ECLI:NL:RBMNE:2023:554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
16/105237-22; 16/270594-21 (gev. ttz) en 99/000921-43 (vord. herroeping VI) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over mishandeling van twee partners door verdachte met zware gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in een jaar tijd twee partners heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1981, in de periode van 10 tot en met 11 september 2021 te Woudenberg zijn eerste partner, aangeduid als slachtoffer 1, meermalen heeft mishandeld. Dit resulteerde in ernstig letsel, waaronder onderhuidse bloeduitstortingen en zwellingen. De mishandeling vond plaats gedurende een weekend, waarbij de verdachte zijn partner ook heeft gewurgd en met een brandende sigaret heeft verbrand. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, maar hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire aanklacht van mishandeling.

Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 20 maart 2022 tot en met 25 april 2022 zijn tweede partner, aangeduid als slachtoffer 2, meermalen mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar met kracht heeft geslagen en gestompt, wat heeft geleid tot een hersenschudding en een gebroken rib. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Tevens is er een contactverbod opgelegd met slachtoffer 2 voor de duur van 2 jaren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan slachtoffer 2 van € 5.100,00, bestaande uit materiële en immateriële schade.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en geen berouw heeft getoond, wat heeft bijgedragen aan de strafverzwaring.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/105237-22; 16/270594-21 (gev. ttz) en 99/000921-43 (vord. herroeping VI) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
(hierna: verdachte)

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 januari 2022, 18 mei 2022, 12 augustus 2022, 8 november 2022 en 31 januari 2023. De zaak is inhoudelijk behandeld op 31 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht, alsmede mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij door naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/105237-22
primair: in de periode van 10 tot en met 11 september 2021 te Woudenberg
[slachtoffer 1] meermalen heeft verkracht;
subsidiair: in de periode van 10 tot en met 11 september 2021 te Woudenberg
[slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld;
parketnummer 16/270594-21
primair: in de periode van 20 maart 2022 tot en met 25 april 2022 te Woudenberg en/of Houten meermalen heeft geprobeerd aan zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (door haar te slaan/stompen en haar keel dicht te knijpen);
subsidiair: in de periode van 20 maart 2022 tot en met 25 april 2022 te Woudenberg en/of Houten zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , meermalen heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van beide parketnummers het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de feiten onder parketnummer 16/105237-22 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Ten aanzien van de feiten onder parketnummer 16/270594-21 heeft de raadsman aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het enige objectieve bewijs dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] ondersteunt – de letselverklaring – ondersteunt namelijk ook de verklaring van verdachte. Indien de rechtbank wel van oordeel is dat verdachte het geweld tegen [slachtoffer 2] heeft gepleegd, kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak 16/105237-22 primair (verkrachting)
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangeefster, voor zover het de verkrachting betreft, niet wordt ondersteund door ander bewijs in het dossier. Dit betekent dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 16/105237-22 primair ten laste gelegde.
4.3.2
Bewezenverklaring 16/105237-22 subsidiair (mishandeling [slachtoffer 1] )
Bewijsmiddelen [1]
De aangifte door [slachtoffer 1]
V = vraag verbalisant;
A = antwoord verdachte. [2]
V: Waar heb je verwondingen?
A: Nou ik heb vreselijke hoofdpijn, pijn aan de linkeroogkas en aan de rechterkant van mijn nek en aan mijn wang. [3]
V: Waar doe je aangifte van?
A: Ik doe aangifte van mishandeling.
V: En waar bestond de mishandeling uit?
A: Nou hij sloeg mij, ik heb een snee van een porseleinen schaal, hij heeft mij daarbij geslagen. Hij heeft mij op het achterhoofd geraakt.
V: Ik zie veel letsel in het gezicht, is dat allemaal door het slaan gebeurd?
A: Ja.
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Vrijdag en zaterdag. Ik bedoel daarmee 10 en 11 september 2021.
