ECLI:NL:RBMNE:2023:5568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
23/4288
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor bouw appartementen in strijd met bestemmingsplan

Op 11 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning. De vergunninghouder had op 27 juli 2023 een omgevingsvergunning verkregen voor de bouw van zes appartementen op een perceel in [plaats 1]. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen deze vergunning, vroegen de voorzieningenrechter om de vergunning te schorsen in afwachting van de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de belangen van de verzoekers niet opwegen tegen de kans dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat het grootste deel van het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, en dat de afwijking van het bestemmingsplan voor een klein gedeelte, namelijk de uitbouw aan de achterzijde, niet voldoende reden is om de vergunning te schorsen. De verzoekers hadden aangevoerd dat het bouwplan niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand en de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit 2012, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze punten verder in de bezwaarprocedure behandeld moeten worden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vergunninghouder de bouw op eigen risico mag starten, aangezien de omgevingsvergunning later mogelijk vernietigd kan worden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4288
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 oktober 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Verzoeker sub 1] en [Verzoeker sub 2] uit [plaats 1] , verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: A. Steenbergen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[Vergunninghouder]uit [plaats 2] (vergunninghouder).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers vergezeld door de heer [A] , de gemachtigde van het college vergezeld door mr. N. Brands en mr. B. Kapitein en vergunninghouder vergezeld door [B] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij erop is gewezen dat daartegen geen hoger beroep of verzet open staat. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De zaak gaat over de omgevingsvergunning die het college op 27 juli 2023 aan vergunninghouder heeft verleend voor het realiseren van zes appartementen op het perceel aan de [adres] in [plaats 1] . De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit bouwen en strijdig gebruik met het bestemmingsplan. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt bij het college. In afwachting van de behandeling daarvan hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om de omgevingsvergunning bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2. Verzoekers hebben een spoedeisend belang bij een oordeel van de voorzieningenrechter, omdat de vergunninghouder wil gaan bouwen en niet wil wachten op de uitkomst van de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter beoordeelt of de belangen van verzoekers ertoe moeten leiden dat de omgevingsvergunning in afwachting van de bezwaarprocedure wordt geschorst. Hiervoor bekijkt de voorzieningenrechter of het de verwachting is dat de omgevingsvergunning door het college in het licht van de bezwaargronden rechtmatig in stand kan worden gelaten. Hoe kleiner de kans van slagen van het bezwaarschrift is, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoekers bij een schorsing van de omgevingsvergunning. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de rechtbank zijn oordeel in een eventuele latere procedure niet hoeft te volgen.
Redelijke eisen van welstand en het Bouwbesluit 2012
3. Verzoekers menen dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Voor hen is onder meer onduidelijk op welke manier er rekening mee is gehouden dat voor het perceel het welstandniveau ‘plus niveau’ geldt. Verzoekers vinden ook dat het bouwplan niet voldoet aan (onder meer de brandveiligheids)eisen uit het Bouwbesluit 2012.
4. De voorzieningenrechter zal over deze bezwaargronden geen oordeel geven. De wijze waarop is beoordeeld dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand is een onderwerp dat in de bezwaarfase verder behandeld en besproken kan worden. Of en in hoeverre het bouwplan voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 vergt een technisch inhoudelijke beoordeling, die voor deze voorlopigevoorzieningenprocedure te ver gaat. De voorzieningenrechter volstaat daarom met de constatering dat hij hierin op dit moment geen evidente onrechtmatigheid ziet.
Bestemmingsplan
5. Het grootste deel van het bouwplan past binnen de op grond van het bestemmingsplan Lopikerkapel geldende bestemming ‘Wonen’, die op deze locatie geen beperkingen heeft voor de bouwhoogte of het aantal woningen. Dat lijkt een omissie te zijn in het bestemmingsplan, maar dat is wel waar bij de toetsing van het bouwplan van uit moet worden gegaan.
6. Voor een klein gedeelte past het bouwplan niet binnen het bestemmingsplan: dat gaat om de uitbouw aan de achterzijde, die het bouwvlak aan de noordwestelijke zijde overschrijdt terwijl die uitbouw een lengte heeft van 4,22 meter. Op grond van artikel 12.2.2, aanhef en onder k, van de planregels mag een dergelijk bijbehorend bouwwerk een lengte hebben van maximaal 3 meter.
7. Het college is bevoegd om ondanks deze afwijking de omgevingsvergunning te verlenen, als hij vindt dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Bij de beslissing om wel of geen gebruik te maken van die bevoegdheid heeft het college beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat het college bij die beoordeling alleen rekening hoeft te houden met de uitbouw aan de achterzijde: de afwijking van het bestemmingsplan ziet immers alleen op dat deel van het bouwplan. De belangen van verzoekers kunnen daarom alleen in de afweging worden betrokken voor zover die geraakt worden door het realiseren van de uitbouw. Voor de rest is het bouwplan in overeenstemming met het bestemmingsplan, wat betekent dat daarvoor een omgevingsvergunning had kunnen verleend zonder afwijking. Dat was in dat geval een gebonden beschikking geweest waarbij het college geen enkele ruimte had om een nadere belangenafweging te maken. Ook dan had een groot en hoog gebouw vergund kunnen worden voor meerdere woningen.
8. Tegen deze achtergrond hebben de bezwaren van verzoekers weinig kans van slagen, omdat zij allemaal gaan over het bouwplan als geheel en niet over de uitbouw. De gevreesde inbreuk op hun woongenot is zeer voorstelbaar, maar is een gevolg van de zeer ruime bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. De uitbouw heeft daar weinig mee te maken. Hetzelfde geldt voor parkeren en verkeersveiligheid. In het bestemmingsplan zijn hiervoor geen normen opgenomen. De strijdigheden met het burenrecht die verzoekers zien, gaan ook niet over de uitbouw. Het college mag daarmee dan ook geen rekening houden en verzoekers zullen dit aan de civiele rechter moeten voorleggen.
9. Verzoekers wijzen er wel terecht op dat de omstandigheid dat er op de plek van de uitbouw nu al een grotere uitbouw is geen goede motivering is om de afwijking van het bestemmingsplan toe te staan. Een bestaand illegaal bouwwerk of een op grond van overgangsrecht toegestaan bouwwerk mag daarvoor geen reden zijn. Dat erkent college inmiddels ook. Wel relevant is dat het om een overschrijding gaat van 1,22 meter aan de zijde van het bouwplan waarop verzoekers geen zicht hebben. Volgens het college zal het terugbrengen van de uitbouw tot de op grond van de planregels toegestane 3 meter de bezwaren niet oplossen. De voorzieningenrechter verwacht dat het college de afwijking van het bestemmingsplan met een aangepaste motivering in stand kan laten. Op de zitting heeft het college gezegd dat ook te willen doen, met verwijzing naar het verweerschrift.

Conclusie en gevolgen

10. De conclusie is dat de omgevingsvergunning waarschijnlijk in stand kan blijven. Bij deze stand van zaken is er geen ruimte om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekers. De voorzieningenrechter zal het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen. Dat betekent dat de vergunninghouder mag beginnen met de bouw, met de kanttekening dat hij dat wel op eigen risico doet. Als het college de omgevingsvergunning toch niet handhaaft of als de rechter de omgevingsvergunning later zou vernietigen, dan moet het bouwwerk weer worden afgebroken.
10. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023 door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.