ECLI:NL:RBMNE:2023:5519

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
16.032569.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot overval met geweld

Op 20 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die op 16 januari 2023 te Amersfoort samen met een ander heeft geprobeerd een overval te plegen op een tankstation. De verdachte heeft tijdens de zitting op 6 oktober 2023, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn betrokkenheid bij de poging tot overval erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een (deels) afgedekt gezicht het tankstation is binnengegaan, een mes heeft getoond aan de kassamedewerkster en heeft geroepen dat het een overval was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden en een taakstraf van 100 uren. De vordering van de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden, is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 500,- aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan hulpverlening en het volgen van onderwijs. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit, en heeft besloten om geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gezien de erkenning van schuld en de positieve ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.032569.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2023
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (Iran),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] (de roepnaam van [verdachte] ) heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van 6 oktober 2023 en de zaak is op deze dag inhoudelijk behandeld. [verdachte] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek op de zitting is op 6 oktober 2023 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] zelf, zijn advocaat mr. P.C. Smit en de officier van justitie mr. M. Martherus.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
op 16 januari 2023 te Amersfoort samen met een ander heeft geprobeerd door (bedreiging met) geweld [slachtoffer] te dwingen om geld af te geven door:
- met een (deels) afgedekt gezicht het [bedrijf] te betreden, en/of
- ( vervolgens) een mes aan die [slachtoffer] te tonen en/of
- aan die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "dit is een overval", en/of
- een rugtas heeft opengemaakt en/of deze rugtas op de toonbank te leggen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat heeft aangegeven zich aan te sluiten bij de beslissing van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring [1]
[verdachte] heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij op 16 januari 2023 heeft geprobeerd om samen met een ander [bedrijf] te Amersfoort te overvallen. De advocaat van [verdachte] heeft niet gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De gebruikte bewijsstukken:
1. De bekennende verklaring van [verdachte] op de zitting van 6 oktober 2023 [2] ;
2. De aangifte door de bedrijfsleider van [bedrijf] [3] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
op 16 januari 2023 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld de kassamedewerkster [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, dat geheel aan [bedrijf] [locatie] toebehoorde
- met een (deels) afgedekt gezicht het [bedrijf] heeft betreden, en
- ( vervolgens) een mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en
- aan die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval", en
- een rugtas heeft opengemaakt en deze rugtas op de toonbank heeft gelegd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte] gepleegde feiten bestond. De door [verdachte] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [verdachte] gepleegde feiten:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van één maand geheel voorwaardelijk, met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van [verdachte] voert aan dat de rechtbank moet meewegen dat [verdachte] niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Daarnaast heeft [verdachte] het goed gedaan tijdens de schorsingsperiode en [verdachte] is door middel van mediation in gesprek gegaan met het slachtoffer. Van dit gesprek heeft [verdachte] veel geleerd, hij realiseert zich dat de gevolgen voor het slachtoffer heel groot zijn en dat hij dit nooit meer moet doen.
Voor wat betreft de bijzondere voorwaarden geldt dat [verdachte] niet openstaat voor behandeling bij de Waag. [verdachte] kan goed praten met zijn begeleider van Stichting Kommak, een behandeling bij de Waag zou teveel worden voor [verdachte] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder [verdachte] dit feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
Ernst van het feit
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot overval op [bedrijf] . [verdachte] is samen met de medeverdachte in het zwart gekleed met een sjaal voor zijn gezicht en een capuchon over zijn hoofd het tankstation binnengegaan. De medeverdachte haalde een mes uit zijn zak en [verdachte] en de medeverdachte riepen samen ‘dit is een overval’. De kassamedewerker van het tankstation, mevrouw [slachtoffer] , vluchtte naar een ruimte achter de kassa, waardoor het [verdachte] en de medeverdachte niet gelukt is om geld te stelen.
De rechtbank overweegt dat deze daad zeer beangstigend moet zijn geweest voor het slachtoffer. Immers, de ervaring leert dat slachtoffers van ernstige gebeurtenissen zoals een overval met een wapen nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Zo blijkt ook uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij van [slachtoffer] . Zij slaapt al langere tijd slecht waardoor ze vermoeid is. Ter zitting heeft het slachtoffer aangegeven dat het nog steeds niet goed gaat en dat ze overgeplaatst is naar een ander tankstation, waar ze nooit alleen hoeft te werken. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij geen rekening heeft gehouden met deze vervelende gevolgen voor het slachtoffer. Hij dacht alleen aan zijn eigen plan om snel aan geld te komen. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat het feit is gepleegd samen met een ander en met een mes. Het is algemeen bekend dat het toenemende bezit en gebruik van steekwapens onder jongeren zorgwekkend is.
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest. De rechtbank neemt het strafblad daarom niet mee in haar overweging over de straf.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft op 29 augustus 2023 een rapport opgesteld over [verdachte] . De Raad ziet dat [verdachte] profiteert van de begeleiding van de jeugdreclassering. Er zijn voldoende beschermende factoren in het leven van [verdachte] en hij laat zien dat hij zich bewust is van de impact van het delict. De Raad vindt dat [verdachte] een straf moet krijgen voor zijn delictgedrag, gelet op de heftigheid van het feit en de impact hiervan op het slachtoffer en de maatschappij. De Raad is van mening dat een deels voorwaardelijke werkstraf hier het beste op aansluit. Hoewel er weinig risicofactoren worden gezien, vindt de Raad een jeugdreclasseringsmaatregel noodzakelijk om de positieve ontwikkeling van [verdachte] te verstevigen en verder voort te zetten. Al met al adviseert de Raad aan de rechtbank om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met de algemene voorwaarden en – in het kort – de volgende bijzondere voorwaarden: (I) meewerken aan behandeling bij De Waag, (II) meewerken aan hulpverlening vanuit Stichting Kommak en (III) onderwijs volgen volgens het schoolrooster.
Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) heeft op 20 september 2023 een rapport opgesteld over [verdachte] . SAVE adviseert de rechtbank ook om [verdachte] een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf. Het onvoorwaardelijke deel van de werkstraf kan dienen als signaal naar [verdachte] dat hij een zwaar delict heeft gepleegd, iets wat nooit meer opnieuw mag gebeuren. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om het niet nog eens te doen. SAVE adviseert een proeftijd met daaraan gekoppeld een maatregel Toezicht & Begeleiding, zodat de ingezette hulpverlening voortgezet kan worden en [verdachte] daarnaast vanuit het toezicht de druk blijft ervaren van buitenaf om zich aan regels en afspraken te blijven houden. De bijzondere voorwaarden binnen de maatregel luiden: (I) [verdachte] heeft een dagbesteding (school/werk), (II) [verdachte] blijft meewerken aan de hulpverlening vanuit Stichting Kommak en (III) indien nodig werkt [verdachte] mee met inzet van de Waag.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf onder meer gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . Hoewel de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor een voltooide overval op een winkel uitgaan van een onvoorwaardelijke jeugddetentie vanaf vier maanden, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke jeugddetentie aan [verdachte] opleggen. Immers, [verdachte] heeft het feit bekend en daarmee verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Ook is [verdachte] het gesprek aangegaan met het slachtoffer middels mediation. Verder is hier sprake van een poging overval en geen voltooide overval.
De rechtbank zal wel een geheel voorwaardelijke jeugddetentie aan [verdachte] opleggen. [verdachte] moet zich daarbij houden aan de bijzondere voorwaarden dat hij een dagbesteding heeft en blijft meewerken aan de hulpverlening vanuit Stichting Kommak. De rechtbank is – met de Raad en SAVE – van mening dat óók een behandeling bij de Waag voor [verdachte] op z’n plaats is. Tijdens de zitting is het de rechtbank gebleken dat de begeleiding en hulp vanuit Stichting Kommak mogelijk niet genoeg is om de problematiek bij [verdachte] te behandelen. Uit het gesprek met [verdachte] op de zitting is het de rechtbank ook duidelijk geworden dat [verdachte] zich vooral verzet tegen een behandeling bij De Waag, omdat hij het spannend vindt om kwetsbaar te zijn over zijn verleden en te vertellen wat er in zijn hoofd omgaat bij iemand die hij nog niet kent of vertrouwt (zoals een psycholoog). De rechtbank kan zich die spanning voorstellen, maar vindt het voor [verdachte] belangrijk dat hij leert om te praten over wat hij voelt en denkt om te voorkomen dat hij weer in de fout gaat. De rechtbank zal daarom ook een behandelverplichting bij De Waag opleggen als bijzondere voorwaarde, waarbij de rechtbank aantekent dat de jeugdreclassering ter terechtzitting heeft benoemd dat het niet de bedoeling is om [verdachte] gelijk terug te melden als de behandeling stroef verloopt.
De rechtbank vindt dat [verdachte] daarnaast moet ervaren wat de consequenties zijn van wat hij heeft gedaan. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen.
Alles overwegende legt de rechtbank aan [verdachte] op een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast legt de rechtbank op een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden. Daarbij geldt een proeftijd van 2 jaren met de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad.
De voorwaardelijke jeugddetentie is hoger dan door de officier van justitie geëist. Dat komt omdat de rechtbank van oordeel is dat een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden meer recht doet aan de ernst van het feit waarvoor [verdachte] veroordeeld wordt.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 1000,-, wat neerkomt op € 500,- per dader. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht in de zaak van [verdachte] € 500,00 toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat heeft naar voren gebracht dat, zoals de benadeelde partij ook heeft verzocht, de helft van de totale schade toegewezen kan worden. De vordering hoofdelijk opleggen is niet reëel gelet op de jonge leeftijd van [verdachte] en het feit dat hij geen contact (meer) heeft met de medeverdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is niet betwist door de verdediging. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door de poging overval op andere wijze in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal in de zaak van [verdachte] de helft van het gevorderde bedrag toewijzen, te weten € 500,-. De vordering wordt voor het overige gedeelte afgewezen. Het toegewezen bedrag wordt verhoogd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling dient geen gijzeling te worden toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien
betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot
een jeugddetentie van twee maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
Algemene voorwaarden
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] :
  • meewerkt aan onderzoek en indien nodig behandeling bij De Waag (of een soortgelijke instelling), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan hulpverlening vanuit Stichting Kommak, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • onderwijs volgens het schoolrooster volgt;
- waarbij aan SAVE Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt [verdachte] tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,00;
- veroordeelt [verdachte] tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling dient geen gijzeling te worden toegepast;
- bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.A. Gerritse en mr. S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld de kassamedewerkster [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of [bedrijf] [locatie] en/of een derde toebehoorde(n)
- met een (deels) afgedekt gezicht het [bedrijf] heeft betreden, en/of
- (vervolgens) een mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of
- aan die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval", en/of
- een rugtas heeft opengemaakt en/of deze rugtas op de toonbank heeft gelegd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2023, dossiernummer 2023015714A, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 210. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 6 oktober 2023, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
3.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 16 januari 2023, pagina 41 en 42.