ECLI:NL:RBMNE:2023:5550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
10318507 UC EXPL 23-848 (hoofdzaak) en 10514035 UC EXPL 23-3385 (vrijwaring)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door gebrek aan tuinonderhoud door huurder

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2023, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een vordering ingesteld tegen de stichting Woonin wegens onrechtmatige hinder. Eisers stellen dat zij hinder ondervinden van het gebrek aan tuinonderhoud door de huurder van de naastgelegen woning, [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eisers onvoldoende onderbouwd is. De kantonrechter oordeelt dat de aard, ernst en duur van de hinder niet zodanig zijn dat deze als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De kantonrechter wijst erop dat de hinder afhankelijk is van de plaatselijke omstandigheden en dat eisers niet hebben aangetoond dat de overlast uitsluitend het gevolg is van het nalatige onderhoud door de huurder. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaringszaak, waarin Woonin [gedaagde] aansprakelijk stelt, worden de vorderingen eveneens afgewezen, met een kostenveroordeling voor Woonin. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10318507 UC EXPL 23-848 (hoofdzaak) en 10514035 UC EXPL 23-3385 (vrijwaring) EAdV/51469
Vonnis van 18 oktober 2023
In de hoofdzaak

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2] ,
beiden wonende in [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
hierna te noemen (in mannelijk enkelvoud): [eisers c.s.] ,
gemachtigde: mr. P.W.J.C. van Peer,
tegen:
de stichting
STICHTING WOONIN,
gevestigd in Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
hierna te noemen: Woonin,
gemachtigde: mr. G.J. Scholten,
In de vrijwaringszaak
de stichting
STICHTING WOONIN,
gevestigd in Utrecht,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: Woonin,
gemachtigde: mr. G.J. Scholten,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van [eisers c.s.] van 2 februari 2023 met 9 producties;
  • de conclusie van antwoord van Woonin met producties, tevens houdende incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met 6 producties;
  • de conclusie van antwoord in incident van [eisers c.s.] ;
  • het vonnis in incident van 26 april 2023;
  • de vrijwaringsdagvaarding van Woonin van 12 mei 2023 met 4 producties.
1.2.
In de zaak in vrijwaring is [gedaagde] gedagvaard tegen de roldatum van 24 mei 2023. Omdat [gedaagde] niet op deze datum in het geding is verschenen, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, is tegen hem verstek verleend. Bij brief van 25 mei 2023 is door de griffier aan Woonin bericht dat tegen [gedaagde] verstek is verleend, en dat de vrijwaringszaak wordt aangehouden totdat de hoofdzaak is uitgeprocedeerd.
1.3.
In de hoofdzaak heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden op 21 augustus 2023. Tijdens deze behandeling waren [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aanwezig, bijgestaan door mr. Van Peer. Namens Woonin was mevrouw [A] (woonconsulent) aanwezig, bijgestaan door mr. Scholten. Door en namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de behandeling is besproken.
1.4.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat zowel in de hoofdzaak als in de zaak in vrijwaring vonnis kan worden gewezen. Het uitgangspunt is dan dat in beide zaken gelijktijdig wordt beslist (artikel 215 Rv). Bij brief van 28 september 2023 heeft de griffier aan de partijen in de zaak in vrijwaring gevraagd of zij akkoord zijn met deze gelijktijdige afdoening. Op 9 oktober 2023 heeft Woonin bericht hiermee akkoord te zijn. Van [gedaagde] is geen reactie ontvangen, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat hij zich tegen deze gelijktijdige afdoening niet verzet.
1.5.
De kantonrechter heeft bepaald dat uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eisers c.s.] is eigenaar van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] . Het betreft een tussenwoning met voor- en achtertuin. Woonin is eigenaresse van de naastgelegen woning aan de [adres 2] (hierna: de huurwoning). Dit betreft een hoekwoning met voor-, zij- en achtertuin. Deze woning wordt door (de stichting Viveste als rechtsvoorganger van) Woonin verhuurd aan [gedaagde] . Waar in dit vonnis over Woonin wordt gesproken, is waar nodig stichting Viveste als haar rechtsvoorganger bedoeld.
2.2.
[gedaagde] verricht nauwelijks tot geen onderhoudswerkzaamheden aan de tuin van de huurwoning. [eisers c.s.] stelt dat hij hinder ervaart vanwege dit gebrek aan tuinonderhoud.
2.3.
In oktober 2020 heeft de gemachtigde van [eisers c.s.] Woonin, in hoedanigheid van verhuurder, gesommeerd om met een oplossing te komen voor de gestelde onrechtmatige hinder die wordt veroorzaakt door [gedaagde] als haar huurder. In maart/april 2021 heeft Woonin door een hovenier onderhoudswerkzaamheden laten verrichten. In augustus 2022 heeft de gemachtigde van [eisers c.s.] Woonin wederom gesommeerd om de onrechtmatige hinder zo spoedig mogelijk te laten beëindigen.
2.4.
Omdat [eisers c.s.] meent dat er sprake is van onrechtmatige hinder, vordert hij in de hoofdzaak om bij een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Woonin te gebieden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de jegens hem overlast veroorzakende gedragingen, in welke vorm dan ook, te staken en gestaakt te houden op een wijze waarop hij niet langer hinder ondervindt, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag dat Woonin daarmee in gebreke blijft;
Woonin te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 1.000,00 aan hem te voldoen met betrekking tot het gederfd woongenot;
Woonin te veroordelen in de proceskosten.
2.5.
Woonin meent dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder. Zij betwist de stellingen van [eisers c.s.] en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers c.s.] in de proceskosten, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
2.6.
Woonin stelt, samengevat weergegeven, dat als in de hoofdzaak al wordt aangenomen dat [gedaagde] is tekortgeschoten in zijn huurverplichtingen, en Woonin onrechtmatig jegens [eisers c.s.] heeft gehandeld door onvoldoende (juridische) maatregelen jegens [gedaagde] te treffen, [gedaagde] daarvoor in de contractuele relatie met haar aansprakelijk is.
2.7.
Om die reden vordert Woonin in de zaak in vrijwaring om bij een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [gedaagde] te veroordelen:
tot betaling van datgene waartoe Woonin als gedaagde in de hoofdzaak jegens [eisers c.s.] mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling;
tot betaling aan Woonin van een bedrag ter grootte van de schade die Woonin lijdt, in de ruimste zin van het woord, ten gevolge van een eventuele veroordeling van Woonin jegens [eisers c.s.] in de hoofdzaak, waaronder alle juridische kosten die Woonin heeft moeten maken in de hoofdzaak;
om binnen twee weken na betekening van dit vonnis elk overlast veroorzakend gedrag of nalaten jegens [eisers c.s.] te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
[gedaagde] te veroordelen in de nakosten, eventueel vermeerderd met de wettelijke rente;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
2.8.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

In de hoofdzaak
3.1.
De kantonrechter begrijpt dat [eisers c.s.] stelt dat Woonin jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende op te treden tegen [gedaagde] als haar huurder, waardoor tot op de dag van vandaag sprake is van onrechtmatige hinder. Woonin is daarentegen van mening dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder waardoor zij niet jegens [gedaagde] heeft hoeven optreden. Daarnaast meent zij dat zij (deels onverplicht) heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting.
3.2.
De kantonrechter merkt op dat de vordering van [eisers c.s.] veel te algemeen is geformuleerd en de in de dagvaarding gestelde overlast onvoldoende is geconcretiseerd. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling een groot deel van de tijd besteed aan het vragen naar de concrete overlast. Daaruit heeft de kantonrechter het volgende begrepen. Omdat [gedaagde] geen tuinonderhoud verricht, is er volgens [eisers c.s.] zowel in de voor- als in de achtertuin van de huurwoning sprake van een enorme woekering van planten, struiken en bomen. [eisers c.s.] stelt dat hierdoor onrechtmatige hinder aan zijn woning en erf wordt toegebracht. Volgens hem is door de overwoekering van de struik in de achtertuin van de huurwoning bijvoorbeeld de schutting aangetast die als erfafscheiding fungeert. Volgens [eisers c.s.] neemt de hoge beplanting zonlicht weg en zorgt deze voor een schaduwworp in zijn woning. Hij stelt dat de takken van de boom in de voortuin van de huurwoning over het dak van zijn woning hangen en zorgen voor mosgroei op het dak die de dakpannen aantast. Daarnaast is er sprake van blad- en naaldval van deze boom. Deze bladeren en naalden vallen in de goot van zijn woning waardoor sprake is van verstopping. Verder stelt [eisers c.s.] dat besjes uit de boom vallen die vlekken op zijn tegels achterlaten. Ook stelt [eisers c.s.] dat tuintegels omhoog komen door de wortelgroei van de boom in de voortuin van de huurwoning. Ten slotte stelt [eisers c.s.] dat het gebrek aan tuinonderhoud en het strooien van eten in de tuin een muizenplaag tot gevolg heeft.
3.3.
Hoewel de kantonrechter wel ziet dat de tuin van de huurwoning is verwilderd en zij wel wil aannemen dat [eisers c.s.] daarvan de nodige overlast ervaart, is zij met Woonin van oordeel dat [eisers c.s.] onvoldoende heeft onderbouwd dat deze hinder
onrechtmatigis. Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad namelijk afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden. [1] In de kern oordeelt de kantonrechter dat [eisers c.s.] de overlast, althans de
ernstdaarvan, onvoldoende heeft onderbouwd zodat niet kan worden gesproken van onrechtmatige hinder.
3.4.
[eisers c.s.] heeft de slechte staat van de schutting in het geheel niet onderbouwd, laat staan dat hij heeft onderbouwd dat deze staat verband houdt met de woekering van het struikgewas in de achtertuin van de huurwoning. Ditzelfde geldt voor de muizenplaag, het omhoog komen van de tuintegels, en de vlekken op de tegels door de besjes. [eisers c.s.] heeft de aanwezigheid van muizen onvoldoende aangetoond en, belangrijker nog, niet aangetoond dat deze muizen verband houden met het nalatige tuinonderhoud. Tijdens de behandeling heeft [eisers c.s.] aangevuld dat die plaag ook het gevolg is van het strooien van eten in de tuin, maar dat [gedaagde] of zijn partner eten in de tuin gooit, heeft [eisers c.s.] niet eerder aangevoerd en onderbouwd. Tijdens de behandeling heeft [eisers c.s.] verder eerst gesteld dat er sprake is van omhoogkomende tuintegels vanwege wortelgroei. Hij heeft deze stelling in het geheel niet onderbouwd. Van vlekken op de tegels, laat staan dat dit komt door besjes die afkomstig zijn van groen uit de tuin van de huurwoning, heeft [eisers c.s.] ook niets aangetoond. De kantonrechter heeft van de gemachtigde van [eisers c.s.] begrepen dat die onderbouwing (misschien) nog wel kan worden gegeven, maar dat is te laat; reeds bij het instellen van een vordering dienen de daaraan ten grondslag liggende stellingen te worden onderbouwd (zodat ook de tegenpartij daarop bij antwoord kan reageren).
3.5.
Voor wat betreft de schaduwworp in de woning, begrijpt de kantonrechter dat Woonin meent dat de struik in de achtertuin van de huurwoning in ieder geval niet zo hoog is, dat deze zonlicht wegneemt. Waar het aankomt op de voorkant van de woning, is niet gezegd dat het zonlicht alleen wordt belemmerd door de boom die in de voortuin van de huurwoning staat. Volgens Woonin staan in de woonwijk veel bomen die schaduw op de woning van [eisers c.s.] werpen. Verder is de ernst van de mosgroei op het dak door Woonin betwist, en is het volgens Woonin de vraag of deze mosgroei niet (ook) wordt veroorzaakt door de andere bomen die in de woonwijk staan. Verder kan volgens Woonin worden afgedongen op de ernst van de blad- en naaldval. De hovenier heeft bij het verrichten van zijn onderhoudswerkzaamheden geconstateerd dat deze blad- en naaldval in de goot niet leidt tot verstopping.
