ECLI:NL:RBMNE:2023:5458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
16/093403-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking, aflevering en vervoer van cocaïne en heroïne door verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken, afleveren en vervoeren van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 december 2022 tot en met 6 april 2023, samen met anderen, op verschillende locaties in Nederland, cocaïne en heroïne heeft vervoerd en verstrekt. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 20 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. B. Nitrauw, de vordering heeft ingediend en de verdediging is gevoerd door mr. R. van Viersen.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de bewijsmiddelen gewogen. De verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van medeverdachten pakketjes heeft opgehaald, waarbij hij vaak betaald werd in cocaïne. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wist dat hij zich bezighield met illegale goederen, gezien de omstandigheden waaronder de transporten plaatsvonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de gevangenneming van de verdachte bevolen, omdat de rechtbank van oordeel is dat het maatschappelijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte.

De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen, waaronder een telefoon en een auto, verbeurd verklaard, omdat deze zijn gebruikt bij het bewezen verklaarde feit. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/093403-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Viersen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op meerdere momenten in de periode van 16 december 2022 tot en met 6 april 2023 in Utrecht en op andere plekken in Nederland, samen met anderen, telkens cocaïne en heroïne heeft vervoerd, afgeleverd en verstrekt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De raadsman heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat (i) niet kan worden vastgesteld dat verdachte cocaïne en/of heroïne heeft vervoerd noch (ii) dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het vervoer van cocaïne en/of heroïne vanwege het ontbreken van wetenschap over de inhoud van hetgeen hij vervoerde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 1 Wetboek van Strafvordering, te weten een veroordelend vonnis van deze rechtbank van 8 september 2023 op naam van [medeverdachte 1] , voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Ik ben sinds eind 2022 betrokken bij de handel in cocaïne en heroïne. Dit heeft ook plaatsgevonden vanuit mijn woning aan [adres 2] . Ik regelde de verdovende middelen. Ik haalde de verdovende middelen zelf op of ik stuurde iemand, veelal [verdachte] , om dit te doen. Ik heb gebruik gemaakt van de telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . Het klopt dat ik [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] ben die op de telefoonlijnen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] zo wordt genoemd. Het klopt ook dat een ander deze drugsdeallijnen in gebruik had. [1]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 1 Wetboek van Strafvordering, te weten een veroordelend vonnis van deze rechtbank van 8 september 2023 op naam van [medeverdachte 2] , voor zover inhoudende de bewezenverklaring, zakelijk weergegeven:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: in de periode van 18 november 2022 tot en met 4 april 2023 te [plaats 5] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. [2]
Verdachte [medeverdachte 2] heeft het ten laste gelegde feit bekend. [3]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb gebruik gemaakt van de telefoonnummers + [telefoonnummer 4] en + [telefoonnummer 5] . Via deze telefoonnummers onderhield ik contact met [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] die gebruik maakte van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]). Op verzoek van [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] heb ik in de ten laste gelegde periode een aantal keren pakketjes opgehaald met mijn auto, op verschillende plekken in Nederland. Soms had ik op het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] ook contact met een andere man, die beperkt Nederlands sprak (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]).
Op verzoek van [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] ben ik op 16 december 2022 naar [plaats 1] gereden om iets voor hem op te halen. Op 8, 18 en 25 januari 2023 heb ik op verzoek van [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] iets voor hem opgehaald in [plaats 3] . Op 24 februari 2023 heb ik op verzoek van [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] iets voor hem opgehaald in [plaats 2] , op 7 maart 2023 in [plaats 3] en op 1 april 2023 in [plaats 4] . De voorzitter houdt mij voor dat er in totaal elf soortgelijke ritten zijn beschreven in het dossier in de tenlastegelegde periode. Het kan kloppen dat ik alle elf de ritten heb uitgevoerd.
Iedere keer dat ik op verzoek van [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] iets ging ophalen, verliep dat op dezelfde wijze.
Nadat ik contact had met [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] werd ik naar een bepaalde locatie in Nederland gestuurd. Ik reed daar met mijn auto naar toe. Als ik op de locatie was aangekomen, belde ik naar [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] en bleef ik in mijn auto zitten wachten. [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] belde dan naar iemand anders. Vervolgens kwam er iemand naar mijn auto toe met een dichtgeknoopte plastic zak. Die persoon opende de passagiersdeur van mijn auto en legde de zak op de bijrijdersstoel. Er werden daarbij geen woorden gewisseld. Direct daarna reed ik naar [plaats 5] om het pakketje af te geven aan [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] of aan die andere man, die beperkt Nederlands sprak. Ik kreeg van [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] voor de ritten vaak betaald in cocaïne. Voor mijn rit naar [plaats 2] zou ik tien gram cocaïne ontvangen.
Op een gegeven moment kreeg ik wel een nare smaak bij de ritten die ik maakte voor [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] . Vanaf december 2022 wist ik dat het geen zuivere koffie was.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2023, met documentcode 20230228.0740, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, inclusief bijlagen voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven: [4]
Op 16 december 2022 heeft er een soortgelijk gesprek plaatsgevonden. [verdachte (voornaam)] werd in dit gesprek gebeld op * [telefoonnummer 5] door [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] op * [telefoonnummer 3] . In dit gesprek werd [verdachte (voornaam)] gevraagd naar [plaats 1] te rijden voor * [telefoonnummer 3] . Later werd hierbij een SMS verzonden met de inhoud "codewoord [codewoord] ". [5]