V: Waar is het gebeurd?
A: [woonplaats] , [adres] , dat is de woning van [verdachte] .
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] . [4]
V: Vertel eens alles over wat er gebeurd is afgelopen weekend?
A: Ik ben donderdag 9 september om 07.00 uur uit Polen vertrokken. Hij begroette mij en hij kwam mij ophalen bij de bus. Toen we thuis binnen kwamen, begon de hel. Hij sloeg mij in mijn gezicht. Hij trok mij aan mijn haren naar boven. Ik was boven en hij duwde mij op het bed en hij ging op mijn rug zitten. Hij heeft mijn paardenstaart afgeknipt want ik had lang haar. Hij heeft mij tegen de buik geschopt toen ik op stond en ik moest me van hem uit kleden en gaan douchen. Onder de douche heeft hij mij twee keer geslagen en hij heeft mij ook chloor over mij gegoten want hij zei dat ik bacteriën op mijn huid had. Na het douchen gingen we naar beneden. Ieder keer zei hij dat ik met mannen in de bus had geneukt en iedere keer sloeg hij mij en hij zei dat ik dit moest vertellen. Hij sloeg me, hij wurgde mij. Ik zat op de bank, hij sloeg mij in het gezicht. Op een gegeven moment wurgde hij mij zo hard dat het zwart werd voor mijn ogen, dat ik dacht dat ik dood ging. Dit was nog steeds op vrijdag. Hij liet me los, hij wachtte nog eventjes en hij sloeg me twee keer. Ik kon lang niet in slaap vallen, ik had overal pijn. De volgende dag en we zijn omstreeks 14.00 uur opgestaan. [5] Hij sloeg mij in het gezicht, hij sloeg mij met zijn hand, hij sloeg aan de linkerkant en hij is heel sterk. Hij sloeg mij steeds en zei tegen mij dat ik moest zeggen dat wat hij zei waar was. Hij pakte mij beet bij mijn haar, hij trok me aan het haar naar de keuken. Toen trapte hij tegen mijn buik. Hij rookte ook een sigaret en toen begon hij mij te branden met een sigaret. Ik dacht alleen maar in mijn hoofd, ik moet vluchten. Ik heb de voordeur open gedaan en ik ben weggevlucht. Ik ging richting de hoofdstraat en bij het eerste beste huis dat ik licht zag branden, daar ben ik naar toe gegaan. Ik liep naar de achterdeur van dat huis, want ik wist dat [verdachte] mij achterna zou komen, ik zag een jongen met een laptop in de woning zitten en ik heb tegen die jongen gezegd dat hij de politie moest bellen. [6]
V: Hoe zijn de krassen in jouw nek ontstaan?
A: Ik zat op de bank. Hij sloeg mij in het gezicht en hij heeft met zijn vingertoppen en nagels krassen gemaakt in mijn nek.
V: Hoe is de snee op je achterhoofd ontstaan?
A: Hij heeft mij met een porseleinen of glazen schaal geslagen. Hij sloeg me met de onderkant van de schaal.
V: In het ziekenhuis bleek ook dat je twee brandwonden hebt, vertel daar eens over?
A: Hij zat tegenover mij en nadat hij 3 of 4 keer had geïnhaleerd, heeft hij de brandende sigaret op mijn lichaam gedrukt, in de buurt van mijn nek. [7] Dat heeft hij twee keer gedaan, boven de rechterborst. [8]
De letselverklaring betreffende [slachtoffer 1]
Naam: [slachtoffer 1]
Datum letselonderzoek: 15-11-2021 [9]
Concluderend betreft het de volgende uitwendige letsels zoals vastgelegd door de Forensisch opsporing op 13-09-2021:
- onderhuidse bloeduitstortingen rondom beide ogen;
- zwelling van de oogleden van beide ogen;
- een barstwondje op de achterzijde van de behaarde hoofdhuid;
- vlekkerige oppervlakkige huidbeschadigingen met omringende roodheid rechts in de hals;
- op het borstbeen twee oppervlakkige huidbeschadigingen;
- een oppervlakkig krasletsel op de linkerschouder;
- onderhuidse bloeduitstortingen van oudere datum op rechter bovenarm en linker schouder.
