ECLI:NL:RBMNE:2023:5462

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
16/213200-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaken door gebrek aan bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan. De zaak kwam ter terechtzitting op 27 september 2023, waar de officier van justitie, mr. M. Kamper, de overtuiging uitsprak dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E. van der Meer, pleitte echter voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangeefster en de getuigen waren niet onafhankelijk genoeg om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de moeder van de aangeefster en die van getuige [getuige] niet als steunbewijs konden dienen, omdat deze verklaringen voortkwamen uit dezelfde bron als de aangifte van de aangeefster. Hierdoor ontbrak het vereiste onafhankelijke bewijs, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Daarnaast had de aangeefster zich als benadeelde partij gevoegd en een schadevergoeding van € 5.000 gevorderd. De rechtbank oordeelde echter dat, gezien de vrijspraak van de verdachte, de benadeelde partij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering. De kosten die de benadeelde partij had gemaakt in verband met haar vordering werden begroot op nihil. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/213200-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen, namens verdachte, alsmede hetgeen de benadeelde partij [aangeefster] en haar advocaat B. Helmich, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 23 oktober 2019 in Hoogeveen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] 2004), die mede bestonden uit seksueel binnendringen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Volgens haar vindt de aangifte van [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) voldoende steun in de getuigenverklaringen van de moeder van [aangeefster] en van [getuige] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In zedenzaken, zoals hier aan de orde, zijn vaak maar twee personen betrokken bij de feite-lijke handelingen waarvan de verdachte wordt beschuldigd: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Volgens de wet is de verklaring van één getuige (vaak het vermeende slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring, en dus veroordeling, te kunnen komen. Ook niet als de rechter deze verklaring betrouwbaar zou achten. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen is dus bijkomend bewijs nodig uit een van de getuige - in dit geval [aangeefster] als aangeefster - onafhankelijke bron.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het vereiste onafhankelijke steunbewijs voor de verklaring van [aangeefster] ontbreekt. De moeder van [aangeefster] heeft weliswaar een uitgebreide verklaring afgelegd over het ten laste gelegde feit, maar deze verklaring gaat alleen over wat [aangeefster] haar heeft verteld over wat er zou zijn gebeurd. De verklaring van moeder gaat niet over haar eigen waarneming. Haar verklaring is daarmee afkomstig uit dezelfde bron als de aangifte, namelijk [aangeefster] . De rechtbank kan de verklaring van de moeder van aangeefster daarom niet gebruiken voor het bewijs.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat ook steun kan worden gevonden in de verklaring van getuige [getuige] . Deze getuige heeft verklaard dat verdachte seks heeft gehad met [aangeefster] . Hoewel de inhoud van deze verklaring op zichzelf steun biedt voor de verklaring van aangeefster, komt de rechtbank tot de conclusie dat ook deze verklaring niet kan worden gebruikt voor het bewijs. Deze getuige is twee en een half jaar na het tenlastegelegde door de politie gehoord en het is de rechtbank niet duidelijk hoe deze getuige aan deze informatie komt. Uit het dossier blijkt niet dat de politie hierop heeft doorgevraagd. Gelet op de omstandigheid dat uit het dossier volgt dat de getuige en [aangeefster] na het ten laste gelegde contact hebben gehad, is het mogelijk dat de getuige deze informatie van [aangeefster] heeft gekregen. Daarmee is niet uit te sluiten dat de verklaring van de getuige uit dezelfde bron afkomstig is, namelijk [aangeefster] . Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van deze getuige om deze reden niet bruikbaar voor het bewijs.
Nu er geen (onafhankelijk) steunbewijs in het procesdossier aanwezig is uit een andere bron dan van [aangeefster] , is niet voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde. Aan een beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangeefster] komt de rechtbank verder niet toe.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
5.2
Het standpunt van de verdediging
In het licht van de bepleite vrijspraak heeft de raadsman van verdachte zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de door aangeefster ingediende vordering omdat verdachte zal worden vrijgesproken. De de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering en in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt met betrekking tot het verweer tegen de vordering, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. F.H. Schormans en mr. H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2023.
Mrs. Van Buel en Schormans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2019 te Hoogeveen, met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten
- het zich laten aftrekken door die [aangeefster] en/of
- het vingeren van die [aangeefster] door hem, verdachte, en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster] .
( art 245 Wetboek van Strafrecht )