ECLI:NL:RBMNE:2023:5502

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 23/3535
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de begunstigingstermijn en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

Op 18 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door mr. C. Karlas, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, vertegenwoordigd door J. de Vries. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van het college van 14 juli 2023, waarin verzoekers werd gelast om geconstateerde overtredingen op hun perceel binnen 12 weken te beëindigen. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

In reactie op de vraag van de voorzieningenrechter heeft het college op 18 augustus 2023 de begunstigingstermijn van de opgelegde last onder dwangsom met 12 weken verlengd, waardoor verzoekers nu tot 31 december 2023 de tijd hebben om de overtredingen te beëindigen. Vervolgens trokken verzoekers hun verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroegen wel om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar het college heeft niet gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. Hij oordeelde dat het college geheel tegemoet was gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening door de begunstigingstermijn te verlengen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en het college veroordeeld tot betaling van € 209,25 aan proceskosten. De griffier is opgedragen het griffierecht aan verzoekers terug te betalen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3535

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [woonplaats] , verzoekers(gemachtigde: mr. C. Karlas)

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad(het college), verweerder.
(gemachtigde: J. de Vries)

Procesverloop

Met een besluit van 14 juli 2023 heeft het college verzoekers op straffe van dwangsommen gelast om de geconstateerde overtredingen op het perceel [adres] in [woonplaats] binnen 12 weken na het inwerkingtreden van het besluit te beëindigen en beëindigd te houden. Dit kunnen verzoekers doen door de bewoning van het bedrijfspand te staken en gestaakt te houden.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dat besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
In antwoord op de vraag van de voorzieningenrechter, heeft het college op 18 augustus 2023 besloten de begunstigingstermijn van de opgelegde last onder dwangsom eenmalig te verlengen met 12 weken. Dat betekent dat verzoekers de overtredingen voor 31 december 2023 moeten beëindigen en beëindigd moeten houden. Vervolgens hebben verzoekers hun verzoek om een voorlopige voorziening te treffen op 31 augustus 2023 ingetrokken met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft het college met een brief van 6 september 2023 in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft niet gereageerd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]
2. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet de vraag of sprake is van ‘geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen’ in een voorlopige voorzieningenprocedure in de eerste plaats worden gerelateerd aan het specifieke doel van die procedure, te weten het voorkomen van onevenredig nadeel hangende – in dit geval – de bezwaarprocedure. Het college komt dus ‘geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen’ als hij de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit voorlopig opschort, dan wel de gevraagde voorlopige maatregel verricht, waardoor onevenredig nadeel wordt voorkomen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college met zijn besluit van 18 augustus 2023 tegemoet is gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers hebben het verzoek om een voorlopige voorziening immers ingediend om te voorkomen dat zij voordat het college heeft besloten op hun bezwaarschrift de bewoning op het perceel moeten staken of van rechtswege de dwangsommen zouden verbeuren.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toe en veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 209,25 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,25). [3]
5. De griffier betaalt het griffierecht aan verzoekers terug. [4]

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen.
2.Artikel 8:75a van de Awb.
3.Rechtbank Midden-Nederland 4 september 2023, ECLI:NL;RBMNE:2023:4481.
4.Op grond van artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb.