ECLI:NL:RBMNE:2023:5566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/556470 / HA ZA 23-338
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en erfgrensgeschil tussen buren met betrekking tot bouwactiviteiten en erfafscheiding

In deze zaak heeft eiser, de buurman van gedaagden, een perceel grond gekocht van projectontwikkelaar gedaagde sub 3, waarop gedaagde sub 4 een woning heeft gebouwd. Na de oplevering heeft eiser een erfgrensreconstructie laten uitvoeren, waaruit bleek dat de erfgrens niet gerespecteerd was door gedaagden. Eiser vordert onder andere de afbraak van delen van de garage en damwand van gedaagden, alsook herstel van een verwijderde haag. Gedaagden betwisten de vorderingen en stellen dat eiser misbruik maakt van zijn bevoegdheid. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van eiser worden afgewezen, omdat de juridische erfgrens door verjaring is gewijzigd en de belangenafweging in het voordeel van gedaagden uitvalt. De rechtbank concludeert dat er geen onrechtmatige daad is gepleegd door gedaagden en dat eiser niet kan aantonen dat hij schade lijdt door de geringe overschrijding van de erfgrens. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/556470 / HA ZA 23-338
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.G. Bekkers te Tiel,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.E. Boerwinkel te Amsterdam,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.E. Boerwinkel te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3] -B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. S.J.M. Masselink te Almelo,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. P.M. van der Lee te Amsterdam.
Eiser wordt hierna [eiser] genoemd. Gedaagden sub 1 en 2, tevens eisers in reconventie, worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagde sub 1] c.s. (in mannelijk enkelvoud). Gedaagde sub 3 wordt hierna [gedaagde sub 3] genoemd en gedaagde sub 4 [gedaagde sub 4] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 april 2023 met 22 producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie tegenover [eiser] en voorwaardelijke eis in reconventie tegenover [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] met producties 1 en 3 tot en met 9,
  • een conclusie van antwoord van [gedaagde sub 3] ,
  • een conclusie van antwoord van [gedaagde sub 4] met 9 producties,
  • een conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] ,
  • een akte van [gedaagde sub 3] in reactie op de voorwaardelijke reconventie van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 12 oktober 2023 plaatsgevonden. De advocaten van [eiser] , [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 4] hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken.
1.3.
Daarna is vonnis bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.Waar gaat deze zaak over?Kern van het geschil

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft een perceel grond gekocht van projectontwikkelaar [gedaagde sub 3] . [gedaagde sub 4] heeft een woning gebouwd op dat perceel voor [gedaagde sub 1] c.s. [eiser] is de buurman van [gedaagde sub 1] c.s. Hij heeft na de oplevering van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. een erfgrensreconstructie laten uitvoeren door het Kadaster. [eiser] stelt dat [gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] onrechtmatig tegenover hem hebben gehandeld bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden aan de woning van [gedaagde sub 1] c.s. Zij hebben de erfgrens tussen zijn perceel en dat van [gedaagde sub 1] c.s. niet gerespecteerd. Gedaagden betwisten dat.
Wat wil [eiser] ?
2.2.
[eiser] stelt dat de garage van [gedaagde sub 1] c.s. en de damwand tussen beide percelen deels op zijn perceel zijn gebouwd. Hij vordert primair dat [gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk worden veroordeeld om, op straffe van een dwangsom, de delen van de garage van [gedaagde sub 1] c.s. en de damwand af te breken die de erfgrens overschrijden. Ook wil [eiser] dat de damwand wordt verlengd tot het einde van de erfgrens tussen beide percelen, want deze is slechts gebouwd tot aan de garage van [gedaagde sub 1] c.s.. Ook voert [eiser] aan dat, zonder zijn toestemming, een beukenhaag is verwijderd die op de erfgrens stond en mandelig was (hierna: de oude haag). [eiser] vordert dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld om de erfafscheiding in de oude staat te herstellen door een nieuwe en vergelijkbare haag te plaatsen op de plek van de verwijderde oude haag. Daarnaast wil [eiser] dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld om zijn perceel volledig te ontruimen, onder meer door de nieuw geplaatste haag en plantenbakken te verwijderen op straffe van een dwangsom. Tot slot vordert [eiser] dat gedaagden worden veroordeeld om buitengerechtelijke kosten, de kosten van het Kadaster en proceskosten met wettelijke rente te betalen.