De combinatie van bloeduitstorting, zwelling en de karakteristieken van de oppervlakkige huidletsels doen vermoeden dat het om recent ontstane letsels gaat. [10]
De verklaring van getuige [getuige]
Ik ben woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . Op 12 september 2021 bevond ik mij in de tuin. Omstreeks 21:45 uur schrok ik van een vrouw die plotseling naast mij stond. Ik zag dat ze in paniek was doordat zij aan het trillen was. Ik zag dat de vrouw verwond was. Ik zag dat zij paarse en opgezwollen ogen had. Ik hoorde de vrouw het volgende tegen mij zeggen: "Call the police, call the police". Ik hoorde de vrouw vervolgens het volgende tegen mij zeggen: "He is going to kill me". Ik ben vervolgens met de vrouw mijn woning ingelopen en heb de politie gebeld. Ik zag dat de vrouw in mijn woning direct naar de gang liep. Ik zag dat de vrouw in een hoekje ging zitten.. In dat hoekje ben je niet zichtbaar vanaf de straatzijde. [11]
Het aantreffen van een plukje haar in de woning van verdachte
Op 13 september 2021 ben ik, verbalisant, naar de [adres] te [woonplaats] gegaan. Samen met collega [verbalisant] heb ik zoekend rondgekeken in de woning. Op de eerste verdieping van de woning bevond zich een slaapkamer. Als je binnen deze slaapkamer in loopt, zag ik meteen links een grijskleurig kastje. Ik zag dat er op de onderste plank van de kast een pluk haar lag. Ik zag dat dit donkerkleurig haar was. Ik zag dat er op de grond, voor en naast deze kast, ook wat haren lagen. Tevens zag ik nog enkele haren op de overloop van de eerste verdieping van de woning liggen. [12]
Bewijsoverweging
Voor het bewijs gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangeefster zoals zij die op 14 september 2021 bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank acht die eerste verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Hoewel aangeefster op een later moment, op 16 september 2021, haar aangifte heeft ingetrokken, heeft zij op dat moment niet verklaard dat de inhoud van haar eerder afgelegde verklaring niet juist was. Als reden voor de intrekking gaf zij aan dat zij niet wilde dat de dochter van verdachte hem zou moeten opzoeken in de gevangenis. Pas voor het eerst op 26 september 2021 volgt een Whatsapp-bericht van aangeefster aan de politie dat zij niet door verdachte, maar door haar ex-vriend in Polen, zou zijn mishandeld. Uit dat bericht volgt dat ze op dat moment weer samen is met verdachte en ook geeft zij aan dat ze bij aankomst in Nederland niet tegen verdachte heeft verteld dat zij door die ex-vriend zou zijn mishandeld. Dit komt niet overeen met de verklaring van verdachte dat hij dit al op 11 september 2021 zou hebben gehoord van aangeefster. Dit doet op zichzelf al sterk twijfelen aan de lezing dat het letsel zou zijn veroorzaakt door een ander dan verdachte, maar doorslaggevend is voor de rechtbank dat het volgens de letselverklaring gaat om recent ontstaan letsel en niet om letsel van meerdere dagen oud.
De rechtbank vindt ook van belang dat de eerste verklaring van aangeefster wordt ondersteund door ander bewijs in het dossier. Zo heeft de buurman van verdachte verklaard dat aangeefster meteen na het incident naar zijn huis rende en dat zij ‘call the police, he is going to kill me’ riep. Hij zag dat zij in paniek was en in een hoekje ging zitten waar zij vanaf de straatzijde niet zichtbaar was. Ook heeft de politie in de woning van verdachte een pluk haar aangetroffen. Op de foto in het dossier lijkt het erop dat de pluk recent was afgeknipt en dit komt eveneens overeen met de verklaring van aangeefster. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde, te weten de mishandeling van [slachtoffer 1] , heeft begaan.
4.3.3
Bewezenverklaring 16/270594-21 primair (poging tot zware mishandeling [slachtoffer 2] )
Bewijsmiddelen [13]
De aangifte door [slachtoffer 2]
Ik heb een relatie met [verdachte] . [verdachte] woonde in [woonplaats] . Toen ik een week bij hem woonde, sloeg hij mij voor het eerst. De eerste keer dat hij mij sloeg was ongeveer rond 20 maart 2022. Het gebeurde vanaf toen zeker twee tot drie keer in de week. Vanaf 20 maart, tot vandaag, 25 april 2022, heeft hij mij twee tot drie keer in de week geslagen. In het begin sloeg hij mij met zijn vlakke hand. Hij begon steeds harder te slaan en later sloeg hij mij met mijn vuist in mijn gezicht en op mijn borstkast. [14] [verdachte] en ik werken vanaf 30 maart 2022 bij de [naam] in [vestigingsplaats] . Wij gingen altijd samen naar het werk. Afgelopen woensdag, 20 april 2022, heeft [verdachte] mij zo hard geslagen, dat ik niet naar mijn werk kon de dag erna. Hij sloeg mij zo hard op mijn borstkast, dat ik donderdag niet kon opstaan uit mijn bed.
Afgelopen vrijdag, op 22 april 2022, heeft er wederom een mishandeling plaatsgevonden. Tijdens de grote pauze zijn wij naar buiten gegaan. Wij zijn in zijn auto gaan zitten op de parkeerplaats welke bij het bedrijf hoort. Hij heeft mij toen hard geslagen in mijn gezicht. Ik voelde direct heel erg pijn. Ik voelde deze pijn in de linkerkant van mijn gezicht. Halverwege de rit naar huis hield hij zijn stuur met één arm vast. Met zijn andere arm sloeg hij mij. Dit deed hij met zijn rechterhand. Ik voelde direct hevige pijn in de linker kant mijn gezicht en in mijn mond.
Ongeveer vijftien minuten nadat wij thuis kwamen sloeg hij mij met zijn vlakke had. Daarna gooide hij mij op bed. Hij deed dit door zijn hand om mijn hals te doen. Ik voelde dat hij dit met zoveel kracht deed, dat ik niet kon ademhalen. Hij begon op mij in te slaan met zijn vuisten. Ik voelde dat hij mij op mijn borst, mijn gezicht en mijn linkerarm raakte. Ik heb zo ontzettend veel pijn gevoeld. Ik weet niet hoe vaak hij geslagen heeft. Hij heeft mij zo vaak geslagen dat ik het niet meer weet.
