ECLI:NL:RBMNE:2023:5548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/563669 / JE RK 23-1718
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, gezien de problematische opvoedsituatie en de vechtscheiding van de ouders. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat om de problemen zelfstandig op te lossen. De kinderrechter heeft de ouders gehoord en vastgesteld dat de situatie van de kinderen ernstig bedreigd wordt door loyaliteitsconflicten en spanningen tussen de ouders. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen voor een periode van zes maanden onder toezicht te stellen van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland, met de mogelijkheid om de ondertoezichtstelling te verlengen indien nodig. De kinderrechter heeft benadrukt dat de hulpverlening en het onderzoek door de gecertificeerde instelling (GI) moeten worden uitgevoerd zonder belemmeringen van andere instanties. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een 'ouderschapsonderzoek in gedwongen kader' noodzakelijk is om de situatie te verbeteren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/563669 / JE RK 23-1718
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland,
locatie Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats 3] , hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, binnengekomen op 3 oktober 2023;
  • het rapport van de Raad van 6 oktober 2023, binnengekomen op 8 oktober 2023;
  • de reactie van de moeder op het rapport van de Raad, binnengekomen op 9 oktober 2023.
1.2.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft op 10 oktober 2023 met de kinderrechter gesproken.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de moeder;
  • mevrouw [A] namens de Raad;
  • de heer [B] namens de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI) en mevrouw [C] namens de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.

2.De belangrijke feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 juli 2023 [minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld van Samen Veilig Midden-Nederland (GI) tot 27 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Voor de onderbouwing van het verzoek verwijst de kinderrechter naar het verzoekschrift en het Raadsrapport.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
De vader is het eens met het verzoek van de Raad. Hoewel hij meer had verwacht van de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , ziet hij dat de ouders het samen niet lukt om de problemen op te lossen. De vader vindt het belangrijk dat er hulpverlening komt voor het hele gezin.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de Raad om [minderjarige 1] onder toezicht te stellen, maar zij wil dat de ondertoezichtstelling maximaal voor de duur van zes maanden wordt uitgesproken. Het doet de moeder veel pijn dat zij geen contact heeft met [minderjarige 1] , maar zij weet ook dat het geen zin heeft om haar te dwingen. De moeder wil graag dat er hulpverlening wordt ingezet en dat er goed gekeken wordt naar wat er wel mogelijk is in het contact tussen haar en [minderjarige 1] . De moeder is het niet eens met het verzoek om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen. Zij denkt dat als [minderjarige 1] onder toezicht wordt gesteld dit een positief effect zal hebben op de jongste twee jongens, zodat een ondertoezichtstelling voor hen niet nodig is. De moeder heeft op dit moment ook goed contact met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Zij ziet daarom nu geen meerwaarde in een ondertoezichtstelling voor hen.
4.3.
[minderjarige 1] heeft verteld aan de kinderrechter dat zij had gehoopt dat de voorlopige ondertoezichtstelling voldoende zou zijn om alle problemen op te lossen. [minderjarige 1] is bang dat een ondertoezichtstelling niet gaat helpen en wil niet dat deze situatie nog lang zo blijft.
Zij wil graag duidelijkheid en hoopt dat dit er snel komt.

5.De beoordeling

De conclusie

5.1.
De kinderrechter zal [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht stellen van Samen Veilig Midden-Nederland voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige deel aanhouden. De kinderrechter zal de beslissing hierna toelichten.
Toelichting
5.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd.
Zij groeien op in een opvoedingssituatie die wordt gekenmerkt door loyaliteitsdruk, spanning en onrust door de vechtscheiding van de ouders. Vooral [minderjarige 1] lijkt erg te lijden onder de spanningen tussen de ouders. Zij heeft er inmiddels voor gekozen om helemaal geen contact te willen met de moeder en er is al maanden geen contact meer tussen hen geweest. Ook de twee jongens dreigen in een ernstig loyaliteitsconflict te komen. Hoewel zij nu nog wel contact hebben met hun beide ouders, doen zij ook zorgelijke uitspraken over het contact met de moeder. De kinderrechter vindt deze situatie zeer zorgelijk.
5.3.
De ouders zijn op dit moment niet in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen weg te nemen en hulpverlening te accepteren doordat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan. De ouders denken zeer verschillend over wat het beste is voor de kinderen. De hulpverlening die tot nu toe is ingezet heeft nog niet voor een verbetering van de situatie gezorgd. Ook is de juiste hulpverlening nog niet ingezet. De kinderrechter vindt de inzet van een gezinsvoogd nodig om passende hulpverlening voor het gezin in te schakelen en de ontwikkeling van de kinderen in de gaten te houden.
De doelen
5.4.
Concreet zijn de doelen waaraan gewerkt moet worden als volgt:
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] groeien samen op in een rustige, voorspelbare en (emotioneel) veilige opvoedsituatie;
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben onbelast contact met beide ouders en ze vinden het leuk en ontspannen om met hun beide ouders contact te hebben;
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ontwikkelen een positief zelfbeeld en vertrouwen;
  • Bij beide ouders hebben de kinderen een fijne plek om te wonen.
KOOS
5.5.
Om bovenstaande doelen te bereiken is de inzet van hulpverlening in gedwongen kader noodzakelijk. Zoals tijdens de zitting is besproken vindt de kinderrechter het van groot belang dat gestart wordt met een ‘ouderschapsonderzoek in gedwongen kader’. De GI heeft verklaard dat zij dit wil inzetten maar dat KOOS dit heeft geweigerd en een alternatief heeft aangeboden. De GI acht dit alternatief niet afdoende, omdat het maar een onderdeel is van het door de GI beoogde onderzoek. De kinderrechter wil benadrukken dat het de GI is die bepaalt welke hulpverlening en welk onderzoek zij geschikt acht. Het is om die reden dat de GI de ondertoezichtstelling uitvoert. Zij moet daarin zo min mogelijk belemmerd worden door een organisatie die namens de gemeente de hulp moet faciliteren en financieren. De onderhavige casus en de problematiek die hier speelt is al complex genoeg.
De kinderrechter geeft KOOS dringend in overweging om wel een ‘ouderschapsonderzoek in gedwongen kader’ aan te bieden in deze casus. De kinderrechter gaat ervan uit dat Koos dit zal doen.
Aanhouding van het verzoek
5.6.
Om het verloop van de hulpverlening in de gaten te houden, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling voor kortere duur uitspreken, namelijk voor zes maanden en de rest van het verzoek aanhouden. Na deze periode kan bekeken worden of een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Voor 10 maart 2024 wil de kinderrechter van de Raad weten wat de huidige stand van zaken is en of de Raad het verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt. Ook wil de kinderrechter van de GI weten hoe de ondertoezichtstelling en de hulpverlening verloopt. De kinderrechter zal bij een eventuele volgende zitting ook KOOS oproepen als informant, in het geval Koos niet de door de GI gewenste hulp c.q. het gewenste onderzoek ter beschikking heeft gesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 10 oktober 2023 tot 10 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling en de beslissing op het overige deel van het verzoek van de Raad pro forma aan en:
  • verzoekt de Raad om de kinderrechter
  • verzoekt de GI om de kinderrechter
  • verzoekt de griffier om de Raad, de GI, de ouders en zo nodig (zie 5.6.)
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma als griffier. De beslissing is op schrift gesteld op 18 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.