ECLI:NL:RBMNE:2023:5561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 21/4772 - pkv
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A.C. van Kuijeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenverzoek in bestuursrechtelijke zaak over WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan over een proceskostenverzoek van verzoekster, een B.V. die betrokken was bij een geschil met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het geschil ontstond na de beëindiging van de WIA-uitkering van een (ex-)werknemer van verzoekster per 16 mei 2021. Het Uwv had eerder de uitkering beëindigd, maar na bezwaar van de werknemer werd deze beslissing op 24 september 2021 gegrond verklaard en de uitkering voortgezet. Verzoekster heeft hierop beroep ingesteld, dat op 31 oktober 2022 door de rechtbank is behandeld. Na een schorsing van het onderzoek heeft het Uwv op 16 december 2022 zijn eerdere besluiten gewijzigd en het bezwaar van de werknemer ongegrond verklaard, wat leidde tot de beëindiging van de WIA-uitkering per 27 januari 2023.

Verzoekster trok haar beroep in en verzocht het Uwv om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.674,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in de nieuwe besluiten volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van verzoekster, en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten. Daarnaast is het Uwv verplicht om het griffierecht van € 360,00 aan verzoekster te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4772 - pkv
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2023 op het proceskostenverzoek in de zaak tussen

[verzoekster] B.V. te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. drs. C.L. Schuren),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv) verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. Met het besluit van 15 maart 2021 heeft het Uwv de uitkering van de (ex-)werknemer van verzoekster op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 16 mei 2021 beëindigd. Met het besluit van 24 september 2021, gewijzigd met het besluit van 13 oktober 2021, heeft het Uwv het bezwaar van de (ex-)werknemer hiertegen echter gegrond verklaard en de WIAuitkering per 16 mei 2021 voortgezet.
2. Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld. Het beroep is bij de rechtbank op 31 oktober 2022 behandeld op een zitting. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak geschorst en het Uwv in de gelegenheid gesteld om het besluit nader te onderbouwen. Vervolgens heeft het Uwv met twee besluiten van 16 december 2022 de beslissing op bezwaar gewijzigd. Het Uwv heeft het bezwaar van de (ex-)werknemer alsnog ongegrond verklaard, heeft bepaald dat de (ex-)werknemer vanaf 16 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat achteraf gezien de WIA-uitkering terecht per 16 mei 2021 was ingetrokken. Het Uwv heeft de WIAuitkering zes weken later, per 27 januari 2023, beëindigd.
3. Hierna heeft verzoekster haar beroep ingetrokken onder het gelijktijdige verzoek het Uwv te veroordelen in haar proceskosten. Het Uwv heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

4. De rechtbank doet uitspraak op het proceskostenverzoek zonder het verzoek op een zitting te behandelen. [1]
5. De rechtbank stelt vast dat verzoekster haar beroep heeft ingetrokken, omdat het Uwv in de nieuwe besluiten van 16 december 2022 volledig tegemoet is gekomen aan haar bezwaren tegen de voortzetting van de WIAuitkering. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die verzoekster in beroep redelijkerwijs heeft gemaakt. [2]
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 837,-- en een wegingsfactor 1).
7. Tot slot is het Uwv verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 360,-- aan verzoekster te vergoeden. [3]

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.647,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.C. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.K. Boer ‑ de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Gelet op artikel 8:75a van de Awb.
3.Dat volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.