ECLI:NL:RBMNE:2023:5460

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
16/213179-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met een minderjarige en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een vijftienjarige. De verdachte heeft op 22 oktober 2019 in Hoogeveen seksuele handelingen gepleegd met het slachtoffer, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden, deze handelingen toch als ontuchtig moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 1 dag op, naast een taakstraf van 80 uren. De vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 750 toekende voor immateriële schade.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat seksuele handelingen met een minderjarige, vooral wanneer deze onder de zestien jaar is, in beginsel ontuchtig zijn. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn foetaal alcoholsyndroom en ADHD, en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit uitsloten en dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in haar beslissing meegenomen, evenals de ontwikkeling van de verdachte sinds het delict.

De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen in seksuele zaken en de noodzaak om de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers te waarborgen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen, wat aangeeft dat de rechtbank de schade die het slachtoffer heeft geleden serieus neemt en de verdachte verantwoordelijk houdt voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/213179-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen, alsmede hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] en haar advocaat B. Helmich, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 22 oktober 2019 in Hoogeveen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2004), die bestonden uit het seksueel binnendringen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de seksuele handelingen tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) niet te kwalificeren zijn als ontuchtig, onder meer omdat de seks tussen beiden consensueel was. Voor zover relevant voor de beoordeling, worden de standpunten van de verdediging nader besproken onder ‘het oordeel van de rechtbank’.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte bij [slachtoffer] , die op dat moment nog geen zestien jaar oud was, op ontuchtige wijze seksueel is binnengedrongen.
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2020, genummerd PL0900-2019335066-7, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina 27-33 voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
Op 19 februari 2020 vond het verhoor plaats van benadeelde [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004. [slachtoffer] verklaarde onder meer: [2] [verdachte] , ik heb één keer seks met hem gehad. Hij deed zijn lul in mijn vagina. [3]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Op 22 oktober 2019 heb ik in Hoogeveen seks gehad met [slachtoffer] . [4]
4.3.2
De bewijsoverweging: ontuchtigheid
Verdachte bekent dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer] op een moment dat zij nog geen zestien jaar was. De vraag die de rechtbank nu moet beantwoorden, is of deze gedragingen moeten worden aangemerkt als ontuchtige handelingen.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever handelingen van seksuele aard strafbaar heeft willen stellen, voor zover die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Een seksueel contact met een jeugdig persoon tussen de twaalf en zestien jaar is in de regel ontuchtig, omdat jeugdigen worden geacht in het algemeen onvoldoende in staat te zijn hierover weloverwogen keuzes te maken. Uit jurisprudentie volgt dat onder omstandigheden het ontuchtige karakter bij seksuele handelingen met een jeugdige tussen de twaalf en zestien jaar kan ontbreken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die in geringe mate in leeftijd van elkaar verschillen én die een affectieve relatie met elkaar hebben. Er moet dan sprake zijn van een zekere gelijkwaardigheid tussen de betrokken personen. Aan het ontbreken van een affectieve relatie kan betekenis worden toegekend. Voor het oordeel of een seksuele handeling wel of niet ontuchtig is, is niet van belang of de jeugdige het initiatief tot de seksuele handeling heeft genomen of heeft ingestemd met het verrichten van de seksuele handeling. Uit het voorgaande vloeit voort dat het bij de beantwoording van de vraag, of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, in belangrijke mate aankomt op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
Verdachte heeft seks gehad met [slachtoffer] toen zij vijftien jaar oud was. Verdachte was op dat moment zelf twintig jaar oud. Daarmee is het ontuchtige karakter van de seksuele handelingen in beginsel gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het ontuchtige karakter in dit geval ontbrak en zij heeft daarbij het volgende in overweging genomen. Het feit dat de seks met wederzijdse instemming plaatsvond is onvoldoende om het ontuchtige karakter van de handeling weg te nemen. Verdachte heeft verteld dat hij [slachtoffer] leuk vond en dat hij en [slachtoffer] voordat ze seks hadden enkele uren met elkaar hebben gepraat. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat zij verdachte vertrouwde. Verdachte en [slachtoffer] kenden elkaar echter voorafgaand aan de datum van het tenlastegelegde niet. Zij ontmoetten elkaar voor het eerst een paar uur voordat zij seks hadden. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een affectieve relatie. Bovendien is geen sprake van een gering leeftijdsverschil. De raadsvrouw heeft in dit verband nog aangegeven dat verdachte vanwege zijn foetaal alcoholsyndroom en ADHD functioneerde beneden zijn kalenderleeftijd. De rechtbank constateert dat aangeefster ook beneden haar kalenderleeftijd functioneerde en - volgens haar moeder - een IQ heeft passend bij dat van een zesjarige. Hieruit volgt dat niet kan worden gezegd dat sprake was van gelijkwaardigheid tussen [slachtoffer] en verdachte. De rechtbank vindt het hierbij ook relevant dat verdachte wist dat [slachtoffer] was weggelopen van de instelling waar zij verbleef en dus dat zij kwetsbaar was. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van een affectieve relatie dan wel gelijkwaardigheid tussen verdachte en [slachtoffer] . De seksuele handelingen zijn daarmee aan te merken als ontuchtig. De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 oktober 2019 te Hoogeveen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren. Volgens de officier van justitie kan in dit geval worden voorbijgegaan aan het taakstrafverbod zoals bedoeld in artikel 22b Wetboek van Strafrecht, omdat [slachtoffer] ermee heeft ingestemd om seks te hebben met verdachte en gelet op de proceshouding van verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aan de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van een vijftienjarige. Verdachte heeft verklaard dat, nadat verdachte en [slachtoffer] met elkaar in contact zijn gekomen, hij een klik met haar heeft gevoeld. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat verdachte haar vroeg of ze seks met hem wilde hebben en dat ze daarmee heeft ingestemd. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat ze verdachte vertrouwde. De daaropvolgende seksuele handelingen hebben vervolgens plaatsgevonden na voorafgaande wederzijdse instemming. Dit zijn omstandigheden die de wijze waarop de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden inkleuren, maar het strafbare karakter daarvan niet wegnemen. De wetgever heeft met de strafbaarstelling van het bewezenverklaarde beoogd om jeugdigen onder de zestien jaar, vanwege de kwetsbare ontwikkelingsfase in deze leeftijdsperiode, zowel lichamelijk als geestelijk te beschermen, ook tegen zichzelf. Dat er sprake was van wederzijdse instemming laat dan ook onverlet dat verdachte met het plegen van het bewezenverklaarde een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft hiermee de seksuele ontwikkeling van [slachtoffer] doorkruist. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog langdurig nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting door [slachtoffer] voorgelezen slachtofferverklaring.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 17 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 25 augustus 2023. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en adviseert daarom om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Een gevangenisstraf zou volgens de reclassering het leven van verdachte kunnen ontwrichten. Verdachte is eerder gediagnosticeerd met foetaal alcoholsyndroom en ADHD. Daarnaast is verdachte op zeer jonge leeftijd uit huis geplaatst waarna hij achtereenvolgens bij crisisopvang, bij pleegouders en in een uitwijkhuis heeft gewoond totdat hij op zijn 18e zelfstandig ging wonen. Verdachte heeft inmiddels verschillende banen en heeft zijn schulden kunnen oplossen. Dee reclassering ziet op dit moment geen signalen die wijzen op problemen op de verschillende leefgebieden. Verdachte heeft zijn leven ogenschijnlijk goed op orde. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de houding van verdachte, zowel bij de politie als ter terechtzitting. Verdachte heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven over wat er is gebeurd, heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt en zegt hiervan te hebben geleerd. Verdachte heeft zich schuldbewust en respectvol jegens het slachtoffer en haar moeder opgesteld en wil verantwoordelijkheid nemen voor wat hij heeft veroorzaakt.
8.3.3
De straf
In strafmatigende zin zal de rechtbank rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak, nu het feit ongeveer vier jaar geleden heeft plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt niet passend. Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht verbiedt de rechtbank echter om slechts een taakstraf op te leggen wanneer – onder meer – sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Gelet op het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat de ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer een gegeven is. In afwijking van het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat daarmee het taakstrafverbod van toepassing is en dat de rechtbank niet kan volstaan met het opleggen van een taakstraf. De rechtbank zal de onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperken tot de duur van 1 dag. Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van benadeelde partij integraal toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat het causale verband onvoldoende uit de stukken kan worden afgeleid.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek.
Verdachte heeft seks gehad met [slachtoffer] terwijl zij nog geen zestien jaar was. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer] ‘op andere wijze’ is aangetast in haar persoon. Het psychische letsel dat daaruit voortvloeit vormt daarmee rechtstreekse schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht een schadevergoeding van
€ 750 billijk. Daarbij heeft zij gelet op de omstandigheden van deze zaak en gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 dag;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 750;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 750 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. F.H. Schormans en mr. H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2023.
Mrs. Van Buel en Schormans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2019 te Hoogeveen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .
( art 245 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 augustus 2022, genummerdPL0900-2019335066, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 133.
2.Pagina 27.
3.Pagina 32.
4.Een proces-verbaal van de terechtzitting van 27 september 2023.