Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 juni 2023 met 5 producties;
- de conclusie van antwoord met 5 producties;
- de conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis met productie 6 tot en met 15;
- de conclusie van dupliek met productie 6 tot en met 10;
- de akte houdende uitlating producties van [eiser] met productie 16 tot en met 19;
- de akte uitlating producties tevens houdende producties van de Gemeente Utrecht met productie 11;
- het tussenvonnis van 1 maart 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen.
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De beoordeling van het gevorderde
Vermogensschade
€ 72.355,77bedraagt.
Advocaatkosten en kosten juridische bijstand
afzonderlijkevordering tot betaling van de advocaatkosten, griffierecht en deurwaarderskosten ingetrokken, omdat een vergoeding van € 8.619,34 aan advocaatkosten en kosten juridische bijstand al deel uitmaakt van de winst- en verliesrekening van 2019 en daarmee is verdisconteerd in de schadepost vermogensschade, namelijk in het geleden verlies van (-) € 23.718,77.
Overige huisvestingskosten
overigehuisvestingskosten’ van € 7.000,71 tot de vermogensschade behoren, omdat deze kosten in het jaar 2018 en 2020 nihil waren. [eiser] heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat deze kosten verband houden met herstel van het pand omdat de staat van het pand door de gedwongen sluiting was verslechterd. De rechtbank begrijpt dat de Gemeente Utrecht deze stelling bij gebrek aan wetenschap betwist. Met de Gemeente Utrecht is de rechtbank van oordeel dat op [eiser] de stelplicht en bewijslast rust van het bestaan en de omvang van de vermogensschade. Met de Gemeente Utrecht is de rechtbank verder van oordeel dat [eiser] voor wat betreft deze post niet aan de op hem rustende stelplicht- en bewijslast heeft voldaan. Het had op zijn weg gelegen om het bestaan van deze schade met stukken te onderbouwen, zeker na de expliciete oproep van de Gemeente Utrecht in de conclusie van antwoord om de schade met een zo objectief mogelijke onderbouwing te concretiseren en specificeren, en na lezing van het rapport van [expertisebureau] waarin vraagtekens worden geplaatst bij deze post. Het bedrag van € 7.000,71 zal op het totaal van de begrote vermogensschade in mindering worden gebracht.
Voordeelsverrekening
redelijkis dit genoten voordeel op de schadevergoeding in mindering te brengen, omdat hij dit voordeel vanwege eigen inspanningen heeft verkregen. De rechtbank is het in zoverre met [eiser] eens dat de heersende leer is dat verrekening minder snel redelijk kan zijn, naarmate de benadeelde meer geacht kan worden zelf vrijwillig een bepaalde prestatie te hebben verricht waardoor hem bij schade een zeker voordeel toevalt. [3] De rechtbank acht dit uitgangspunt niet van toepassing op het verworven loon, omdat het vrijwillig karakter van deze prestatie discutabel is. Men mag van een uitbater van een garagebedrijf verwachten dat hij andere werkzaamheden verricht om zijn verlies aan verdienvermogen te compenseren. De rechtbank ziet dus aanleiding om het verkregen voordeel in mindering te brengen op de te vergoeden schade.
Reputatieschade
handelsrente betwist, omdat geen sprake zou zijn van een zakelijke transactie. Daarin volgt de rechtbank de Gemeente Utrecht. De vordering van [eiser] is namelijk niet gebaseerd op de niet-nakoming van de primaire betalingsverplichting uit hoofde van een handelstransactie als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek. De wettelijke handelsrente is daarom niet van toepassing. De rechtbank zal daarom de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek toewijzen toewijsbaar vanaf het moment van opeisbaarheid van de vordering tot schadevergoeding. Wanneer de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is, hangt af van het moment waarop de schade geacht wordt te zijn
geleden. De rechtbank acht de schade in elk geval geleden op de subsidiair gevorderde ingangsdatum van de wettelijke rente, te weten 10 oktober 2019: het moment dat het pand weer open mocht.
- dagvaarding: € 125,03
- griffierecht: € 1.301,00
- salaris advocaat: € 3.549,00 (3 punten x tarief IV à € 1.183,00)
- nakosten: € 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)