Ik heb op dit moment pijn op mijn borstkast aan de linkerzijde. Als ik beweeg heb ik het gevoel dat er iets in mijn borstkast kapot is. Ik voel dat ik moeite heb met ademhalen. Ik heb zoveel pijn. [15]
De letselverklaring betreffende [slachtoffer 2]
Naam: [slachtoffer 2]
Datum letselonderzoek: 29-04-2022 [16]
schatting duur verdere genezing zichtbare letsels: 4 weken;
schatting duur verdere genezing overige letsels: maanden;
verwachting blijvende schade: ja. [17]
Het aangetroffen letsel is karakteristiek voor een uitwendig inwerkende botsende of samendrukkende kracht zoals bijvoorbeeld slaan, schoppen, duwen, knijpen geraakt worden door een hard of lichaamsdeel dan wel botsen tegen een hard oppervlak of uitsteeksel. Op het aangezicht, de romp tot aan de buik aan de voorzijde van het lichaam, de linker- en rechter arm en in mindere mate op de rug zijn uitgebreide huidverkleuringen c.q. onderhuidse bloeduitstortingen aanwezig. Naast deze uitwendige letsels is tevens sprake van een ribfractuur en een vermoeden van een hersenschudding. Gezien de uitgebreidheid van de bloeduitstortingen kan het letsel zeer goed passen bij de gemelde toedracht. [18]
Een proces-verbaal van bevindingen
Op maandag 25 april 2022, omstreeks 18.00 uur, heb ik een aangifte opgenomen. Het slachtoffer betreft [slachtoffer 2] . Ik zag dat zij erg veel blauwe plekken had. Ik zag dat haar borst, vanaf haar borsten tot haar nek, compleet blauw/geel gekleurd waren. Ik zag dat er een donkerdere plek op haar linkerborst zat. [19]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt het volgende vast. Verdachte heeft aangeefster vanaf 20 maart 2022 regelmatig en meermalen tegen haar gezicht, borstkas en ribben geslagen en gestompt. Het meerdere malen met kracht slaan en stompen tegen deze onderdelen van het lichaam kan naar het oordeel van de rechtbank zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben. In de borstkas en achter de ribben bevinden zich vitale organen, zoals longen. Het meermalen met kracht in slaan of stompen op dit deel van het lichaam kan een fractuur van die ribben met zich brengen of die vitale organen – al dan niet als gevolg van een dergelijke fractuur – beschadigen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van verdachte, moet hij bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans op het oplopen van zwaar lichamelijk letsel en deze kans ook bewust hebben aanvaard (op de koop toe hebben genomen). De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het geweld gedurende de te laste gelegde periode in intensiteit toenam en verdachte aangeefster uiteindelijk kennelijk zo hard heeft geslagen en gestompt dat zij onder meer een hersenschudding, een gebroken rib en verschillende bloeduitstortingen heeft opgelopen, waaronder een donkere – bijna zwarte – plek die een groot deel van haar borst beslaat. Door de forensisch arts werd geschat dat de duur van genezing van het letsel maanden zou zijn en dat aangeefster er blijvende schade aan zou overhouden. De rechtbank acht dan ook het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, te weten dat verdachte opzettelijk meermalen heeft geprobeerd aan aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16-270594-21(subsidiair)op tijdstippen in de periode van 10 tot en met 11 september 2021 te Woudenberg [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- het slaan/stompen in/tegen het gezicht van [slachtoffer 1] en
- het aan de haren trekken van die [slachtoffer 1] en
- het afknippen van de paardenstaart van die [slachtoffer 1] en
- het tegen de buik schoppen van die [slachtoffer 1] en
- het gooien van chloor over die [slachtoffer 1] en
- het wurgen van die [slachtoffer 1] en
- het drukken van een brandende sigaret tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- het met een schaal slaan tegen het achterhoofd van die [slachtoffer 1] ;
parketnummer 16-105237-22
(primair)in de periode van 20 maart 2022 tot en met 25 april 2022 te Woudenberg en Houten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met kracht in/op het gezicht en de borstkas en de ribben, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt en de hals/keel heeft vastgepakt/gegrepen en heeft dicht geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16-270594-21
subsidiair:
mishandeling, meermalen gepleegd;
parketnummer 16-105237-22
primair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en te bepalen dat verdachte in het Pieter Baan Centrum wordt geobserveerd. Volgens de officier van justitie is het persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk om recidive te voorkomen.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd een gevangenisstraf van vier jaren op te leggen en de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen. Ook heeft de officier van justitie gevorderd een 38v-maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] , met toepassing van een week hechtenis voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen standpunt over de strafmaat ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in september 2021 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn partner, [slachtoffer 1] , onder meer door haar te slaan en te stompen in het gezicht, haar haren af te knippen, haar te wurgen en een brandende sigaret tegen haar lichaam te drukken. Zij heeft door het geweld van verdachte dermate gezwollen ogen opgelopen, dat ze daar nog nauwelijks doorheen kon kijken. Ongeveer een half jaar later heeft verdachte zich gedurende een maand schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige partner [slachtoffer 2] . Door de handelingen van verdachte heeft het slachtoffer onder meer een hersenschudding, een gebroken rib en verschillende bloeduitstortingen opgelopen, waaronder een donkere – bijna zwarte – plek die een groot deel van haar borst beslaat. Uit hetgeen op zitting namens [slachtoffer 2] naar voren is gebracht, blijkt dat zij niet alleen ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, maar dat zij ook last heeft van forse psychische schade. Zo heeft zij uit angst haar leven in Nederland achter zich gelaten en is naar Polen gevlucht.
