ECLI:NL:RBMNE:2023:5480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
16.210306.19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verstrekken van cocaïne met gematigde straf door overschrijding van redelijke termijn

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 augustus 2019 in Hilversum betrokken was bij de verkoop en het vervoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk 129 wikkels cocaïne heeft verstrekt, wat neerkomt op 60,47 gram. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor feit 2, waarbij de verdachte beschuldigd werd van het vervoeren van 101 wikkels cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de beschikkingsmacht over deze wikkels had. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 2, maar heeft feit 1 wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de straf gematigd tot een taakstraf van 48 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte had 24 dagen in voorlopige hechtenis gezeten en de rechtbank heeft de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de taakstraf. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen 101 ponypacks onttrokken aan het verkeer, maar heeft de teruggave van een Apple iPhone aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.210306.19 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 18 oktober 2023

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] (Marokko),/
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 30 augustus 2019 in Hilversum samen met anderen opzettelijk 129 wikkels (60,47 gram) cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd;
feit 2:
op 30 augustus 2019 in Hilversum samen met anderen opzettelijk 101 wikkels (50,29 gram) cocaïne heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daarvoor, kort samengevat, aangevoerd dat de medeverdachten hebben verklaard dat er een ballon is gegeven aan [medeverdachte 1] en dat verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon heeft gegeven aan [medeverdachte 1] om een foto te laten zien. Het kan zijn dat dit is waargenomen door de verbalisant.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat van belang is of bij verdachte sprake was van een meer of mindere mate van bewustzijn en beschikkingsmacht over de verdovende middelen. Hiervoor bevat het dossier onvoldoende bewijs. Ook is er onvoldoende bewijs om tot medeplegen te komen.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 2
Hoewel de rechtbank in het dossier wel aanwijzingen ziet dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van de drugs, is onvoldoende uit het dossier gebleken dat verdachte ook de beschikkingsmacht had over deze 101 wikkels cocaïne. De rechtbank gaat er van uit dat het medeverdachte [medeverdachte 2] is geweest die deze wikkels uit het raam heeft gegooid tijdens de achtervolging. Nu onvoldoende is komen vast te staan dat deze 101 wikkels zich zijn machtssfeer hebben bevonden, zal verdachte worden vrijgesproken van feit 2.
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
1. Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 31 augustus 2019 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus 2019 te Hilversum zag ik een Mercedes met kenteken [kenteken] parkeren aan het einde van de parkeerplaats. Ik pakte mijn verrekijker om te kijken wie er in de auto zaten. Ik zag dat er twee mannen in het voertuig zaten. Ik zag een Ford Fiesta de parkeerplaats oprijden en inparkeren. Ik zag dat de bestuurder van de Ford uit zijn auto stapte en achter in de Mercedes stapte. Ik zag dat de bijrijder van de Mercedes een blauwkleurig voorwerp naar achter doorgaf aan de bestuurder van de Ford. Ik zag dat de Ford op naam stond van [medeverdachte 1] . Ik herkende de bestuurder van de Ford als [medeverdachte 1] via zijn rijbewijsfoto. Ik zag dat [medeverdachte 1] uit de Mercedes stapte en iets blauws in zijn handen had. Ik zag dat hij de bestuurdersportier van de Ford opende en daar vermoedelijk wat neer legde. Ik zag dat [medeverdachte 1] daarna weer de bestuurdersportier van de Ford dicht deed en weer achter in de Mercedes stapte. Ik zag dat de drie personen druk aan het praten en aan het lachen waren. Na enkele minuten stapte [medeverdachte 1] weer uit de Mercedes en stapte achter het stuur van de Ford. Ik zag dat de Mercedes direct weg reed. Ik zag dat ongeveer een halve minuut later [medeverdachte 1] uitparkeerde en richting het centrum reed. Ik zag dat hij daarna de [straat] te Hilversum op reed. Ik zag dat er daar op de parkeerplaats een Renault Laguna geparkeerd stond met daarin twee personen. Ik zag dat de bestuurder van de Renault uit stapte en [medeverdachte 1] met de Ford naast de Renault stopte. Ik zag dat de bestuurder van de Renault contact maakte met [medeverdachte 1] door het raam. Ik zag dat er een handdruk gegeven werd op een manier wat gebruikelijk is bij dealen. Ik zag dat de Ford weer wegreed. Ik ben achter de Ford aangereden om hem staande te houden. Ik vroeg aan [medeverdachte 1] of hij drugs bij zich had. Ik vroeg aan [medeverdachte 1] of ik zijn auto mocht doorzoeken. Ik zag dat er een blauwkleurige plastic zak op de vloer lag tegen de bestuurdersstoel. Ik keek toen naar binnen en zag dat er een grote hoeveelheid wit kleurige envelopjes in de blauwe plasticzak zat. Ik zag door de zak heen dat er op de envelopjes de tekst “Pony-pack” stond. Het is mij ambtshalve bekend dat deze envelopjes gebruikt worden om cocaïne mee te verhandelen. [2]
2) Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 1 september 2019 een proces-verbaal van relaas opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De bestuurder van de Ford werd gecontroleerd en aangehouden met in zijn auto 129 wikkels vermoedelijk cocaïne. [3]
3) Door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] is op 3 september 2019 een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt. Zij hebben hierin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
SIN: AAMH7521NL
Relatie met SIN: AAMZ9895NL
Omschrijving: 129 wikkels met wit poeder en brokjes
Gewicht netto: 60,47 gram [4]
4) Door de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut, P.H. Walinga, zijn op 3 september 2019 rapporten opgemaakt:

