4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
Uit de
aangifte van [slachtoffer]van 15 juni 2022 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik ben door [verdachte] geschopt en geslagen in mijn gezicht en mijn hoofd. Hij heeft mij
meermaals geslagen met een riem. Hij heeft met een mes gezwaaid. Ik kon het mes eerst afweren met mijn hand. Hierdoor heb ik een steekwond opgelopen aan mijn vinger. Uiteindelijk stak hij mij in mijn been.
Uit het
verhoor van aangeefster [slachtoffer] bij de rechter-commissarisop 17 november 2022 volgt, zakelijk weergegeven:
Hij had mij met vuisten in mijn gezicht geslagen. Ik weet zeker dat ik met een riem ben geslagen. Ik had ook allemaal striemen. Hij heeft mij gestompt en op mijn hoofd getrapt. Hij heeft meerdere malen op mijn buik getrapt. Hij probeerde mij te steken in mijn gezicht. Ik weerde dat af met mijn rechterhand. Daarom had ik bij mijn ringvinger best een diep gat. Hij maakte snijbewegingen naar mijn buik toe. Ik heb mijn been ervoor gedaan en hij heeft toen eigenlijk mijn hele been opengesneden.
In een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagenis door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd met betrekking tot het letsel bij aangeefster [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Op 15 juni 2022 om 01.50 uur, was ik in het Flevoziekenhuis bij het slachtoffer van de steekpartij. Ik vroeg aan het slachtoffer of ik foto’s mocht maken van het letsel. Het slachtoffer gaf toestemming voor het maken van foto’s ten behoeve van het strafproces.
Foto 1: Snijwond in kuit slachtoffer;
Foto 2: Gezicht van slachtoffer, verdikking op rechteroog van slachtoffer zichtbaar;
Foto 3: Linkerzijkant van gezicht van slachtoffer, zwarte striemen zichtbaar op gezicht;
Foto 4: Borst van slachtoffer, donkerrode striemen zichtbaar.
Uit de
Letselrapportage forensische geneeskundevan 20 september 2022, opgesteld door S.H. Cuijpers en J.A. Kortmann, forensisch arts in opleiding respectievelijk forensisch arts, blijkt dat bij [slachtoffer] onder meer de volgende letsels zijn vastgesteld:
Er was sprake van een verwonding van de buitenzijde van haar linker onderbeen waarvoor hechtingen (8 stuks) zijn geplaatst. Tevens was er een snijverwonding van de ringvinger van de rechterhand. Op haar borst, gelaat, neus en hoofd waren bloeduitstortingen, zwellingen en striemen te zien. Zij is twee dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis. De hechtingen in haar been zijn na een week verwijderd.
In een
proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] Almere)is door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 juni 2022 om 02:00 uur kwamen wij voor forensisch onderzoek aan, op de locatie [adres] , hotelkamer met nummer [nummer] .
Wij zagen in de badkamer, links van de wastafel, een mes. Wij hebben dit mes veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek.
Goednummer: PL0900-2022170491-3005084
SIN: AAJL4437NL
Object: mes
Bijzonderheden: mes, badkamer hotelkamer
In een
proces-verbaal van bevindingenis door verbalisant [verbalisant 3] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 15 juni 2022 deed ik, samen met collega [verbalisant 2] , onderzoek naar een melding van een steekincident aan het [adres] in Almere. Bij het betreden van de hotelkamer zagen wij tekenen van een worsteling. Er lagen diverse voorwerpen op de vloer, waaronder ballonnen en zwarte scherven van vermoedelijk porselein. We hebben de scherven visueel onderzocht op de aanwezigheid van bloed, maar hebben dit niet op de scherven aangetroffen. We zagen dat er ook geen bloedsporen aanwezig waren direct naast de scherven. We zagen in het sporenbeeld dat de bloedsporen die wij in de kamer aantroffen zich aan de rechterzijde van het bed, nabij het raam, bevonden. De scherven bevonden zich juist aan de linkerzijde van het bed, nabij de badkamer, waardoor er geen verband leek tussen de scherven en het bloed wat aanwezig was in de hotelkamer.
