ECLI:NL:RBMNE:2023:5449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
16.147707.22 (P); 16.061615.22 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en diefstal in vereniging met geweld in Almere

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn zwangere ex-partner in het bijzijn van hun zoontje ernstig heeft mishandeld. De mishandeling vond plaats op 15 juni 2022 in Almere, waar de verdachte zijn ex-partner met een mes heeft verwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en diefstal in vereniging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank weigerde het beroep op noodweer(exces) van de verdachte, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij zich had verdedigd tegen een onmiddellijke aanval. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling ernstig was, vooral gezien de aanwezigheid van hun kind en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweld tegen hetzelfde slachtoffer. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.147707.22 (P); 16.061615.22 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.A.Th. Lemmers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. S. Vermeulen, advocaat te Culemborg, namens de benadeelde partij naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
16/147707-22
Feit 1 primair: op 15 juni 2022 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en
met voorbedachten rade van het leven te beroven;
Feit 1 subsidiair: op 15 juni 2022 in Almere aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk en
met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
Feit 1 meer subsidiair: op 15 juni 2022 in Almere opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd aan zijn levensgezel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 1 meest subsidiair: op 15 juni 2022 in Almere zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;
16/061615-22:
op 12 maart 2022 in Almere, samen met een ander, een broek en jas van de [winkel] heeft gestolen.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/147707-22 en 16/061615-22 tenlastegelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie verzocht verdachte partieel vrij te spreken voor de geweldhandelingen onder het derde gedachtestreepje en het bestanddeel “met voorbedachten rade”.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat voor alle tenlastegelegde varianten onvoldoende wettig en overtuigd bewijs in het dossier zit. De verklaring van aangeefster is onbetrouwbaar, omdat zij op verschillende punten inconsistent heeft verklaard. Daarnaast ontbreekt opzet op de dood en op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Met betrekking tot de onder 1 meest subsidiaire tenlastegelegde mishandeling stelt de raadsvrouw subsidiair dat sprake is van noodweer, zodat ook dit tot een vrijspraak zou moeten leiden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigd bewijs. Gelet op de kwaliteit van de camerabeelden en het feit dat daarop geen gezicht is te zien, heeft geen herkenning van verdachte kunnen plaatsvinden. Het alternatieve scenario van verdachte, dat hij iemand op straat tegenkwam en toen de jas heeft gepast omdat hij die mooi vond, kan niet zonder meer worden uitgesloten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
Uit de
aangifte van [slachtoffer]van 15 juni 2022 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik ben door [verdachte] geschopt en geslagen in mijn gezicht en mijn hoofd. Hij heeft mij
meermaals geslagen met een riem. Hij heeft met een mes gezwaaid. Ik kon het mes eerst afweren met mijn hand. Hierdoor heb ik een steekwond opgelopen aan mijn vinger. Uiteindelijk stak hij mij in mijn been. [2]
Uit het
verhoor van aangeefster [slachtoffer] bij de rechter-commissarisop 17 november 2022 volgt, zakelijk weergegeven:
Hij had mij met vuisten in mijn gezicht geslagen. Ik weet zeker dat ik met een riem ben geslagen. Ik had ook allemaal striemen. Hij heeft mij gestompt en op mijn hoofd getrapt. Hij heeft meerdere malen op mijn buik getrapt. Hij probeerde mij te steken in mijn gezicht. Ik weerde dat af met mijn rechterhand. Daarom had ik bij mijn ringvinger best een diep gat. Hij maakte snijbewegingen naar mijn buik toe. Ik heb mijn been ervoor gedaan en hij heeft toen eigenlijk mijn hele been opengesneden. [3]
In een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagenis door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd met betrekking tot het letsel bij aangeefster [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Op 15 juni 2022 om 01.50 uur, was ik in het Flevoziekenhuis bij het slachtoffer van de steekpartij. Ik vroeg aan het slachtoffer of ik foto’s mocht maken van het letsel. Het slachtoffer gaf toestemming voor het maken van foto’s ten behoeve van het strafproces.
Foto 1: Snijwond in kuit slachtoffer;
Foto 2: Gezicht van slachtoffer, verdikking op rechteroog van slachtoffer zichtbaar;
Foto 3: Linkerzijkant van gezicht van slachtoffer, zwarte striemen zichtbaar op gezicht;
Foto 4: Borst van slachtoffer, donkerrode striemen zichtbaar. [4]
Uit de
Letselrapportage forensische geneeskundevan 20 september 2022, opgesteld door S.H. Cuijpers en J.A. Kortmann, forensisch arts in opleiding respectievelijk forensisch arts, blijkt dat bij [slachtoffer] onder meer de volgende letsels zijn vastgesteld:
Er was sprake van een verwonding van de buitenzijde van haar linker onderbeen waarvoor hechtingen (8 stuks) zijn geplaatst. Tevens was er een snijverwonding van de ringvinger van de rechterhand. Op haar borst, gelaat, neus en hoofd waren bloeduitstortingen, zwellingen en striemen te zien. Zij is twee dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis. De hechtingen in haar been zijn na een week verwijderd. [5]
In een
proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] Almere)is door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 juni 2022 om 02:00 uur kwamen wij voor forensisch onderzoek aan, op de locatie [adres] , hotelkamer met nummer [nummer] .
Wij zagen in de badkamer, links van de wastafel, een mes. Wij hebben dit mes veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek.
Goednummer: PL0900-2022170491-3005084
SIN: AAJL4437NL
Object: mes
Bijzonderheden: mes, badkamer hotelkamer [6]
In een
proces-verbaal van bevindingenis door verbalisant [verbalisant 3] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 15 juni 2022 deed ik, samen met collega [verbalisant 2] , onderzoek naar een melding van een steekincident aan het [adres] in Almere. Bij het betreden van de hotelkamer zagen wij tekenen van een worsteling. Er lagen diverse voorwerpen op de vloer, waaronder ballonnen en zwarte scherven van vermoedelijk porselein. We hebben de scherven visueel onderzocht op de aanwezigheid van bloed, maar hebben dit niet op de scherven aangetroffen. We zagen dat er ook geen bloedsporen aanwezig waren direct naast de scherven. We zagen in het sporenbeeld dat de bloedsporen die wij in de kamer aantroffen zich aan de rechterzijde van het bed, nabij het raam, bevonden. De scherven bevonden zich juist aan de linkerzijde van het bed, nabij de badkamer, waardoor er geen verband leek tussen de scherven en het bloed wat aanwezig was in de hotelkamer. [7]
Rapporteur B.J. Blankers heeft in een
deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institutevan 13 augustus 2022 onder meer het volgende gerapporteerd:
Ontvangen sporenmateriaal
SIN: AAJL4437NL
Beschrijving: mes
Lemmet mes (AAJL4437NL#01):
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van twee donoren, één man en één vrouw. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een vrouw. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Mogelijke donor van celmateriaal: slachtoffer [slachtoffer] (DNA-hoofdprofiel).
Heft mes (AAJL4437NL#02):
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Mogelijke donor van celmateriaal: verdachte [verdachte] (DNA-hoofdprofiel). [8]
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar, nu deze in de kern en ten aanzien van de belangrijkste aspecten uit de tenlastelegging consistent is en wordt ondersteund door objectieve gegevens. Het letsel dat aangeefster blijkens de rapportage heeft opgelopen, betreft een snijverwonding aan de buitenzijde van het linker onderbeen en een snijverwonding bij de ringvinger van de rechterhand. Dit past bij de verklaring van aangeefster dat zij op twee momenten de snijbewegingen van verdachte met het mes heeft afgeweerd, te weten eenmaal met haar hand en eenmaal met haar been. Voorts blijkt uit de rapportage dat aangeefster bloeduitstortingen, zwellingen en striemen op de borst, het gelaat, de neus en het hoofd heeft opgelopen. Dit letsel past bij de verklaring van aangeefster over het overige door verdachte toegepaste geweld. Daarnaast is op de kamer een mes aangetroffen. Ook die omstandigheid geeft steun aan de verklaring van aangeefster. Dit geldt te meer vanwege de bevindingen van The Maastricht Forensic Institute met betrekking tot het sporenonderzoek aan dit mes. Uit dit onderzoek volgt dat op het lemmet van het mes voornamelijk DNA-materiaal is aangetroffen dat
matchtmet dat van aangeefster, en op het heft van het mes met name DNA-materiaal is aangetroffen dat
matchtmet dat van verdachte. Dit past bij het scenario van aangeefster dat zij door verdachte met een mes is gestoken.
Tegenover deze verklaring van aangeefster staat de verklaring van verdachte die er, kort gezegd, op neerkomt dat hij door aangeefster is aangevallen en met een scherf bij zijn oor is gestoken, waarna hij zich heeft verdedigd. Hij zou niet gestoken hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is dit scenario niet aannemelijk geworden. Het scenario van verdachte past niet bij de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , die erop neerkomen dat er geen bloed is aangetroffen op de scherven en dat er geen verband lijkt te zijn tussen de bloedsporen en de scherven. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat verdachte met een scherf bij zijn oor is gestoken en dat het letsel van aangeefster te verklaren zou zijn doordat zij zich in de worsteling met verdachte aan de scherven zou hebben verwond. De rechtbank constateert bovendien dat de verklaringen van verdachte op essentiële punten vragen oproepen. Zo heeft hij bij zijn eerste verhoor gezegd dat er geen mes is gebruikt bij de worsteling, terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij eerst met een scherf is aangevallen en daarna met een mes. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij helemaal geen riem om had, terwijl de onderzoeksresultaten anders uitwijzen. [9]
De rechtbank gaat gelet op al het voorgaande uit van de lezing van aangeefster.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vervolgens het volgende vast.