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie

AAMZ9895NL poeder en brokjes, wit, uit 60,47 gram bevat cocaïne [5]
5) Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ter zitting als getuige ter zitting onder meer verklaard:
Ik blijf bij de verklaring die ik hiervoor heb gegeven in mijn eigen zaak.
Het blauwe tasje met de 129 wikkels waarin cocaïne bleek te zitten en dat in mijn auto is gevonden, is afkomstig uit de auto waarin mijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] zaten. [6]
6) Verdachte heeft ter zitting verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zat op de bijrijdersstoel bij medeverdachte [medeverdachte 2] in de auto. [7]

Bewijsoverweging

Uit de bewijsmiddelen volgt dat er een blauw tasje met 129 wikkels cocaïne in de auto (Mercedes), waar verdachte als bijrijder in zat, heeft gelegen. Verdachte ontkent hiervan geweten te hebben. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat hij deze drugs heeft verstrekt aan [medeverdachte 1] . De rechtbank leidt dit af uit het volgende.
Verdachte zat op de bijrijdersstoel van de Mercedes, naast medeverdachte [medeverdachte 2] . De politie heeft de Mercedes zien rijden en heeft vervolgens, nadat zij zag dat de Mercedes op een lege parkeerplaats inparkeerde, met een verrekijker gekeken wat er gebeurde. De politie zag dat de andere medeverdachte, [medeverdachte 1] , met zijn eigen auto, een Ford Fiësta, naast de Mercedes parkeerde, uitstapte en op de achterbank van de Mercedes ging zitten. Vervolgens heeft de politie gezien dat de bijrijder in de Mercedes - verdachte dus - iets blauws aan [medeverdachte 1] gaf. [medeverdachte 1] stapte daarop uit en legde iets blauws bij de bestuurdersstoel van zijn eigen auto. Als even later de Ford Fiësta van [medeverdachte 1] wordt gecontroleerd, treft de politie daar een blauw plastic zakje aan. De verbalisant ziet meteen door het plastic heen dat er pony-packs, die later cocaïne blijken te bevatten, inzitten. Als de politie later telt, blijkt het te gaan om 129 ponypacks met cocaïne.
Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden afgeleid dat het verdachte is geweest die het blauwe zakje met die 129 wikkels, met daarin in totaal 60,47 gram cocaïne, heeft vastgehad en naar achteren, aan [medeverdachte 1] , heeft verstrekt en dat dit het zakje is dat de politie in de Ford heeft zien liggen toen de auto van [medeverdachte 1] werd gecontroleerd.
Het kan ook niet anders dan dat verdachte geweten heeft dat er drugs in dat tasje zaten, immers de politie zag ook meteen dat er een grote hoeveelheid witte envelopjes met de opdruk “ponypacks” in het tasje zaten. Verdachte zat er nog dichter op dan de politieagent, hij heeft het tasje immers vastgehad. Uit deze feitelijke handeling van het naar achteren aan [medeverdachte 1] verstrekken van de drugs, volgt dat verdachte op dat moment de beschikkingsmacht had over de drugs.
Er is niet gezien hoe lang verdachte het tasje bij zich had voordat hij het naar achteren gaf. Zelfs al zou hij het tasje maar enkele ogenblikken vastgehad hebben, dan doet dat aan zijn opzet niet af. Op het moment dat verdachte wist dat het tasje een strafbare inhoud had, had hij zich moeten terugtrekken, door het terug te geven of te leggen, uit te stappen en weg te gaan. Dat alles heeft hij niet gedaan, integendeel, hij heeft het zakje welbewust overgegeven en heeft daarna nog ontspannen verder gesproken met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , voordat [medeverdachte 1] zijn eigen weg vervolgde. Verdachte is toen een stukje verder gaan rijden met [medeverdachte 2] , maar heeft de Ford van [medeverdachte 1] opnieuw opgezocht en is daarna met [medeverdachte 2] op de vlucht geslagen voor de politie in een wilde achtervolging, Toen de Mercedes tot stilstand kwam, was zijn eerste reactie wegrennen [8] . Dit zijn allemaal contra-indicaties voor zijn stelling dat hij van niets wist en/of geen opzet had.
Alternatief scenario
Door de raadsman is een alternatief scenario gegeven waarin niet de drugs maar ballonnetjes en een telefoon aan [medeverdachte 1] zijn overgegeven. Dit alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden. Dit scenario is pas voor het eerst op zitting naar voren gebracht en het dossier bevat bewijsmiddelen voor het tegendeel.
Medeplegen
De rechtbank acht ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen. Dit volgt reeds uit de gedragingen van medeverdachte [medeverdachte 2] . Het is [medeverdachte 2] geweest die naast verdachte zat op het moment dat deze de drugs verstrekte aan [medeverdachte 1] . De drugs lagen dus al in de auto die [medeverdachte 2] al langere tijd huurde. De vlucht van [medeverdachte 2] voor de politie (waarbij [medeverdachte 2] nog een blauw tasje met ponypacks uit de auto gooide) is een omstandigheid die de nauwe en bewuste samenwerking met verdachte bij het verstrekken en voorhanden hebben van de cocaïne nog eens te meer versterkt. Dat geldt ook voor het volgende.
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn foto’s aangetroffen van grote hoeveelheden pakketten met vermoedelijk cocaïne, hasj, XTC-tabletten en grote hoeveelheden geld. [9] Uit een nader onderzoek naar de chatgesprekken op de telefoon is gebleken dat er vermoedelijk heimelijk taalgebruik werd gebezigd. Er wordt in WhatsApp en in notities gesproken over het nemen, geven, poffen, erbij doen en doorheen zijn van KLM. In de notities stonden achter de geldbedragen namen en hoeveelheden KLM genoteerd. [10] Deze bevindingen duiden erop dat medeverdachte [medeverdachte 2] zich bezig hield met drugshandel. Ook op de telefoon van verdachte is een notitie aangetroffen waarin gesproken wordt over hoeveelheden KLM en uitbetalingen. [11] Gelet op dit alles, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] .
De rechtbank acht gelet hierop feit 1 wettig en overtuigend bewezen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 30 augustus 2019 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk heeft verstrekt meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 129 wikkels, te weten 60,47 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 dagen;
- een taakstraf van 72 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 36 dagen hechtenis.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd. Wel heeft de raadsman opgemerkt dat elke veroordeling een einde van de carrière van verdachte betekent.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken van cocaïne.
Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers. Bovendien heeft verdachte hiermee bijgedragen aan de handel in cocaïne, wat bezwarend is voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande (zware) criminaliteit en maatschappelijke problemen.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ter zitting heeft verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden verklaart dat hij over twee weken hoopt af te studeren op fiscaal recht. Verdachte is werkzaam als fiscalist. Doordat deze verdenking al zo lang boven zijn hoofd hangt, wordt hij belemmerd in zijn carrière.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het verstrekken van harddrugs tot 100 gram uit van forse taakstraffen.
De rechtbank houdt echter in matigende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.
Met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak wordt het volgende overwogen. Verdachte is op 31 augustus 2019 in verzekering gesteld. Op dat moment is de redelijke termijn aangevangen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van dergelijke bijzondere omstandigheden die een langere procesduur rechtvaardigen, is niet gebleken.
Daarmee is de redelijke termijn in ernstige mate, te weten met ruim twee jaar overschreden.
De rechtbank heeft met de overschrijding in sterkere mate rekening gehouden dan doorgaans het geval is. Verdachte was tijdens het plegen van het feit 23 jaar oud. Dat de strafvervolging gedurende vier jaar boven zijn hoofd heeft gehangen, heeft een grote impact gehad op zijn leven en zijn professionele ontwikkeling.
Verdachte heeft verder 24 dagen in voorlopige hechtenis gezeten, waarvan enige dagen in beperkingen.
De rechtbank acht, alles afwegende een taakstraf voor de duur van 48 uren passend en geboden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De straf komt erop neer dat verdachte de facto geen uren meer hoeft te werken.

BESLAG

Onder verdachte zijn 101 ponypacks en een Apple iPhone met doorzichtig hoesje met 3 simkaarten in beslag genomen.
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van deze voorwerpen gevorderd.
De rechtbank zal de 101 ponypacks onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. De voorwerpen kunnen bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een Apple iPhone met doorzichtig hoesje met 3 simkaarten.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 36b, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 48 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 24 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
101 ponypacks (G2478460);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 Een zwarte Apple iPhone met doorzichtig hoesje met 3 simkaartjes (G2478475).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en J .Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2023.
Mr. J. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een of meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 129 wikkels, te weten 60,47 gram
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 101 wikkels, te weten 50,29 gram
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 mei 2020, genummerd 2019260538 (onderzoek 14Wasbeer), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 277. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 16 en 17.
3.Pagina 1.
4.Pagina’s 173 en 174.
5.Pagina 176.
6.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 4 oktober 2023.
7.Verklaring verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 4 oktober 2023.
8.Pagina 24.
9.Pagina’s 186 tot en met 210.
10.Pagina 230.
11.Pagina 242.