De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat de mishandelingen hebben plaatsgevonden in de huiselijke sfeer. Ook rekent de rechtbank het de verdachte zeer aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen, geen berouw toont en geen empathie voor de slachtoffers. Sterker nog, verdachte schuwt het niet om beide slachtoffers zelf te beschuldigen van geweld en te verklaren dat het letsel van [slachtoffer 2] is veroorzaakt door [slachtoffer 1] .
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 12 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte op 14 februari 2017 is veroordeeld voor onder meer zware mishandeling en mensenhandel met geweld. In die zaak is verdachte op 5 mei 2019 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit in onderhavige zaak onder parketnummer 16-270594-21, liep verdachte nog in de proeftijd.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het dubbel PO-rapport, opgesteld door M.M. Sprock, psychiater, en I. van Asselt, GZ-psycholoog. Daaruit blijkt dat bij verdachte een psychische stoornis in de vorm van persoonlijkheidsproblematiek (narcistische en antisociale trekken) wordt vermoed. De psycholoog geeft aan dat verdachte weinig opening van zaken heeft gegeven en niet heeft meegewerkt aan het psychologisch testonderzoek. Er is daarom te weinig informatie beschikbaar om een psychische stoornis vast te stellen. Zowel de psychiater als psycholoog adviseren verdachte klinisch te laten observeren in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC).
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 30 januari 2023, opgesteld door B. Morre. De reclassering ziet op basis van de beschikbare gegevens geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Ook de reclassering adviseert verdachte klinisch te laten observeren in het PBC.
De vordering van de officier om te bepalen dat verdachte in het PBC wordt geobserveerd, wordt afgewezen. De rechtbank onderkent dat deze observatie door beide deskundigen en de reclassering is geadviseerd gelet op de weigerachtige houding van verdachte en de omstandigheid dat er aldus weinig informatie beschikbaar is om een psychische stoornis vast te stellen. De rechtbank zal op basis van de voorhanden zijnde stukken en het onderzoek ter terechtzitting tot een naar haar oordeel passende straf kunnen komen. Wat ook meeweegt is dat twee eerdere vorderingen tot plaatsing in het PBC gedurende het strafproces, dat al eind 2021 is aangevangen, zijn afgewezen, alsmede de niet-bewezenverklaring van het zwaarste aan verdachte ten laste gelegde feit.
Verdere mogelijk onnodige vertraging, mede vanwege de ongewisse uitkomst van die observatie, dient te worden voorkomen.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten, slechts een gevangenisstraf passend.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zonder gebruik te maken van een wapen een gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt gegeven. Voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld kopstoten en/of schoppen tegen het hoofd, is een gevangenisstraf van zes maanden het uitgangspunt.