Rapporteur B.J. Blankers heeft in een
deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institutevan 13 augustus 2022 onder meer het volgende gerapporteerd:
Ontvangen sporenmateriaal
SIN: AAJL4437NL
Beschrijving: mes
Lemmet mes (AAJL4437NL#01):
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van twee donoren, één man en één vrouw. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een vrouw. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Mogelijke donor van celmateriaal: slachtoffer [slachtoffer] (DNA-hoofdprofiel).
Heft mes (AAJL4437NL#02):
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Mogelijke donor van celmateriaal: verdachte [verdachte] (DNA-hoofdprofiel).
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar, nu deze in de kern en ten aanzien van de belangrijkste aspecten uit de tenlastelegging consistent is en wordt ondersteund door objectieve gegevens. Het letsel dat aangeefster blijkens de rapportage heeft opgelopen, betreft een snijverwonding aan de buitenzijde van het linker onderbeen en een snijverwonding bij de ringvinger van de rechterhand. Dit past bij de verklaring van aangeefster dat zij op twee momenten de snijbewegingen van verdachte met het mes heeft afgeweerd, te weten eenmaal met haar hand en eenmaal met haar been. Voorts blijkt uit de rapportage dat aangeefster bloeduitstortingen, zwellingen en striemen op de borst, het gelaat, de neus en het hoofd heeft opgelopen. Dit letsel past bij de verklaring van aangeefster over het overige door verdachte toegepaste geweld. Daarnaast is op de kamer een mes aangetroffen. Ook die omstandigheid geeft steun aan de verklaring van aangeefster. Dit geldt te meer vanwege de bevindingen van The Maastricht Forensic Institute met betrekking tot het sporenonderzoek aan dit mes. Uit dit onderzoek volgt dat op het lemmet van het mes voornamelijk DNA-materiaal is aangetroffen dat
matchtmet dat van aangeefster, en op het heft van het mes met name DNA-materiaal is aangetroffen dat
matchtmet dat van verdachte. Dit past bij het scenario van aangeefster dat zij door verdachte met een mes is gestoken.
Tegenover deze verklaring van aangeefster staat de verklaring van verdachte die er, kort gezegd, op neerkomt dat hij door aangeefster is aangevallen en met een scherf bij zijn oor is gestoken, waarna hij zich heeft verdedigd. Hij zou niet gestoken hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is dit scenario niet aannemelijk geworden. Het scenario van verdachte past niet bij de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , die erop neerkomen dat er geen bloed is aangetroffen op de scherven en dat er geen verband lijkt te zijn tussen de bloedsporen en de scherven. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat verdachte met een scherf bij zijn oor is gestoken en dat het letsel van aangeefster te verklaren zou zijn doordat zij zich in de worsteling met verdachte aan de scherven zou hebben verwond. De rechtbank constateert bovendien dat de verklaringen van verdachte op essentiële punten vragen oproepen. Zo heeft hij bij zijn eerste verhoor gezegd dat er geen mes is gebruikt bij de worsteling, terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij eerst met een scherf is aangevallen en daarna met een mes. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij helemaal geen riem om had, terwijl de onderzoeksresultaten anders uitwijzen.
De rechtbank gaat gelet op al het voorgaande uit van de lezing van aangeefster.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vervolgens het volgende vast.
Aangeefster was op 15 juni 2022 samen met verdachte en hun zoontje in een hotelkamer in het [hotel] hotel in Almere. Op enig moment ontstaat er tussen aangeefster en verdachte een ruzie. Die ruzie mondt uit in een geweldsexplosie van verdachte. Hij slaat en schopt meermalen tegen het hoofd van aangeefster. Voorts slaat verdachte aangeefster verschillende keren met een riem. Hierna pakt verdachte een mes, en maakt hij een snijbeweging naar de buik van aangeefster. Aangeefster heeft toen haar been omhoog gedaan om te voorkomen dat hij haar buik zou raken. Als gevolg hiervan heeft verdachte haar been opengesneden. Vervolgens maakt verdachte nogmaals een snijbeweging richting het gezicht van aangeefster, maar dat weert zij af met haar hand. Het mes raakt vervolgens haar hand, en hierdoor heeft zij een snijverwonding aan haar vingers/hand opgelopen.
De rechtbank vindt in het dossier te weinig ondersteuning om buiten redelijke twijfel de conclusie te trekken dat aangeefster door verdachte ook met een stoel is geslagen, zodat verdachte hiervan dan ook partieel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe de gedragingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd.
Vrijspraak poging moord en poging doodslag
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord dan wel doodslag niet wettig en overtuigd kan worden bewezen. Van het daarvoor vereiste opzet op de dood is niet gebleken. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat verdachte aangeefster wilde doden. Uit de letselrapportage volgt dat aangeefster als gevolg van het handelen van verdachte een snijverwonding aan de kuit en een kleine snijverwonding aan de vingers/hand heeft opgelopen. Niet is gebleken dat deze verwondingen levensbedreigend waren. Uit deze informatie kan voorts niet worden afgeleid dat verdachte een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat het slachtoffer komt te overlijden, zodat opzet in voorwaardelijk zin ook niet bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en impliciet subsidiair tenlastegelegde.
Vrijspraak zware mishandeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook de onder 1 subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling niet kan worden bewezen, en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde is vereist dat aangeefster [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hoewel aangeefster onder meer een omvangrijk, blijvend litteken aan haar onderbeen heeft opgelopen als gevolg van het geweldsincident, is de rechtbank van oordeel dat dit letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft daarbij onder meer acht geslagen op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en de geschatte duur van de genezing.
Is sprake van een poging tot zware mishandeling?
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Verdachte heeft eenmaal met een mes in het onderbeen van aangeefster gesneden, en één keer met een mes in de vingers/hand van aangeefster gesneden. Het plotseling, tijdens een worsteling in een kleine ruimte, en op een korte afstand met een mes in het been van het slachtoffer snijden roept naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in het leven. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat zich in het been belangrijke spieren en zenuwen bevinden. De rechtbank heeft ook gelet op de aard en diepte van de beenwond van aangeefster. Het mes was al ver in het been geraakt.Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht in dit verband ook van belang de verklaring van aangeefster die erop duidt dat verdachte het slachtoffer meer wilde aandoen. Hij heeft immers snijbewegingen gemaakt richting de buik en het gezicht van aangeefster. Aangeefster heeft dit kunnen afweren met haar been en hand, waardoor geen zwaarder letsel bij aangeefster is ontstaan. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er voor het onderdeel “met voorbedachten rade” onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat, zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Uit het
aangifteformulier winkeldiefstal met bijlage van 12 maart 2022volgt, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 12-03-2022 omstreeks 09:52 was ik werkzaam als manager in het filiaal [winkel] te Almere. Ik zag een verdachte jongen de winkel binnenlopen. Ik ben de jongen gaan volgen met de camera's en beschrijf deze onbekende man, verdachte 1, als volgt:
- man;
- donkere huidskleur;
- grijze hoodie;
- zwarte bodywarmer;
- capuchon op;
Ik zag dat verdachte 1 op de heren afdeling stond. Ik zag dat verdachte 1 afwachtend naar de ingang keek. Kort hierna zag ik dat een andere verdachte man de winkel binnen lopen. Ik beschrijf deze onbekende man, verdachte 2, als volgt:
- man;
- blanke huidskleur;
- tattoos op zijn gezicht;
- zwart/rode pet;
- een Aldi diepvriestas;
Ik zag dat verdachte 2 bij de The North Face stelling stond op de heren afdeling.
Ik zag dat verdachte 1 een blauwe The North Face joggingbroek van de stelling haalde.
Ik zag dat verdachte 1 een blauwe The North Face mountain-jas van de stelling haalde.
Ik zag dat verdachte 1 de blauwe joggingbroek en de blauwe jas op de grond legde bij de stellingen.
Ik zag dat verdachte 2 richting de stelling liep waar verdachte 1 bij staat.
Ik zag dat verdachte 2 zijn Aldi diepvriestas aan verdachte 1 gaf.
Ik zag dat verdachte 1 deze Aldi diepvriestas openmaakte.
Ik zag dat verdachte 1 de blauwe joggingbroek en de blauwe jas in de Aldi diepvriestas stopte.
Ik zag dat verdachte 1 en verdachte 2 voorbij de kassa's liepen.
Ik zag dat verdachte 1 de winkel had verlaten met de gevulde Aldi diepvriestas.
Ik zag dat verdachte 2 de winkel had verlaten.