3.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eisers c.s.] onvoldoende onderbouwd dat deze overlast (uitsluitend) het gevolg is van de tuin van Woonin/ [gedaagde] , althans dat de daardoor veroorzaakte overlast zodanig ernstig is dat die onrechtmatig is. Woonin heeft namelijk naar voren gebracht dat de woning is gelegen in een groene woonwijk waarin veel bomen staan. Het is dus heel wel denkbaar dat de hinder – voor zover die er is – (mede) het gevolg is van ander groen en bomen. Het verband tussen het nalatig groenonderhoud door [gedaagde] en de door [eisers c.s.] ervaren hinder, staat dus evenmin vast.
3.7.
Hiervoor is overwogen dat geen sprake is van onrechtmatige hinder. Hierdoor is ook komen vast te staan dat [gedaagde] niet zodanig is tekortgeschoten in zijn onderhoudsverplichtingen dat dit een tekortkoming oplevert in de contractuele relatie tussen hem en Woonin. Er bestond voor Woonin dus geen grond om op te treden tegen [gedaagde] Door dit na te laten, heeft zij dus niet onrechtmatig gehandeld.
3.8.
Omdat geen sprake is van onrechtmatige hinder, bestaat geen grond voor toewijzing van het bedrag aan smartengeld.
3.9.
Aangezien [eisers c.s.] zich bij herhaling beklaagt over overhangende takken, wijst de kantonrechter hem op zijn recht van artikel 5:44 lid 1 BW om overhangende takken eigenmachtig weg te snijden. Voorwaarde hiervoor is wel dat Woonin als eigenaar eerst moet zijn aangemaand om deze takken te verwijderen. Pas als zij dit nalaat, bestaat het recht deze takken eigenmachtig te verwijderen. De stelling dat het snoeien van de struik in de achtertuin voor [eisers c.s.] onmogelijk zou zijn vanwege de hoogte van 6 meter, heeft [eisers c.s.] onvoldoende onderbouwd. Deze hoogte volgt namelijk niet uit de foto’s die zijn ingediend.
3.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de verstandhouding tussen [eisers c.s.] en [gedaagde] is verslechterd en dat [eisers c.s.] , gezien het agressieve gedrag van [gedaagde] , vreest voor escalatie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Woonin verklaard niet op de hoogte te zijn van dit gedrag van [gedaagde] . Zij heeft toegezegd hierover met [gedaagde] in gesprek te gaan. De kantonrechter wil benadrukken dat [eisers c.s.] eventueel onoorbaar gedrag van [gedaagde] bij Woonin dient te melden, zodat Woonin hieromtrent een dossier kan opbouwen.
3.11.
Verder is tijdens de behandeling gesproken over de stappen die [eisers c.s.] moet nemen voor het kunnen plaatsen van een nieuwe schutting. Duidelijk is geworden dat [eisers c.s.] hiervoor het overleg met [gedaagde] , en zo mogelijk Woonin, dient te zoeken.
3.12.
Gezien het voorgaande, zal de kantonrechter de vorderingen van [eisers c.s.] afwijzen. [eisers c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonin worden begroot op € 264,00 (2 punten à € 132,00) aan salaris gemachtigde.
In de vrijwaringszaak
3.13.
Omdat de vorderingen die [eisers c.s.] in de hoofdzaak tegen Woonin heeft ingesteld worden afgewezen, geldt dat ook voor de vorderingen die Woonin in de zaak in vrijwaring tegen [gedaagde] heeft ingesteld. Woonin zal in de zaak in vrijwaring als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In de hoofdzaak
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eisers c.s.] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Woonin, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 264,00 aan salaris gemachtigde;
In de vrijwaringszaak
4.3.
wijst de vorderingen af;
4.4.
veroordeelt Woonin tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil;
In de hoofdzaak en de vrijwaringszaak
4.5.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, op 18 oktober 2023.

Voetnoten

1.HR 3 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0235,