2.3.
Subsidiair vordert [eiser] een verklaring voor recht dat gedaagden onrechtmatig tegenover hem hebben gehandeld vanwege de overbouw van de garage en de damwand, waardoor zij schadeplichtig zijn. [eiser] vordert een bedrag van € 12.773,73 met wettelijke rente van gedaagden. Dat betreft de helft van de kosten voor het plaatsen van een nieuwe haag.
Wat vinden gedaagden van de vorderingen van [eiser] ?
2.4.
[gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] menen dat zij niet kunnen worden veroordeeld om tot afbraak van de garage en de damwand over te gaan, de damwand te verlengen en een nieuwe haag te planten. Zij betwisten de juistheid van de erfgrensreconstructie. Ook voeren zij aan dat [eiser] misbruik van zijn bevoegdheid maakt door deze vorderingen op dit moment in te dienen. Zij vinden dat [eiser] eerder over de mogelijke overschrijding van de erfgrens moest klagen. Omdat hij dat niet heeft gedaan, is er sprake van eigen schuld bij [eiser] . [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] voeren daarnaast aan dat er geen grondslag voor de vorderingen van [eiser] tegenover hen bestaat, waardoor deze moeten worden afgewezen.
2.5.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft tegenover [eiser] een tegenvordering ingediend. Hij wil dat het [eiser] wordt verboden om zonder zijn toestemming zijn perceel te betreden of gebruik te maken van zijn oprit of andere handelingen te verrichten aan zijn eigendommen, op straffe van een dwangsom.
2.6.
Ook heeft [gedaagde sub 1] c.s. een voorwaardelijke reconventionele vordering ingesteld tegenover [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] . Als een vordering van [eiser] tegenover [gedaagde sub 1] c.s. wordt toegewezen, wil [gedaagde sub 1] c.s. dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] die kosten vergoeden.

3.De beoordeling van de vorderingen3.1. De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] afwijzen. Ook de reconventionele vordering van [gedaagde sub 1] c.s. zal worden afgewezen. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vorderingen die [gedaagde sub 1] c.s. tegenover [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] heeft willen instellen. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissingen is gekomen.

in conventie
De oude haag vormde de juridische erfgrens
3.2.
Voor het beoordelen van de vorderingen van partijen is het eerst van belang om vast te stellen waar de juridische erfgrens tussen de percelen van [eiser] en [gedaagde sub 1] c.s. loopt. Dan kan worden bepaald of er sprake is van overbouw van de garage van [gedaagde sub 1] c.s. en de damwand. [eiser] heeft een rapport van het Kadaster overgelegd van een uitgevoerde erfgrensreconstructie. Maar die meting is niet relevant. Zoals [eiser] zelf ook stelt stond er namelijk dichter bij zijn perceel een oude haag die gebruikt is als erfafscheiding. Die oude haag stond daar volgens [eiser] zelf zo’n 80 jaar.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. en zijn rechtsvoorgangers zijn de grond die aan hun kant van de oude haag lag (en die op basis van de kadastrale meting eigendom was van [eiser] ), gaan gebruiken alsof het hun eigendom was. Omdat [gedaagde sub 1] c.s. meer dan 20 jaar het bezit heeft gehad van het stuk grond aan zijn kant van de oude haag, is er sprake van verjaring waardoor hij eigenaar is geworden van die grond. Het maakt gezien het tijdsverloop van meer dan 20 jaar niet uit of [gedaagde sub 1] c.s. (of zijn rechtsvoorgangers) wel of niet wist dat de oude haag niet op de kadastrale erfgrens stond. Dat betekent dat de oude haag niet alleen de feitelijke erfgrens vormde, maar door verjaring ook de juridische erfgrens is gaan vormen. De kadastrale erfgrens is daardoor vervangen door de feitelijke erfgrens. De erfgrens loopt in de lengterichting onder het midden van de oude haag.
De garage hoeft niet te worden afgebroken
3.4.
[eiser] stelt dat de garage van [gedaagde sub 1] c.s. aan de voorzijde de erfgrens met 16 centimeter overschrijdt en aan de achterzijde met 27 centimeter. Maar deze stelling is gebaseerd op de erfgrens zoals het Kadaster die heeft gereconstrueerd. Zoals hiervoor overwogen lag de erfgrens in het midden van de oude haag. De oude haag was ongeveer twee meter breed. Daarvan uitgaande is het de vraag of nog sprake is van een overschrijding. En als daarvan toch nog sprake is, dan is de overschrijding zeer beperkt. Dat blijkt ook uit de tekening die [eiser] heeft gemaakt en waarop de oude haag ten opzichte van de kadastrale erfgrens is ingetekend.
3.5.
Ook bij een beperkte overbouw is het uitgangspunt dat een eigenaar van de grond, in dit geval [eiser] , het gebruik van zijn grond door anderen niet hoeft toe te staan. Maar een vordering van die eigenaar tot afbraak van de overbouw is niet steeds proportioneel. Het beroep van [gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] op artikel 3:13 BW slaagt. Uit dat artikel volgt het verbod van misbruik van bevoegdheid. Daarvan is hier sprake. Het belang om de garage van [gedaagde sub 1] c.s. in stand te mogen laten, weegt zwaarder dan het belang van [eiser] bij afbraak daarvan.
3.6.
Bij deze belangenafweging is relevant dat de kosten om de garage af te breken en te verplaatsen hoog zijn. [eiser] heeft daarentegen niet gemotiveerd gesteld in hoeverre hij schade lijdt door de geringe overschrijding van de erfgrens door de garage van [gedaagde sub 1] c.s. Het is niet gebleken dat zijn eigendom daardoor in waarde is gedaald. [eiser] heeft alleen gesteld dat hij zijn garage minder goed kan (laten) onderhouden, omdat delen daarvan zijn ingebouwd door de garage van [gedaagde sub 1] c.s. Daardoor zou er al een lekkage zijn ontstaan. [eiser] heeft dat niet onderbouwd, terwijl dit wel betwist is door gedaagden.
3.7.
Bovendien is er sprake van eigen schuld van [eiser] . [eiser] heeft pas na oplevering van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. een erfgrensreconstructie laten uitvoeren. Nadat hij het rapport had ontvangen, heeft [eiser] voor het eerst schriftelijk geklaagd over de erfgrensoverschrijding en [gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] aansprakelijk gesteld. [eiser] had eerder moeten klagen. [eiser] en [gedaagde sub 1] c.s. hebben gesproken over het plan van [gedaagde sub 1] c.s. om de garage op de huidige plaats te bouwen. [eiser] woont naast het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. en heeft de uitvoering van de werkzaamheden aan de garage kunnen zien. [eiser] kon in ieder geval vanaf het moment dat de fundering van de garage werd uitgezet, zien hoe de garage zou worden geplaatst ten opzichte van de erfgrens. Het is niet gebleken dat [eiser] op enig moment tijdens de uitvoering van de werkzaamheden heeft geklaagd over een mogelijke overschrijding van de erfgrens. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat hij mondeling heeft geklaagd bij het personeel van [gedaagde sub 4] dat op de bouwplaats aan het werk was. Daaruit blijkt dat [eiser] op dat moment al van mening was dat de erfgrens werd overschreden. Maar het is niet voldoende om alleen mondeling te klagen bij personeel dat het werk uitvoerde. Dan is de klacht niet gericht geweest aan de juiste (bevoegde) personen. [eiser] had zich dat moeten realiseren toen hij zag dat de overbouw niet werd hersteld. Van hem mocht worden verwacht dat hij op dat moment [gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] nader informeerde over zijn zorgen met betrekking tot de overbouw. Dat is niet gebeurd.
3.8.
Gelet op het bovenstaande is het onredelijk dat [eiser] op dit moment nog vordert dat de garage (deels) wordt afgebroken. Deze vorderingen zullen worden afgewezen.
De damwand wordt niet verplaatst of verlengd
3.9.
[eiser] heeft gevorderd dat de delen van de damwand, die de erfgrens overschrijden, worden verwijderd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Bekkers verduidelijkt dat hij met deze vordering bedoelde om die delen van de damwand te verplaatsen naar het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. Gedaagden zullen niet worden veroordeeld om de damwand te verplaatsen.