In een
proces-verbaal van bevindingenis door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij hoorden dat cameratoezicht een persoon in beeld had welke zij volledig herkende als zijnde de verdachte van winkeldiefstal, eerder op dezelfde dag, bij [winkel] in Almere. Wij zijn direct ter plaatse gegaan naar het centrum van Almere. In de Metropolestraat te Almere zagen wij een persoon, samen met een andere persoon lopen welke voldeden aan het signalement. Wij hielden de personen staande. Ik, [verbalisant 4] , vorderde een geldig identiteitsbewijs van de persoon welke voldeed aan het signalement van de verdachte, welke later bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] .
In een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagenis door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij de insluiting zagen wij dat [verdachte] gekleed was in The North Face kleding. Ik, [verbalisant 6] voelde aan de linker jaszak een alarmlabel bevestigd zitten. Wij zagen dat [verdachte] een donkerblauwe joggingsbroek van het merk The North Face droeg. Deze broek leek zo goed als nieuw. Tevens droeg hij een zwarte The North Face bodywarmer.
In een
proces-verbaal van bevindingen van uitkijken camerabeeldenis door verbalisant [verbalisant 8] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Signalement [verdachte] :
-
man
-
donkergetint
-
grijze trui met capuchon
-
zwarte Northface bodywarmer
-
grijze broek
Herkenning: beide personen zijn aangehouden en hebben SKDB-foto's, waardoor verbalisant herkende om wie het moest gaan in de beelden.
12-03-2022 09:52:29 uur
Verdachte [verdachte] komt de winkel ( [winkel] ) in;
12-03-2022 09:53:04 uur
Verdachte [medeverdachte] komt de winkel ( [winkel] ) in. [medeverdachte] heeft een Aldi vriestas bij zich;
12-03-2022 09:53:03 uur
[verdachte] pakt een blauwkleurige sportbroek van het rek;
12-03-2022 09:53:08 uur
[verdachte] pakt een groen/blauwe sportjas van het rek;
12-03-2022 09:54:11/09:54:13 uur
[verdachte] legt de blauwe sportbroek en de groen/blauwe sportjas op de grond;
12-03-2022 09:54:30 uur
[medeverdachte] geeft de Aldi tas aan [verdachte] ;
12-03-2022 09:54:37 uur
[verdachte] maakt de Aldi tas open en bukt;
12-03-2022 09:54:45/09:54:47 uur
[verdachte] is bezig met spullen in de Aldi tas doen;
12-03-2022 09:55:10/09:55:19 uur
[verdachte] pakt de Aldi tas op. Hij en [medeverdachte] lopen naar de uitgang van de winkel;
12-03-2022 09:55:24 uur
[verdachte] en [medeverdachte] verlaten de winkel. [verdachte] draagt de Aldi tas.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat het signalement van verdachte [verdachte] zoals de politie hem blijkens de foto’s van de insluitingsfouillering aantreffen, gelijk is aan het signalement van de persoon op de camerabeelden die samen met een ander een winkeldiefstal pleegt bij de [winkel] . Gelet op het feit dat verdachte [verdachte] kort na de gepleegde diefstal wordt herkend door cameratoezicht en wordt aangetroffen met een The North Face jas waarin in de jaszak nog een alarmlabel zit, en met een The North Face broek die overeenkomt met de broek die is weggenomen bij de [winkel] en die er bovendien volgens de verbalisanten nog nieuw uitziet, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het alternatieve scenario van verdachte dat hij iemand op straat was tegengekomen met die kleding, en dat hij de kleding slechts aan het passen was omdat het er mooi uitzag, acht de rechtbank op basis van voornoemde feiten en omstandigheden ongeloofwaardig. Het dossier biedt ook geen ondersteuning voor dit scenario. En verdachte komt bovendien ter terechtzitting voor het eerst met deze verklaring op de proppen, waarbij opvalt dat in het pleidooi van de raadsvrouw elementen zitten die verdachte in het geheel niet verklaard heeft, te weten dat die andere persoon donker zou zijn met een tattoo in zijn gezicht.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de winkeldiefstal samen met een ander heeft gepleegd. Uit de aangifte en de camerabeelden blijkt duidelijk dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en zijn medeverdachte komen kort na elkaar de winkel binnen en gaan naar de herenafdeling. Verdachte pakt een jas en een broek uit een stelling. De medeverdachte overhandigt verdachte vervolgens een tas, en hier doet verdachte de jas en de broek in. Vervolgens passeren zij de kassa zonder de goederen ter betaling aan te bieden, en lopen zij beiden de winkel uit.