In deze zaak is geen sprake van een voltooide zware mishandeling en evenmin van een kopstoot of van het schoppen tegen het hoofd van de slachtoffers. Maar in deze zaak is wel sprake van een verdachte die in één jaar tijd twee partners (zwaar) heeft mishandeld. Het ene slachtoffer is gedurende een heel weekend mishandeld, waarbij het letsel hevig is, en het andere slachtoffer is gedurende een langere periode met toenemende intensiteit mishandeld, waarbij het letsel zo zwaar is dat de verwachting is dat er blijvende schade is. De rechtbank ziet daarin aanleiding om in strafverzwarende zin af te wijken van de oriëntatiepunten. De ernst van het letsel, de eerdere veroordelingen van verdachte en de omstandigheid dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het opstellen van een rapportage, weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, een passende straf. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
38v-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aangewezen is om de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten in te perken. Deze maatregel houdt een contactverbod voor de duur van twee jaren met het slachtoffer [slachtoffer 2] in.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.325,00. Dit bedrag bestaat uit € 325,00 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder het parketnummer 16/105237-22 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman het volgende aangevoerd. De benadeelde partij zou in de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat geen rechtstreeks verband bestaat tussen het feit en de schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat het bedrag dat wordt gevorderd, niet wordt gerechtvaardigd door het letsel. Psychische klachten zijn niet onderbouwd. Indien de rechtbank tot toewijzing van de vordering komt, heeft de raadsman verzocht de immateriële schade fors te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering geen onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
Materiële schade
[slachtoffer 2] heeft € 325,00 ter zake van een telefoon gevorderd. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat zij een nieuwe telefoon heeft gekocht, omdat door het handelen van verdachte een barst in het scherm is ontstaan en omdat de benadeelde partij bang was dat verdachte spyware had geïnstalleerd. Hoewel de rechtbank de angst van de benadeelde partij begrijpt, is dit onderdeel van de vordering niet onderbouwd. De kosten voor het repareren van het scherm van de telefoon schat de rechtbank op € 100,00. De rechtbank zal de vordering daarom tot dit bedrag toewijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 10.000,00 aan immateriële schade gevorderd. Zij heeft als gevolg van het bewezen verklaarde lichamelijk letsel opgelopen, waardoor zij in aanmerking komt voor het toekennen van immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij heeft de vordering tot immateriële schade ook – naar de rechtbank begrijpt – gebaseerd op aantasting van de persoon op andere wijze. Voor het aannemen van deze grondslag moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd dat psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld door middel van een verklaring van een deskundige. Een dergelijke verklaring is in dit geval niet verstrekt. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is daar, gelet op de langere periode en toenemende intensiteit van het geweld, ook sprake van.
De rechtbank acht, gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, een bedrag van € 5.000,00 billijk en waardeert de immateriële schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 5.000,00 toewijzen..
Totaal
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 5.100,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 april 2022 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.100,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

10.1
De procedure
Bij onherroepelijk geworden arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 14 februari 2017 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar en zes maanden.
Verdachte is op 5 mei 2019 feitelijk voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd liep blijkens de documentatie feitelijk van 29 februari 2020 tot en met 9 maart 2022. De proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling bedroeg 669 dagen. Het strafrestant bedraagt ten tijde van het geven van deze beslissing 669 dagen gevangenisstraf.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 25 november 2021 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept voor een periode van 669 dagen, omdat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd niet heeft gehouden aan de voorwaarden die aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling zijn verbonden. Veroordeelde heeft zich volgens de vordering schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat hij vrijspraak heeft bepleit voor het ten laste gelegde.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw (ernstig) strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Dit betekent dat de vordering toewijsbaar is.
