023 bij beschikking een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden aan verdachte verleend. In de beschikking zijn de verschillende vormen van zorg, zoals het toedienen van medicatie, opname (op een gesloten afdeling) in een accommodatie en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis, opgenomen die bij wijze van verplichte zorg als maatregelen kunnen worden getroffen.
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte in het kader van de verleende zorgmachtiging ambulante behandeling krijgt en terug is naar haar eigen woning. Dit brengt naar het oordeel van de reclassering risico's met zich mee, omdat verdachte nu veelal op zichzelf is aangewezen. Het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat op hoog. Verdachte staat bekend om haar zorgmijdende gedrag en zal, gelet op de bij haar gestelde diagnose, altijd zorgbehoevend blijvend. De reclassering sluit zich ten aanzien van een advies met betrekking tot interventies en de juridische kaders waarbinnen dit gerealiseerd zou kunnen worden, aan bij het advies van de deskundigen van het PBC.
De op te leggen straf en maatregel
Bij het bepalen van de straf(maat) en maatregel houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten door verdachte zijn begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken zijn opgelegd en houdt ten slotte nadrukkelijk rekening met de persoon van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven.
Gevangenisstraf
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke strafrechtelijke reactie op deze feiten passend is. Vaststaat dat enkel een (in beginsel langdurige) gevangenisstraf recht doet aan de ernst van met name het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde feit. Daarbij houdt de rechtbank bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening met hetgeen hiervoor is besproken, namelijk dat de strafbare feiten in verminderde mate aan verdachte toe moeten worden gerekend. Alles afwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen die qua duur gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
Daarnaast zal de rechtbank als bijkomende straf, voor de strafbare feiten waarvoor de Wegenverkeerswet dat toelaat, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden opleggen. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding aangezien de onder 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde feiten zich op de openbare weg hebben afgespeeld, waar de verdachte groot gevaar heeft veroorzaakt voor de verkeersveiligheid. Daarom acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte gedurende een lange periode niet mag deelnemen aan het gemotoriseerd verkeer.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel artikel 38z Sr
Zoals eerder overwogen gaat het om een verdachte die, ten tijde van het tenlastegelegde, leed aan een psychische stoornis, waarvoor een langdurige behandeling noodzakelijk is. Uit de adviezen van de deskundigen blijkt verder dat het recidiverisico zonder interventies als hoog wordt ingeschat. Haar beperkingen brengen mee dat ze niet in staat is zelf stabiliteit in haar functioneren aan te brengen en gemakkelijk in ontregelende situaties komt. Gebleken is dat verdachte, nadat het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst, met een reguliere zorgmachtiging ambulante hulp krijgt van GGZ de Meregaard. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de hulpverlening in het kader van de zorgmachtiging goed verloopt en dat zij positief staat tegenover een eventuele verlenging van de zorgmachtiging. De rechtbank is van oordeel dat het van belang is dat verdachte deze positief ingezette ontwikkelingen in haar leven kan doorzetten. De rechtbank vindt het daarom in het kader van het terugdringen van het recidiverisico en ter bescherming van de veiligheid van anderen noodzakelijk om verdachte langdurig onder toezicht te stellen en zal dan ook een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr aan verdachte opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Er is sprake van een veroordeling tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank merkt op dat, als door de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt gevorderd, niet is uitgesloten dat een dergelijke vordering niet (meer) aan de formele vereisten van artikel 6:6:23a Sv kan voldoen. Dat is echter een beoordeling die zal moeten worden gedaan op het moment dat de officier van justitie daadwerkelijk de tenuitvoerlegging vordert. In dit vonnis wordt de maatregel slechts opgelegd.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 38z, 45, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5a, 7, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 427 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder 2, 3 en 4 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking(als bedoeld in artikel 38z Sr);
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. A.M. Loots en G.T. Fahner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2023.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer: 16/172284-22
zij op of omstreeks 9 juli 2022 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de (linker)wang en/of nek, althans in het gezicht, in elk geval in het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 juli 2022 te Almere aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steek- en/of snijwonden in (linker)wang en/of nek, althans het gezicht, in elk geval het hoofd, heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer] te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 juli 2022 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de (linker)wang en/of nek, althans in het gezicht, in elk geval in het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 juli 2022 te Almere [slachtoffer] heeft mishandeld door met een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer] te steken en/of snijden,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten steek- en/of snijwonden in
(linker)wang en/of nek, althans het gezicht, in elk geval het hoofd ten gevolge heeft
gehad;
parketnummer: 13/062641-22
1
zij op of omstreeks 1 januari 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (Citroen Saxo met kenteken [kenteken] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan haar gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
2
zij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging zij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Amsterdam op/aan rijksweg A10 ter hoogte van de Jan van Galenstraat, op of omstreeks 1 januari 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten [aangever] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3
zij op of omstreeks 1 januari 2022 te Amsterdam en/of te Diemen en/of te Almere, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk Citroen type Saxo met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, Rijksweg A10 Zuid en/of Oost en/of Rijksweg A1 en/of Rijksweg A6, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door onder invloed van alcohol
- niet tijdig met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig uit te wijken, althans geen, in ieder geval onvoldoende maatregelen te treffen teineinde een botsing/aanrijding te voorkomen met een zich op de rijbaan bevindende personenauto (Audi Sq5 met kenteken [kenteken] ) en/of met een geleiderail en/of
- slingerend over de weg te rijden en/of (daarbij) alle/meerdere rijbanen, in haar, verdachtes, rijrichting te gebruiken en/of
- (onnodig) langzaam te rijden en/of de auto (onverwacht) stil te zetten en/of
- meermalen in de richting van een haar, verdachte, passerend politievoertuig in te sturen,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 1 januari 2022 te Amsterdam en/of te Diemen en/of te Almere, in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk Citroen type Saxo met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, rijksweg A10 Zuid en/of Oost en/of rijksweg A1 en/of rijksweg A6, onder invloed van alcohol
- niet tijdig met het door haar, verdachte, bestuurde, motorrijtuig is uitgeweken, althans geen, in ieder geval onvoldoende maatregelen heeft getroffen teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met een zich op de rijbaan bevindende personenauto (Audi Sq5 met kenteken [kenteken] ) en/of met een geleiderail en/of
- slingerend over de weg gereden en/of (daarbij) alle/meerdere rijbanen in haar, verdachtes, rijrichting heeft gebruikt en/of
- (onnodig) langzaam gereden en/of de auto (onverwacht) stilgezet en/of
- meermalen in de richting van een haar, verdachte, passerend politievoertuig in heeft gestuurd,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 juli 2022, genummerd 2022199022 / MD2R022083 (zaak ‘Bomac’), opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 166. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Pagina’s 48 tot en met 53
3.Pagina 67
4.Pagina’s 88, 89 en 91 tot en met 93
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van de volgende op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, te weten 1) proces-verbaal aangifte van 2 januari 2022, genummerd PL1300-2022000566-2; 2) proces-verbaal rijden onder invloed van 2 januari 2022, genummerd PL1300-2022000579-1 en 3) proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2022, genummerd PL1300-2022000566-6,
6.Pagina’s 5 tot en met 7
7.Pagina’s 8 tot en met 10
8.Pagina’s 2 en 3
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter op 6 september 2022