Aangeefster was op 15 juni 2022 samen met verdachte en hun zoontje in een hotelkamer in het [hotel] hotel in Almere. Op enig moment ontstaat er tussen aangeefster en verdachte een ruzie. Die ruzie mondt uit in een geweldsexplosie van verdachte. Hij slaat en schopt meermalen tegen het hoofd van aangeefster. Voorts slaat verdachte aangeefster verschillende keren met een riem. Hierna pakt verdachte een mes, en maakt hij een snijbeweging naar de buik van aangeefster. Aangeefster heeft toen haar been omhoog gedaan om te voorkomen dat hij haar buik zou raken. Als gevolg hiervan heeft verdachte haar been opengesneden. Vervolgens maakt verdachte nogmaals een snijbeweging richting het gezicht van aangeefster, maar dat weert zij af met haar hand. Het mes raakt vervolgens haar hand, en hierdoor heeft zij een snijverwonding aan haar vingers/hand opgelopen.
De rechtbank vindt in het dossier te weinig ondersteuning om buiten redelijke twijfel de conclusie te trekken dat aangeefster door verdachte ook met een stoel is geslagen, zodat verdachte hiervan dan ook partieel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe de gedragingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd.
Vrijspraak poging moord en poging doodslag
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord dan wel doodslag niet wettig en overtuigd kan worden bewezen. Van het daarvoor vereiste opzet op de dood is niet gebleken. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat verdachte aangeefster wilde doden. Uit de letselrapportage volgt dat aangeefster als gevolg van het handelen van verdachte een snijverwonding aan de kuit en een kleine snijverwonding aan de vingers/hand heeft opgelopen. Niet is gebleken dat deze verwondingen levensbedreigend waren. Uit deze informatie kan voorts niet worden afgeleid dat verdachte een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat het slachtoffer komt te overlijden, zodat opzet in voorwaardelijk zin ook niet bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en impliciet subsidiair tenlastegelegde.
Vrijspraak zware mishandeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook de onder 1 subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling niet kan worden bewezen, en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde is vereist dat aangeefster [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hoewel aangeefster onder meer een omvangrijk, blijvend litteken aan haar onderbeen heeft opgelopen als gevolg van het geweldsincident, is de rechtbank van oordeel dat dit letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft daarbij onder meer acht geslagen op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en de geschatte duur van de genezing.
Is sprake van een poging tot zware mishandeling?
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Verdachte heeft eenmaal met een mes in het onderbeen van aangeefster gesneden, en één keer met een mes in de vingers/hand van aangeefster gesneden. Het plotseling, tijdens een worsteling in een kleine ruimte, en op een korte afstand met een mes in het been van het slachtoffer snijden roept naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in het leven. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat zich in het been belangrijke spieren en zenuwen bevinden. De rechtbank heeft ook gelet op de aard en diepte van de beenwond van aangeefster. Het mes was al ver in het been geraakt. [10] Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht in dit verband ook van belang de verklaring van aangeefster die erop duidt dat verdachte het slachtoffer meer wilde aandoen. Hij heeft immers snijbewegingen gemaakt richting de buik en het gezicht van aangeefster. Aangeefster heeft dit kunnen afweren met haar been en hand, waardoor geen zwaarder letsel bij aangeefster is ontstaan. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er voor het onderdeel “met voorbedachten rade” onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat, zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 [11]
Uit het
aangifteformulier winkeldiefstal met bijlage van 12 maart 2022volgt, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 12-03-2022 omstreeks 09:52 was ik werkzaam als manager in het filiaal [winkel] te Almere. Ik zag een verdachte jongen de winkel binnenlopen. Ik ben de jongen gaan volgen met de camera's en beschrijf deze onbekende man, verdachte 1, als volgt:
- man;
- donkere huidskleur;
- grijze hoodie;
- zwarte bodywarmer;
- capuchon op;
Ik zag dat verdachte 1 op de heren afdeling stond. Ik zag dat verdachte 1 afwachtend naar de ingang keek. Kort hierna zag ik dat een andere verdachte man de winkel binnen lopen. Ik beschrijf deze onbekende man, verdachte 2, als volgt:
- man;
- blanke huidskleur;
- tattoos op zijn gezicht;
- zwart/rode pet;
- een Aldi diepvriestas;
Ik zag dat verdachte 2 bij de The North Face stelling stond op de heren afdeling.
Ik zag dat verdachte 1 een blauwe The North Face joggingbroek van de stelling haalde.
Ik zag dat verdachte 1 een blauwe The North Face mountain-jas van de stelling haalde.
Ik zag dat verdachte 1 de blauwe joggingbroek en de blauwe jas op de grond legde bij de stellingen.
Ik zag dat verdachte 2 richting de stelling liep waar verdachte 1 bij staat.
Ik zag dat verdachte 2 zijn Aldi diepvriestas aan verdachte 1 gaf.
Ik zag dat verdachte 1 deze Aldi diepvriestas openmaakte.