Datum: 16 december 2022
Beller: [telefoonnummer 3]
Gebelde: [telefoonnummer 5]
Tijdstip: 12:59:19
Inhoud gesprek:
[telefoonnummer 5] [verdachte (voornaam)]
[telefoonnummer 3] jo
[telefoonnummer 5] jo
[telefoonnummer 3] ik ga je nu een adres sturen moet je naar toe gaan ja?
[telefoonnummer 5] moet ik daar direct heen of ken ik eerst nog even boodschappen doen? zeg het is
[telefoonnummer 3] uhhhhh ja bood.. hoelaat ga je over die boodschappen doen?
[telefoonnummer 5] klein uurtje
[telefoonnummer 3] ja ga maar eerst daarheen dan [.]
[telefoonnummer 5] ikke eerst daar heen gaan oke
[telefoonnummer 3] jo [6]
Tijdstip: 13:01:07
Inhoud SMS:
[adres 3] [plaats 1] [7]
Tijdstip: 13:02:40
Inhoud SMS:
Code woord [codewoord] [8]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte samen met anderen op meerdere momenten cocaïne heeft afgeleverd, verstrekt en vervoerd in de in de tenlastelegging opgenomen periode.
Inhoud van de pakketten
Het verweer dat niet kan worden vastgesteld dat de door verdachte vervoerde pakketten cocaïne of heroïne bevatten, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] (‘ [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] ’) heeft immers verklaard dat verdachte deze verdovende middelen op zijn verzoek ophaalde.
(Voorwaardelijk) opzet
Met betrekking tot het (voorwaardelijk) opzet van verdachte op het vervoer van cocaïne en heroïne overweegt de rechtbank dat het gelet op de omstandigheden waaronder en de wijze waarop verdachte de pakketjes ophaalde en in ontvangst nam niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat zich daarin illegale goederen zouden bevinden en dat hij aldus daarbij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het om cocaïne en heroïne zou gaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat alle transporten op dezelfde wijze werden uitgevoerd. Aan verdachte werd via het telefoonnummer van de medeverdachten gevraagd om naar diverse locaties in Nederland te rijden. Zodra verdachte op de afgesproken locatie was, seinde hij per telefoon ‘ [medeverdachte 1 (verzonnen naam)] ’ (medeverdachte [medeverdachte 1] ) in, waarna die aan een derde liet weten dat verdachte op de afgesproken locatie was aangekomen. Hierbij werd soms gebruikgemaakt van codewoorden die door de medeverdachten aan verdachte werden verstrekt. Zonder dat verdachte de auto verliet en zonder woorden te wisselen werden de pakketten (dichtgeknoopte plastic zakken) door een derde op de bijrijdersstoel van de auto van verdachte gelegd. Hierna vertrok verdachte naar [plaats 5] om de pakketten af te leveren bij de medeverdachten. Verdachte kreeg voor deze transporten vaak betaald in cocaïne, soms tot wel tien gram per keer, waardoor hij wist dat de medeverdachten over cocaïne beschikten. Verdachte heeft daarnaast ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf december 2022 al wist dat het “geen zuivere koffie was”.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans van de aanwezigheid van cocaïne en heroïne in de pakketten die hij vervoerde heeft aanvaard. De rechtbank zal de verweren van de verdediging dan ook verwerpen en verdachte veroordelen voor het tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere momenten in de periode van 16 december 2022 tot en met 6 april 2023 te [plaats 5] en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens opzettelijk heeft afgeleverd, verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte, gelet op de straffen die zijn opgelegd aan medeverdachten en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, geen onvoorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het verstrekken, afleveren en vervoeren van cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Met het verstrekken, afleveren en vervoeren van deze middelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek en heeft verdachte geen acht geslagen op de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen.
8.3.2
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 juli 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook meegewogen dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard financiële problemen te hebben en het ten laste gelegde feit te hebben gepleegd om te kunnen voorzien in zijn cocaïnegebruik.
8.3.3
De straf
Gelet op de aard en ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Een forse vrijheidsstraf is op zijn plaats. Gelet op de straffen die zijn opgelegd aan medeverdachten en de rol van verdachte ten opzichte van de rol van medeverdachten, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie niet passend en zal de rechtbank in het voordeel van verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie. Vanwege de financiële problemen en het cocaïnegebruik van verdachte acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk als stok achter de deur. Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
8.3.4.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd om de schorsing van het bevel bewaring op te heffen en om bij vonnis de gevangenhouding te bevelen. De rechtbank overweegt dat de gevangenhouding niet kan worden bevolen nu het onderzoek reeds is gesloten en nu verdachte zich feitelijk niet in voorlopige hechtenis bevindt. Gelet hierop en gelet op het feit dat het resterende deel van het bevel bewaring korter is dan het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf, zal de rechtbank de gevangenneming van verdachte bevelen. De gronden voor voorlopige hechtenis zoals aangenomen in het bevel bewaring, zijn nog onverkort van toepassing en het maatschappelijk belang prevaleert in dit geval, met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, boven het persoonlijk belang van verdachte om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in vrijheid af te wachten. Nu de rechtbank de gevangenneming beveelt, zal het geschorste bevel bewaring worden opgeheven.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen goederen, te weten een telefoon en een auto, verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet vermogend is en dat de auto van verdachte daarom aan verdachte moet worden geretourneerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de telefoon en de auto, verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • Seat Ibiza, kenteken [kenteken] (omschrijving: [..] );
  • Nokia telefoon (omschrijving: [....] );
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel bewaring;
- beveelt de gevangenneming van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 16 december 2022
tot en met 6 april 2023 te Utrecht en/of elders in Nederland tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )

Voetnoten

1.Pagina 3.
2.Pagina 4.
3.Pagina 2.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 juni 2023, genummerd
5.Pagina 25.
6.Pagina 90.
7.Pagina 91.
8.Pagina 92.