De rechtbank ziet – gelet op ernst van het strafbare feit dat verdachte in de proeftijd heeft begaan – geen aanleiding om de vordering desondanks af te wijzen of slechts gedeeltelijk toe te wijzen. Verdachte heeft de kans gekregen om de destijds aan hem opgelegde straf deels niet te hoeven uitzitten, in het kader van de regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling. Die kans heeft verdachte niet gegrepen en daarom moet die straf nu alsnog geheel worden uitgezeten. De vordering wordt daarom in zijn geheel toegewezen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 16-270594-21 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16-270594-21 subsidiair en 16-105237-22 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 16-270594-21 subsidiair en 16-105237-22 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van twee (2) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van drie (3) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee (2) jaren;
  • beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer 2] , geboren op [1997] ;
- beveelt dat voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan, een week hechtenis wordt toegepast, met een maximum van zes maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 5.100,00, bestaande uit € 5.000,00 immateriële schade en € 100,00 materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering voorwaardelijke invrijheidstelling
-
wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
- gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 669 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16-270594-21hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 september 2021 te Woudenberg meermalen, althans eenmaal, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of oren van [slachtoffer 1] en/of
- het aan de haren trekken van die [slachtoffer 1] en/of
- het afknippen van de paardenstaart van die [slachtoffer 1] en/of
- het tegen de buik schoppen van die [slachtoffer 1] en/of
- het gooien van chloor, althans een (bijtende) vloeistof, over die [slachtoffer 1] en/of
- het wurgen van die [slachtoffer 1] en/of
- het drukken van een brandende sigaret tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het met een schaal slaan tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 1] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 september 2021 te Woudenberg [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- het slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of oren van [slachtoffer 1] en/of
- het aan de haren trekken van die [slachtoffer 1] en/of
- het afknippen van de paardenstaart van die [slachtoffer 1] en/of
- het tegen de buik schoppen van die [slachtoffer 1] en/of
- het gooien van chloor, althans een (bijtende) vloeistof, over die [slachtoffer 1] en/of
- het wurgen van die [slachtoffer 1] en/of
- het drukken van een brandende sigaret tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het met een schaal slaan tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 1] ;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 16-105237-22hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2022 tot en met 25 april 2022 te Woudenberg en/of Houten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) in/op het gezicht en/of de borstkas en/of de rib(ben), althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt en/of de arm(en) en/of de borst(en) en/of de hals/keel heeft vastgepakt/gegrepen en/of heeft dicht geknepen en/of dicht gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2022 tot en met 25 april 2022 te Woudenberg en/of Houten, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) in/op het gezicht en/of de borstkas en/of de rib(ben), althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te slaan/stompen en/of de arm(en) en/of de borst(en) en/of de hals/keel vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of dicht te houden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2021293899 en PL0900-2021292354, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 126. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 september 2021, pagina 13.
3.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 september 2021, pagina 14.
4.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 september 2021, pagina 15.
5.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 september 2021, pagina 16.
6.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 september 2021, pagina 17.
7.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 september 2021, pagina 20.
8.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 september 2021, pagina 21.
9.Een letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD betreffende [slachtoffer 1] , opgesteld door J. Verweij, forensisch arts, op 15 november 2021, pagina 1 (opgenomen in het digitale dossier onder het bestand ‘Letselrapportage’).
10.Een letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD betreffende [slachtoffer 1] , opgesteld door J. Verweij, forensisch arts, op 15 november 2021, pagina 2 (opgenomen in het digitale dossier onder het bestand ‘Letselrapportage’).
11.Een proces-verbaal verhoor getuige [getuige] van 12 september 2021, pagina 69.
12.Een proces-verbaal van bevindingen 38.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2022115374, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 191. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
14.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] op 25 april 2022, pagina 6.
15.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] op 25 april 2022, pagina 7.
16.Een letselrapportage forensische geneeskunde betreffende [slachtoffer 2] van 29 april 2022, opgesteld door R.B.J. Smit, forensisch arts GGD, pagina 165.
17.Een letselrapportage forensische geneeskunde betreffende [slachtoffer 2] van 29 april 2022, opgesteld door R.B.J. Smit, forensisch arts GGD, pagina 166.
18.Een letselrapportage forensische geneeskunde betreffende [slachtoffer 2] van 29 april 2022, opgesteld door R.B.J. Smit, forensisch arts GGD, pagina 167.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, op ambtseed opgemaakt door [woonplaats] , hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland, pagina 13.