Ik zag dat verdachte 1 de blauwe joggingbroek en de blauwe jas in de Aldi diepvriestas stopte.
Ik zag dat verdachte 1 en verdachte 2 voorbij de kassa's liepen.
Ik zag dat verdachte 1 de winkel had verlaten met de gevulde Aldi diepvriestas.
Ik zag dat verdachte 2 de winkel had verlaten. [12]
In een
proces-verbaal van bevindingenis door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij hoorden dat cameratoezicht een persoon in beeld had welke zij volledig herkende als zijnde de verdachte van winkeldiefstal, eerder op dezelfde dag, bij [winkel] in Almere. Wij zijn direct ter plaatse gegaan naar het centrum van Almere. In de Metropolestraat te Almere zagen wij een persoon, samen met een andere persoon lopen welke voldeden aan het signalement. Wij hielden de personen staande. Ik, [verbalisant 4] , vorderde een geldig identiteitsbewijs van de persoon welke voldeed aan het signalement van de verdachte, welke later bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] .
In een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagenis door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij de insluiting zagen wij dat [verdachte] gekleed was in The North Face kleding. Ik, [verbalisant 6] voelde aan de linker jaszak een alarmlabel bevestigd zitten. Wij zagen dat [verdachte] een donkerblauwe joggingsbroek van het merk The North Face droeg. Deze broek leek zo goed als nieuw. Tevens droeg hij een zwarte The North Face bodywarmer. [13]
In een
proces-verbaal van bevindingen van uitkijken camerabeeldenis door verbalisant [verbalisant 8] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Signalement [verdachte] :
-
man
-
donkergetint
-
grijze trui met capuchon
-
zwarte Northface bodywarmer
-
grijze broek
Herkenning: beide personen zijn aangehouden en hebben SKDB-foto's, waardoor verbalisant herkende om wie het moest gaan in de beelden.
12-03-2022 09:52:29 uur
Verdachte [verdachte] komt de winkel ( [winkel] ) in;
12-03-2022 09:53:04 uur
Verdachte [medeverdachte] komt de winkel ( [winkel] ) in. [medeverdachte] heeft een Aldi vriestas bij zich;
12-03-2022 09:53:03 uur
[verdachte] pakt een blauwkleurige sportbroek van het rek;
12-03-2022 09:53:08 uur
[verdachte] pakt een groen/blauwe sportjas van het rek;
12-03-2022 09:54:11/09:54:13 uur
[verdachte] legt de blauwe sportbroek en de groen/blauwe sportjas op de grond;
12-03-2022 09:54:30 uur
[medeverdachte] geeft de Aldi tas aan [verdachte] ;
12-03-2022 09:54:37 uur
[verdachte] maakt de Aldi tas open en bukt;
12-03-2022 09:54:45/09:54:47 uur
[verdachte] is bezig met spullen in de Aldi tas doen;
12-03-2022 09:55:10/09:55:19 uur
[verdachte] pakt de Aldi tas op. Hij en [medeverdachte] lopen naar de uitgang van de winkel;
12-03-2022 09:55:24 uur
[verdachte] en [medeverdachte] verlaten de winkel. [verdachte] draagt de Aldi tas. [14]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat het signalement van verdachte [verdachte] zoals de politie hem blijkens de foto’s van de insluitingsfouillering aantreffen, gelijk is aan het signalement van de persoon op de camerabeelden die samen met een ander een winkeldiefstal pleegt bij de [winkel] . Gelet op het feit dat verdachte [verdachte] kort na de gepleegde diefstal wordt herkend door cameratoezicht en wordt aangetroffen met een The North Face jas waarin in de jaszak nog een alarmlabel zit, en met een The North Face broek die overeenkomt met de broek die is weggenomen bij de [winkel] en die er bovendien volgens de verbalisanten nog nieuw uitziet, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het alternatieve scenario van verdachte dat hij iemand op straat was tegengekomen met die kleding, en dat hij de kleding slechts aan het passen was omdat het er mooi uitzag, acht de rechtbank op basis van voornoemde feiten en omstandigheden ongeloofwaardig. Het dossier biedt ook geen ondersteuning voor dit scenario. En verdachte komt bovendien ter terechtzitting voor het eerst met deze verklaring op de proppen, waarbij opvalt dat in het pleidooi van de raadsvrouw elementen zitten die verdachte in het geheel niet verklaard heeft, te weten dat die andere persoon donker zou zijn met een tattoo in zijn gezicht.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de winkeldiefstal samen met een ander heeft gepleegd. Uit de aangifte en de camerabeelden blijkt duidelijk dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en zijn medeverdachte komen kort na elkaar de winkel binnen en gaan naar de herenafdeling. Verdachte pakt een jas en een broek uit een stelling. De medeverdachte overhandigt verdachte vervolgens een tas, en hier doet verdachte de jas en de broek in. Vervolgens passeren zij de kassa zonder de goederen ter betaling aan te bieden, en lopen zij beiden de winkel uit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1, meer subsidiair:
hij op 15 juni 2022 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen tegen het hoofd heeft geschopt en geslagen, en
- meermalen met een riem tegen het lichaam heeft geslagen, en
- met een mes in de vingers en/of handen en het been heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 12 maart 2022 te Almere tezamen en in vereniging met een ander, een broek en een jas, die geheel of ten dele aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

6.1
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte waartegen hij zich heeft verdedigd. Verdachte heeft verklaard dat hij door aangeefster onverhoeds met een scherf is aangevallen. Aangeefster heeft verdachte met die scherf boven/achter zijn oor gestoken, als gevolg waarvan verdachte fors bloedde. In reactie hierop heeft verdachte aangeefster vastgegrepen om te voorkomen dat zij hem opnieuw met de scherf zou aanvallen. In de daaropvolgende worsteling is verdachte met aangeefster op de grond beland. De gedragingen van verdachte moeten worden aangemerkt als verdedigingshandelingen ter bescherming van hemzelf.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feitelijke toedracht van het beroep op noodweer niet aannemelijk is geworden. Uit het forensisch onderzoek blijkt dat er op de aangetroffen scherven geen bloed is aangetroffen. Daarnaast lagen de scherven aan de andere kant van de kamer dan de bloedsporen. Daarbij is ook van belang dat verdachte steeds wisselend heeft verklaard over het incident.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde
Een beroep op noodweer slaagt indien aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die was gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is.
Zoals hierboven reeds overwogen, acht de rechtbank de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Het geschetste noodweerscenario behelst slechts de verklaring van verdachte en wordt op geen enkele andere wijze ondersteund. Het enkele feit dat er kapotte scherven in de hotelkamer zijn aangetroffen maakt geenszins aannemelijk dat sprake is geweest van een noodweersituatie.
Daarnaast vindt de door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Op de scherven die in de hotelkamer zijn gevonden, is geen bloed aangetroffen. Bovendien zijn de scherven aangetroffen aan de kant van de hotelkamer waar zich blijkens het forensisch onderzoek geen bloedsporen bevonden. De door de verdediging aangedragen noodweersituatie is te minder aannemelijk gelet op de inconsistente verklaringen die verdachte over het incident in de hotelkamer heeft afgelegd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
poging tot zware mishandeling;
Feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De verdediging heeft in aanvulling op het standpunt onder 6.1 een beroep gedaan op noodweerexces. Gelet op het onder 6.3 weergegeven oordeel van de rechtbank ten aanzien van noodweer – kort gezegd inhoudende dat er geen noodweersituatie was waartegen verdachte zich zou moeten verdedigen – verwerpt de rechtbank ook het beroep op noodweerexces.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en een diefstal in vereniging. Verdachte heeft de moeder van zijn kind, die op dat moment van een tweede kind zwanger was, om een kennelijk geringe aanleiding ernstig mishandeld. Verdachte heeft dit in een hotelkamer gedaan. Daarbij was hij mogelijk onder invloed. Bij zijn aanhouding roken de verbalisanten een alcohollucht, maar verdachte heeft geweigerd mee te werken aan verder onderzoek hiernaar. Verdachte heeft het slachtoffer in het bijzijn van hun zoontje meermalen tegen het hoofd geslagen en geschopt, en diverse keren met een riem geslagen. Het is echter niet bij deze geweldshandelingen gebleven. Verdachte heeft vervolgens een mes gepakt, en het slachtoffer in haar been en vingers/hand gesneden. Het slachtoffer heeft door de geweldsexplosie van verdachte pijn gehad en ernstig letsel opgelopen, zoals onmiskenbaar te zien is op een foto van de snijwond in het dossier. Verdachte mag van geluk spreken dat zijn handelen niet heeft geleid tot ernstiger letsel bij het slachtoffer. Dat er geen sprake is van ernstiger letsel bij het slachtoffer is overigens niet te danken aan verdachte. Verschillende omstandigheden uit het dossier duiden erop dat verdachte het slachtoffer meer wilde aandoen. Hij heeft immers een steekbeweging naar de buik en het gezicht van het slachtoffer gemaakt. Het is enkel en alleen omdat het slachtoffer die steekbewegingen met haar been en hand heeft afgeweerd, dat er geen sprake is van ernstiger letsel.
Het feit dat het geweldsincident zich heeft afgespeeld in een gezinssituatie is extra kwalijk. Verdachte is ook eerder veroordeeld voor huiselijk geweld tegen hetzelfde slachtoffer. Dat zij mogelijk op die dag geen relatie meer hadden, maakt dat niet anders. Vader, moeder en kind waren samen aanwezig in één ruimte. Veiligheid, vertrouwen en lichamelijke integriteit zijn dan het allerbelangrijkste. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Slachtoffers van huiselijk geweld ondervinden in de regel nog geruime tijd klachten als gevoelens van angst, schaamte en onveiligheid. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring heeft het incident grote impact op het leven van het slachtoffer gehad, en heeft het dat nog steeds. Het is een zeer beangstigende gebeurtenis voor het slachtoffer geweest dat zowel fysiek als psychisch leed heeft veroorzaakt.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal in vereniging. Hoewel het zwaartepunt in deze zaak niet bij de winkeldiefstal ligt die verdachte ook heeft gepleegd, hecht de rechtbank eraan op te merken dat dit een zeer hinderlijk en overlastgevend feit is. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven het eigendomsrecht van die winkel niet te respecteren. Hij heeft enkel gehandeld uit eigen financieel gewin.
Het feit dat verdachte in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en tot en met het onderzoek ter terechtzitting heeft volgehouden de beide tenlastegelegde feiten niet te hebben gepleegd, is extra kwalijk. Verdachte heeft de rechtbank met betrekking tot beide feiten een onaannemelijk scenario voorgeschoteld, en dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 27 juli 2023;
  • een Pro Justitia Rapportage van het Pieter Baan Centrum van 27 januari 2023, opgemaakt door J.C. Laheij, psychiater, en R.J.A. van Helvoirt GZ-psycholoog;
  • een rapportage van Leger des Heils Reclassering van 15 mei 2023, opgesteld door B. Westra, reclasseringsmedewerker.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 juli 2023 betreffende verdachte. Hierop staan meerdere veroordelingen ter zake van strafbare feiten, waaronder voor gewelds- en vermogensdelicten. Verdachte is bovendien op 2 maart 2022 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden voor mishandeling van hetzelfde slachtoffer als in deze zaak.
Rapportage onderzoek Pieter Baan Centrum
De deskundigen rapporteren dat verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het milieuonderzoek, het psychologisch onderzoek en het psychiatrisch onderzoek. Ondanks dat verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan de onderzoeken, stellen de deskundigen dat op basis van de voorhanden zijnde gegevens wel een beeld naar voren is gekomen over verdachtes levensloop. De deskundigen zien aanwijzingen voor de aanwezigheid van een gebrekkige ontwikkeling in het kader van waarschijnlijk persoonlijkheidsproblematiek. Verdergaande conclusies dan dat zijn niet mogelijk gezien de beschreven onderzoeksbeperkingen.
Reclasseringsadvies
Uit voormeld reclasseringsadvies volgt dat de verschillende reclasseringstrajecten die verdachte in het verleden heeft doorlopen geen enkele positieve invloed hebben gehad op het voorkomen van (ernstige) recidive. De reclassering benoemt dat zij op geen enkel moment grip heeft weten te krijgen op verdachte en diens – vermoede – problematiek, en dat verdachte zich nooit aan de voorwaarden van het reclasseringstoezicht heeft gehouden. Vanwege het gebrek aan diagnostiek en goed gefundeerde risicotaxaties, en het feit dat niet te verwachten is dat verdachte op enig moment meer openheid van zaken zal geven over zijn functioneren, stelt de reclassering dat er geen mogelijkheid is voor een nieuw reclasseringstraject. In het geval van een veroordeling worden de risico's op ernstige recidive als te groot ingeschat om de verantwoordelijkheid voor een reclasseringstraject in een regulier kader te kunnen dragen. Om dit ooit wel te kunnen doen, wordt het noodzakelijk geacht dat verdachte eerst enige vorm van zelfreflectie laat zien en openstaat voor het daadwerkelijk nemen van verantwoordelijkheid voor zijn situatie in de vorm van serieus deelnemen aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiend hulpverlenings-/behandeltraject. Op dit moment is daar geen sprake van en daarmee zijn de mogelijkheden voor interventies vanuit de reguliere zorg, ook in forensisch voorwaardelijk kader, opgedroogd. De reclassering adviseert dan ook aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf en maatregel
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans voor een poging tot zware mishandeling en diefstal in vereniging worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarbij merkt de rechtbank op dat zij van oordeel is dat het zwaartepunt in deze zaak ligt bij de poging tot zware mishandeling. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden bij een zware mishandeling met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij bewezen acht dat verdachte heeft gepoogd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, maar dat geen sprake is van een voltooide zware mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat er meerdere strafverzwarende omstandigheden aanwezig zijn. Het geweld dat verdachte op het slachtoffer heeft uitgeoefend is immers fors, en het slachtoffer heeft hieraan ook een groot litteken overgehouden. Strafverzwarend is ook dat het zoontje van verdachte en het slachtoffer in de hotelkamer aanwezig was tijdens de geweldsexplosie, en dat het slachtoffer zwanger was. De rechtbank neemt ook mee dat het dossier een sfeer van (verbale) gewelddadigheid ademt binnen de relatie tussen aangeefster en verdachte. Van belang is voorts dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en, meer in het bijzonder, voor geweld tegen dit slachtoffer. Zelfs een eerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden heeft hem er niet van weerhouden hetzelfde slachtoffer opnieuw ernstig te mishandelen. De rechtbank acht de hardnekkige ontkenning van verdachte en het feit dat hij de rechtbank een onaannemelijk scenario heeft voorgeschoteld, ook strafverzwarend. Hij heeft de rechtbank willen voorspiegelen dat juist híj in deze zaak het slachtoffer is en heeft de schuld voortdurend op het slachtoffer willen afschuiven.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting in het nadeel van verdachte af van de eis van de officier van justitie nu zij deze strafverzwarende omstandigheden kennelijk anders weegt. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Met dit forse voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank acht dit voorwaardelijke strafdeel voorts van belang gelet op het feit dat verdachte zich voor de tweede keer schuldig heeft gemaakt aan een ernstig geweldsdelict tegen dit slachtoffer.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op het gedrag van verdachte jegens het slachtoffer en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, oordeelt de rechtbank dat er aanleiding bestaat om de volgende vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen:
- een contactverbod met [slachtoffer] .
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van twee jaar. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit contactverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van ten hoogste twee weken. Op grond van de wet zal de totale duur van de vervangende hechtenis de periode van 6 maanden niet overschrijden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft strafbare feiten gepleegd die onder meer gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van personen (feit 1). De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Om die reden beveelt de rechtbank dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BESLAG

16/147707-22
Blijkens een
‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen’van 26 september 2023 is beslag gelegd op:
1. STK Broek, inclusief riem, nummer PL0900-2022170491-G3005861;
2 1 STK Shirt, wit, nummer PL0900-2022170491-G3005863;
3 2 STK Schoenen, nummer PL0900-2022170491-G3005864;
4 1 STK Shirt, zwart, nummer PL0900-2022170491-G3004770;
5 1 STK Broek, blauw, nummer PL0900-2022170491-G3004769;
6 2 STK Sok, zwart, nummer PL0900-2022170491-G3004771;
7 1 STK Schoeisel, zwart, nummer PL0900-2022170491-G3004768;
8 1 STK Speelgoed, nummer PL0900-2022170491-G3005085;
9 1 STK Mes, nummer PL0900-2022170491-G3005084;
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het mes en de lachgastank verbeurd te verklaren, en de kledingstukken terug te geven aan de rechthebbende(n).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen lachgastank, zoals hiervoor genoemd onder 8, onttrekken aan het verkeer. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 meer subsidiair begane feit aangetroffen. Nu verdachte de poging tot zware mishandeling heeft gepleegd na gebruik van (onder meer) lachgas, kan de lachgastank dienen ter voorbereiding van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal het in beslag genomen mes, zoals hiervoor onder 9 genoemd, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met behulp van dit voorwerp is het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit begaan.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de hiervoor onder 1 tot en met 7 genoemde in beslag genomen voorwerpen, aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. S. Vermeulen, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.625,45. Dit bedrag bestaat uit
€ 2.625,45 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
• eigen risico 2022 en 2023: € 770,00;
• kosten blijf van mijn lijf huis: € 681,06;
• verhuiskosten t.b.v. blijf van mijn lijf huis: € 300,00;
• reiskosten: € 263,71;
• litteken crème Biodermal: € 220,68;
• kleding kind: € 210,00;
• trainingspak: € 130,00;
• proceskosten: € 50,00.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor zover de vordering ziet op de materiële schadepost eigen risico 2022 en 2023.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij integraal niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite integrale vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat deze zowel voor wat betreft de materiële schade als de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Het is niet duidelijk welke schade is ontstaan als gevolg van het incident, en welke schade aan verdachte kan worden toegerekend.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is met betrekking tot de schadeposten eigen risico 2022 en 2023, kosten blijf-van-mijn-lijfhuis, verhuiskosten blijf-van-mijn-lijfhuis en reiskosten van oordeel dat uit het procesdossier en de onderbouwing bij het verzoek tot schadevergoeding onvoldoende is gebleken van een rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De onderbouwing van de vordering is te summier en onduidelijk om te kunnen vaststellen welke schade de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit het procesdossier en de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding aanwijzingen naar voren komen dat de benadeelde partij als gevolg van (onder meer) een eerder incident met verdachte psychische klachten heeft opgelopen waarvoor zij behandeling volgt en al vóór de feiten uit deze zaak in een blijf-van-mijn-lijfhuis is gaan wonen. Nader debat hierover tussen partijen zou het strafgeding onevenredig belasten. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schadeposten eigen risico 2022 en 2023, kosten blijf-van-mijn-lijfhuis, verhuiskosten blijf-van-mijn-lijfhuis en reiskosten dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan deze materiële schadeposten bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Litteken crème Biodermal
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 220,68 voor de schadepost Litteken crème Biodermal toewijzen. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij een groot litteken op haar been heeft overgehouden aan het geweldsincident. Uit de toelichting op het verzoek tot schadevergoeding volgt dat de benadeelde partij twaalf maanden litteken crème heeft gebruikt, ter verzorging van dat litteken. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt als gevolg van het bewezenverklaarde.