3.10.
Hiervoor is vastgesteld dat de juridische erfgrens onder het midden van de oude haag loopt. De damwand is nu op die plaats gebouwd en ligt dus op de erfgrens. Het is niet gebleken dat er sprake is van overbouw op het perceel van [eiser] . Alleen al daarom moet deze vordering van [eiser] worden afgewezen.
3.11.
[eiser] stelt daarnaast dat is afgesproken dat de damwand op het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. zou worden geplaatst. Het zou dus niet de bedoeling zijn geweest om de damwand op de erfgrens te plaatsen. [eiser] heeft het bestaan van deze afspraak niet verder onderbouwd. Hij heeft niet duidelijk kunnen maken met wie en wanneer hij deze afspraak heeft gemaakt. Dat lag wel op zijn weg. De damwand is namelijk op verzoek van [eiser] geplaatst om het hoogteverschil tussen zijn perceel en dat van [gedaagde sub 1] c.s. op te lossen, zodat er geen wateroverlast zou kunnen ontstaan. De Gemeente [.] heeft [gedaagde sub 3] , als projectontwikkelaar, vervolgens opgedragen om zorg te dragen voor het plaatsen van de damwand. Als [eiser] zou hebben verzocht om de damwand op het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. te plaatsen, had hij nader moeten onderbouwen dat dit met [gedaagde sub 1] c.s. en/of [gedaagde sub 3] is besproken en zij daarmee akkoord waren.
3.12.
Ook de vordering van [eiser] om de damwand te verlengen zal worden afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 1] c.s. verklaard dat hij zijn tuin door een hovenier heeft laten afgraven waardoor er geen sprake meer is van een hoogteverschil. [eiser] heeft dit niet betwist.
De haag mocht worden verwijderd
3.13.
Gedaagden hebben niet onrechtmatig tegenover [eiser] gehandeld door de oude haag te verwijderen. Daardoor hoeven zij geen nieuwe haag te planten of de helft van de kosten daarvoor te vergoeden.
3.14.
Zoals hiervoor is overwogen vormde het midden van de oude haag de juridische erfgrens. Daardoor was de oude haag mandelig. Dat betekent dat de oude haag alleen met toestemming van beide eigenaren, [eiser] en [gedaagde sub 1] c.s., mocht worden verwijderd. [gedaagde sub 1] c.s. mocht erop vertrouwen dat [eiser] heeft ingestemd met het verwijderen van de oude haag. [gedaagde sub 1] c.s. heeft gesteld dat hij [eiser] heeft laten weten dat hij de oude haag wilde verwijderen. Zij hebben afgesproken dat de oude haag zo lang mogelijk tijdens de bouwwerkzaamheden zou blijven staan om [eiser] privacy te bieden. [gedaagde sub 1] c.s. heeft ook mailcontact gehad met de verkoopmakelaar en [gedaagde sub 3] over het bestaan van deze afspraak.
3.15.
[eiser] heeft deze afspraak onvoldoende gemotiveerd betwist. Bovendien is niet gebleken dat [eiser] op enig moment, tijdens of na het verwijderen van de oude haag, hierover heeft geklaagd. [eiser] wist dat de oude haag zou worden verwijderd en kon dat op dat moment ook zien. Nu [eiser] heeft gewacht met klagen tot na de oplevering van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. en het uitvoeren van de erfgrensreconstructie, is er sprake van eigen schuld aan zijn kant.
3.16.
Tot slot is er ook geen noodzaak dat er een nieuwe haag als erfafscheiding moet worden geplant. Zowel [gedaagde sub 1] c.s. als [eiser] hebben op hun eigen perceel voor een (nieuwe) erfafscheiding gezorgd.
[gedaagde sub 1] c.s. hoeft de nieuwe haag en plantenbakken niet te verwijderen
3.17.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] c.s. een nieuwe haag en plantenbakken heeft geplaatst die deels de erfgrens overschrijden waardoor deze (deels) op het perceel van [eiser] staan. [eiser] heeft deze stelling verder niet onderbouwd met foto’s of andere stukken waaruit een overschrijding van de erfgrens kan volgen. Daarom zal ook deze vordering worden afgewezen.
[gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] hebben niet onrechtmatig gehandeld
3.18.
[eiser] heeft subsidiair een verklaring voor recht gevorderd dat de drie gedaagden onrechtmatig tegenover hem hebben gehandeld. Daarvan is geen sprake. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen moeten worden afgewezen, omdat het niet redelijk is om de garage af te breken vanwege de geringe erfafscheiding, dat de haag in overleg is verwijderd en dat niet is gebleken dat de damwand op een andere plaats had moeten liggen of had moeten worden verlengd.
3.19.
Dat geldt dus ook voor [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] . Maar ook als er wel sprake zou zijn van overbouw waardoor de damwand of garage zouden moeten worden verplaatst of als er een nieuwe haag zou moeten worden geplant, dan kunnen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] niet worden veroordeeld om dat te doen. [eiser] heeft niet duidelijk gemaakt waarom [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] onrechtmatig tegenover hem zouden hebben gehandeld en daardoor aansprakelijk zijn. Volgens [eiser] hadden [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden onderzoek moeten doen naar de erfgrens. Het is niet gebleken waaruit deze verplichting voor een projectontwikkelaar of aannemer volgt.
3.20.
[eiser] heeft ook niet onderbouwd gesteld dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] in deze situatie een zorgplicht tegenover hem hadden. Het is niet gebleken waarom [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] , volgens [eiser] , anders hadden moeten handelen dan zij hebben gedaan. Er was geen aanleiding voor het doen van een erfgrensonderzoek voor [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] , omdat daarover geen discussie bestond tijdens de bouwwerkzaamheden. [eiser] heeft hen ook nooit gemeld dat hij onzeker was over de ligging van de erfgrens. Bovendien konden zij dat onderzoek ook niet laten uitvoeren, omdat zij geen eigenaren van de percelen waren.
3.21.
Mocht [eiser] tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden hebben gemeend dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] onrechtmatig tegenover hem hebben gehandeld, dan geldt ook hier weer dat hij daarover op dat moment had moeten klagen bij de juiste bevoegde personen. Dat is niet gebeurd, terwijl [eiser] in ieder geval wel met [gedaagde sub 3] contact had over de werkzaamheden.
[eiser] heeft geen recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en de kosten voor inschakeling van het Kadaster
3.22.
Omdat alle vorderingen van [eiser] worden afgewezen, zullen [gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] niet worden veroordeeld tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten die [eiser] heeft gemaakt voor het laten uitvoeren van een erfgrensreconstructie door het Kadaster. Het was bovendien niet nodig om de erfgrens te laten reconstrueren, omdat [eiser] zelf heeft gesteld dat het midden van de oude haag de juridische erfgrens vormde.
Proceskosten in conventie
3.23.
[eiser] krijgt in conventie ongelijk. Daarom moet hij de kosten van deze procedure (inclusief nakosten) van [gedaagde sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] betalen.
3.24.
De kosten aan de kant van [gedaagde sub 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 1.301,-
- salaris advocaat € 1.196,- (2 punten x tarief II)
- nakosten
€ 173,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 2.670,-
3.25.
De kosten aan de kant van [gedaagde sub 3] worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,-
- salaris advocaat € 1.196,- (2 punten x tarief II)
- nakosten
€ 173,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 4.206,-
3.26.
[gedaagde sub 3] heeft ook wettelijke rente over de proceskosten gevorderd. Dit wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing wordt vermeld.
3.27.
De kosten aan de kant van [gedaagde sub 4] worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,-
- salaris advocaat € 1.196,- (2 punten x tarief II)
- nakosten
€ 173,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 4.206,-
in reconventie
Geen verbod voor [eiser] om het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. te betreden
3.28.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert in reconventie een verbod voor [eiser] om zonder toestemming van [gedaagde sub 1] c.s. zijn perceel te betreden of gebruik te maken van zijn oprit of andere handelingen te verrichten aan de eigendommen van [gedaagde sub 1] c.s.
3.29.
