ECLI:NL:RBMNE:2023:5451

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
16/114340-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van een grote hoeveelheid cocaïne met verborgen ruimte in voertuig

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid harddrugs, namelijk 1001,5 gram cocaïne. De verdachte, geboren in 2004 in Albanië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 3 mei 2023 in Maarssen aangehouden. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de officier van justitie, mr. N. Schipper, en de raadsman, mr. A.H.J. Bals, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het vervoeren van de cocaïne, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij dit samen met een ander heeft gedaan, waardoor hij op dat onderdeel is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen verdovende middelen en het voertuig onttrokken worden aan het verkeer, terwijl de in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte worden teruggegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/114340-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] (Albanië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [Vestigingsplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 3 mei 2023 in Maarssen samen met een ander 1001,5 gram cocaïne heeft vervoerd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit samen met een ander heeft begaan, waardoor verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het onderdeel medeplegen. De advocaat kan zich vinden in wat de officier van justitie heeft gezegd over de bewezenverklaring. Ook hij acht het onderdeel medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen en verzoekt daarom partiële vrijspraak voor dit punt. Voor het overige zijn er geen opmerkingen over het bewijs.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring vervoeren cocaïne
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het vervoeren van ruim een kilo cocaïne. De verdediging heeft voor dit feit, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. Voor het bewijs van dit feit volstaat de rechtbank onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 augustus 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2023, genummerd PL0900-2023129685-30, opgemaakt door de Landelijke Eenheid, doorgenummerde pagina 71;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een identificatierapportage door het Nederland Forensisch Instituut, ondertekend op 8 mei 2023 te Den Haag, doorgenummerde pagina 76.
Vrijspraak medeplegen
Het is niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 3 mei 2023 te Maarssen, opzettelijk heeft vervoerd, 1001,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte conform de richtlijnen van het Openbaar Ministerie te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de straftoemeting te kijken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid harddrugs, namelijk ruim een kilo cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Door het vervoeren van dergelijke middelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek. Met zijn handelen heeft verdachte geen acht geslagen op de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 juli 2023 waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Dit weegt niet in strafverzwarende en ook niet in strafverminderende zin mee.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het vervoeren van 500 tot 1000 gram cocaïne uit van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en voor het vervoeren van 1000 tot 1500 gram cocaïne van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde misdrijf kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank is van oordeel dat voor het bezit van de bewezen verklaarde hoeveelheid (1001,5 gram) cocaïne een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen verdovende middelen en het in beslag genomen voertuig te onttrekken aan het verkeer en het in beslag genomen geld (een bedrag van € 440,- en een bedrag van € 445,-) te retourneren aan de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de verdovende middelen en het voertuig. De raadsman heeft verzocht om slechts een deel van het geld, te weten €445,-, aan verdachte te retourneren, nu niet vast kan komen te staan dat al het in beslag genomen geld aan verdachte toebehoort.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen goederen, te weten de verdovende middelen en het voertuig, onttrekken aan het verkeer. Het strafbare feit is met deze voorwerpen begaan.
Voor beide in beslag genomen geldbedragen geldt dat niet is komen vast te staan dat deze een relatie hebben met het strafbare feit. De geldbedragen zijn dus niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave. Uit het procesdossier kan worden opgemaakt dat beide geldbedragen onder verdachte in beslag zijn genomen. De rechtbank zal daarom teruggave gelasten aan verdachte van beide in beslag genomen geldbedragen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende goederen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2023129685-G3157769);
  • 1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: PL0900-2023129685-g3157721, Blauw, merk: Volkswagen);
- gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 445 EUR (Omschrijving: PL0900-2023129685-3157840);
  • 440 EUR (Omschrijving: PL0900-2023129685-3170423);
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en mr. N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1001,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )