ECLI:NL:RBMNE:2023:5526

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
563949 / HA RK 23-201
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer wegens gebrek aan feitelijke grondslag en niet-specifieke gronden

Op 10 oktober 2023 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de wrakingskamer, bestaande uit mr. J.G. Nicholson als voorzitter en mr. M.M. Janssen en mr. D. Wachter als leden. Dit verzoek volgde op een eerder wrakingsverzoek in de hoofdzaak met zaaknummer 10674310 LE VERZ 23-44, dat op 10 oktober 2023 behandeld zou worden. Verzoeker stelde dat er ongepaste communicatie had plaatsgevonden tussen de rechtbanken Midden-Nederland en Oost-Brabant, en dat dit de onafhankelijkheid van de wrakingskamer in gevaar bracht. De wrakingskamer heeft echter besloten om geen mondelinge behandeling te houden en het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

De wrakingskamer oordeelde dat de gronden van het wrakingsverzoek niet specifiek gericht waren tegen de rechters van de wrakingskamer, en dat een algemeen vermoeden van gebrek aan onafhankelijkheid geen grond voor wraking oplevert. Bovendien bevestigde het secretariaat van de wrakingskamer dat er geen contact was geweest met de rechtbank Oost-Brabant, waardoor het verzoek feitelijke grondslag mist. De wrakingskamer heeft ook een wrakingsverbod opgelegd voor toekomstige verzoeken van verzoeker, omdat er redenen zijn om aan te nemen dat hij zal blijven verzoeken om wraking.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023 door de wrakingskamer, bestaande uit mr. N.M. Spelt, mr. C.P. Lunter en mr. A.C. van den Boogaard, bijgestaan door griffier mr. S. Bazaz. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 563949 / HA RK 23-201
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
19 oktober 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats ] ,
(verder te noemen verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 10 oktober 2023 een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer bestaande uit mr. J.G. Nicholson als voorzitter en mr. M.M. Janssen en mr. D. Wachter als leden (verder: de rechters).
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge
behandeling.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft een eerste wrakingsverzoek ingediend in de hoofdzaak met zaaknummer 10674310 LE VERZ 23-44. Dit verzoek zou op de zitting van 10 oktober 2023 door de wrakingskamer worden behandeld (zaaknummer 563739 HA RK 23-199). Voordat de wrakingszitting was aangevangen heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt (het tweede wrakingsverzoek). De hoofdzaak betreft een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voor onder andere het horen van een aantal rechters uit de rechtbank Oost-Brabant. Als gronden voor zijn tweede wrakingsverzoek heeft verzoeker gesteld dat er correspondentie/overleg is geweest tussen (het bestuur van) de rechtbanken Midden-Nederland en Oost-Brabant over de inhoud van de hoofdzaak. Ook de rechtbank Gelderland en de rechtbank Den Haag zouden daarbij zijn betrokken. Uit de chronologie van bepaalde correspondentie die heeft plaatsgevonden leidt verzoeker verder af dat de wrakingskamer informatie zou hebben doorgestuurd aan de rechtbank Oost-Brabant over de inhoud van het eerste wrakingsverzoek. Volgens verzoeker dient de wrakingskamer daarom samengesteld te worden uit leden die niet van de rechtbank Midden-Nederland, rechtbank Oost-Brabant, rechtbank Gelderland of rechtbank Den Haag afkomstig zijn, omdat deze rechtbanken samenwerken.

3.De beoordeling

3.1.
Uit artikel 36 Rv volgt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten en
omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Een beweerd gebrek aan
onafhankelijkheid van (alle rechters van) een rechtbank, een wrakingskamer, of de hele rechtspraak levert dus geen grond op voor wraking. Dit geldt ook voor het op voorhand wraken van ieder lid van de rechtbank of ieder lid van een rechterlijk college.
3.2.
De wrakingskamer heeft (zekerheidshalve) navraag laten doen bij het secretariaat van de wrakingskamer over het vermoeden van verzoeker dat er contact zou zijn geweest tussen de wrakingskamer en de rechtbank Oost-Brabant. Het secretariaat heeft bevestigd dat er geen contact is geweest tussen de (rechters van de eerste) wrakingskamer en de rechtbank Oost-Brabant. In zoverre mist het wrakingsverzoek feitelijke grondslag. De gronden van het wrakingsverzoek zijn verder niet specifiek gericht tegen de persoon van de rechters van de eerste wrakingskamer. Dit levert dus geen grond op voor wraking. Wat verzoeker verder nog stelt over het bestuur van de rechtbank(en) kan ook geen grond opleveren voor het wraken van de rechters van de wrakingskamer. Het verzoek is gelet op dit alles kennelijk niet-ontvankelijk.
3.3.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.
Wrakingsverbod
3.4.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid,
Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op een wrakingskamer inzake de procedure met nummer 563739 HA RK 23-199, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervoor is dat de wrakingskamer redenen heeft om aan te nemen dat verzoeker verzoeken tot wraking van de wrakingskamer zal blijven doen, omdat hij in zijn verzoek benoemt dat de wrakingskamer van de rechtbank Midden-Nederland onbevoegd zou moeten worden verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechters waartegen het wrakingsverzoek is gericht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 563739 / HA RK 23-199 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van een wrakingskamer inzake de procedure met nummer 563739 / HA RK 23-199 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. C.P. Lunter en mr. A.C. van den Boogaard als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.