Deze vordering zal worden afgewezen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft foto’s overgelegd van maar één moment waarop [eiser] op de oprit van [gedaagde sub 1] c.s. liep. Dat was omdat een busje van een bezorgdienst op de oprit van [gedaagde sub 1] c.s. had geparkeerd en [eiser] hielp met het tillen van goederen uit het busje. Daarnaast is er een foto overgelegd van [eiser] die met een ladder tegen de boom van [gedaagde sub 1] c.s. is geklommen. [gedaagde sub 1] c.s. stelt dat die foto aantoont dat [eiser] regelmatig takken uit zijn boom zaagt. Dat is niet op de foto te zien. Volgens [eiser] maakte hij op dat moment een foto van het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. voor deze procedure.
3.30.
Buren moeten elkaars eigendommen respecteren en mogen niet zonder toestemming andermans perceel betreden of zonder voorafgaande aanmaning (overhangende) takken uit bomen snoeien. Als goede buur moet men echter toestaan dat het perceel in een enkele situatie wordt betreden, zoals voor het aannemen van pakketpost of dat overhangende takken worden gesnoeid als de eigenaar dat na een aanmaning niet zelf doet.
3.31.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft niet aangetoond dat [eiser] regelmatig op zijn perceel loopt, takken uit zijn boom zaagt of foto’s van zijn perceel maakt. Daarom is er geen reden om deze vordering van [gedaagde sub 1] c.s. toe te wijzen en een verbod richting [eiser] uit te spreken met een dwangsom.
Proceskosten in reconventie
3.32.
De rechtbank zal [gedaagde sub 1] c.s. veroordelen in de proceskosten in reconventie van [eiser] . Deze kosten worden begroot op € 598,- aan salaris advocaat (1 punt x tarief II) en € 173,- aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing). Dat is in totaal een bedrag van € 771,-.
in voorwaardelijke reconventie
3.33.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft zijn vorderingen in reconventie tegenover [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 3] ingesteld onder de voorwaarde dat de vorderingen van [eiser] in conventie tegenover [gedaagde sub 1] c.s. worden toegewezen. Omdat de vorderingen van [eiser] in conventie zullen worden afgewezen, is die voorwaarde niet vervuld. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de voorwaardelijke reconventionele vorderingen.
3.34.
Maar ook als [gedaagde sub 1] c.s. in conventie wel was veroordeeld om een handeling te verrichten in het belang van [eiser] , dan zou [gedaagde sub 1] c.s. niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn voorwaardelijke reconventionele vorderingen tegenover [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] . Een eis in reconventie kan op basis van de wet alleen worden ingesteld tegenover de wederpartij, dus tegenover [eiser] als de eiser in conventie. [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zijn samen met [gedaagde sub 1] c.s. gedaagden in conventie. [gedaagde sub 1] c.s. had [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] in (voorwaardelijke) vrijwaring moeten oproepen als hij had gewild dat zij zouden worden veroordeeld om datgene te doen waartoe [gedaagde sub 1] c.s. in conventie tegenover [eiser] was veroordeeld. Dat heeft [gedaagde sub 1] c.s. niet gedaan.
3.35.
[gedaagde sub 3] heeft een proceskostenveroordeling gevorderd van [gedaagde sub 1] c.s. Die vordering wordt afgewezen. Ook hiervoor geldt dat een proceskostenveroordeling niet kan worden gevorderd van een medegedaagde. Bovendien had [gedaagde sub 3] het verweer, dat [gedaagde sub 1] c.s. niet-ontvankelijk was in zijn vordering tegenover haar, ook op de zitting kunnen voeren. [gedaagde sub 3] heeft ervoor gekozen om uit eigen initiatief een akte in te dienen. Deze is niet omvangrijk. Daardoor is een proceskostenveroordeling niet op zijn plaats.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de kant van [gedaagde sub 1] c.s. tot op heden begroot op € 2.670,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de kant van [gedaagde sub 3] tot op heden begroot op € 4.206,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
en te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling,
4.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de kant van [gedaagde sub 4] tot op heden begroot op € 4.206,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten aan de kant van [eiser] tot op heden begroot op € 771,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde sub 1] c.s. € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
in conventie en in reconventie
4.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen in de randnummers 4.2. tot en met 4.4. en 4.6. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. van Rens op 1 november 2023.
5427 (NK)