Kleding kind
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor deze schadepost afwijzen. Het is onvoldoende onderbouwd dat de kleding van het zoontje van de benadeelde partij door het bewezenverklaarde is beschadigd of onbruikbaar is geworden. Dit blijkt niet uit het dossier, en is ook niet op andere wijze onderbouwd.
Trainingspak
De rechtbank zal het gevorderde bedrag voor deze schadepost toewijzen, nu deze ziet op de kleding die de benadeelde partij ten tijde van het feit aan had, en uit het dossier volgt dat die kleding als gevolg van het bewezenverklaarde onbruikbaar is geworden. Gelet op het feit dat de benadeelde partij de vordering op dit punt niet heeft onderbouwd met bijvoorbeeld een aankoopbon, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank schat deze schadepost op € 30,-, en wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel. Dat is hier het geval, zodat in zoverre aanspraak bestaat op vergoeding van immateriële schade. Uit de onderbouwing van de vordering is duidelijk geworden dat het geweldsincident naast lichamelijk letsel ook psychisch leed met zich heeft gebracht. Om met de psychische gevolgen om te gaan staat de benadeelde partij onder behandeling van een psycholoog.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 3.000,- billijk is.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 3.250,68 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 3.250,68 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling. Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 42 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 50,00 aan proceskosten, bestaande uit reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ten behoeve van het bijwonen van zittingen en het afleggen van verklaringen. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij eenmaal naar zitting is gekomen, en één keer bij de rechter-commissaris een verklaring heeft moeten afleggen. De rechtbank is, mede gelet op het feit dat deze kosten het liquidatietarief niet overstijgen, dan ook van oordeel dat kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 47, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Maatregel en dadelijke uitvoerbaarheid
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door maximaal twee weken hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Speelgoed, nummer PL0900-2022170491-G3005085;
  • 1 STK Mes, nummer PL0900-2022170491-G3005084;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Broek, inclusief riem, nummer PL0900-2022170491-G3005861;
  • 1 STK Shirt, wit, nummer PL0900-2022170491-G3005863;
  • 2 STK Schoenen, nummer PL0900-2022170491-G3005864;
  • 1 STK Shirt, zwart, nummer PL0900-2022170491-G3004770;
  • 1 STK Broek, blauw, nummer PL0900-2022170491-G3004769;
  • 2 STK Sok, zwart, nummer PL0900-2022170491-G3004771;
  • 1 STK Schoeisel, zwart, nummer PL0900-2022170491-G3004768;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.250,68, bestaande uit € 250,68 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de materiële schadepost kleding kind en het meer gevorderde met betrekking tot de materiële schadepost trainingspak af;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 50;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.250,68 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 42 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. A.M. Loots en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. Heins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/147707-22
hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- meermalen, dan wel eenmaal, tegen het hoofd heeft geschopt en/of geslagen, en/of
- meermalen, dan wel eenmaal, met een riem tegen het lichaam heeft geslagen, en/of
- met een stoel tegen het hoofd en/of bovenlichaam heeft geslagen, en/of
- met een mes in de vingers en/of handen en/of benen, in elk geval in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Almere aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten beenletsel en/of hoofdletsel en/of handletsel heeft toegebracht door
- meermalen, dan wel eenmaal, tegen het hoofd te schoppen en/of te slaan, en/of
- meermalen, dan wel eenmaal, met een riem tegen het lichaam te slaan, en/of
- met een stoel tegen het hoofd en/of bovenlichaam te slaan, en/of
- met een mes in de vingers en/of handen en/of benen, in elk geval in het lichaam te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, dan wel eenmaal, tegen het hoofd heeft geschopt en/of geslagen, en/of
- meermalen, dan wel eenmaal, met een riem tegen het lichaam heeft geslagen, en/of
- met een stoel tegen het hoofd en/of bovenlichaam heeft geslagen, en/of
- met een mes in de vingers en/of handen en/of benen, in elk geval in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Almere zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen, dan wel eenmaal, tegen het hoofd te schoppen en/of te slaan, en/of
- meermalen, dan wel eenmaal, met een riem tegen het lichaam te slaan, en/of
- met een stoel tegen het hoofd en/of bovenlichaam te slaan, en/of
- met een mes in de vingers en/of handen en/of benen, in elk geval in het lichaam te steken en/of snijden;
16/061615-22
hij op of omstreeks 12 maart 2022 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een broek en/of een jas, in elk geval kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 juni 2022, met documentcode MD2R022076-13, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 205. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 58.
3.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris van 17 november 2022, pagina’s 6, 7 en 10.
4.Pagina’s 60 tot en met 66.
5.Pagina 199.
6.Pagina’s 142, 143 en 145.
7.Een in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal forensisch onderzoek van verbalisant [verbalisant 3] van 17 mei 2023, genummerd PL0900-2022170491-34, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 1.
8.Pagina’s 193 en 194.
9.Pagina 37.
10.Pagina 49.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 maart 2022, genummerd PL0900 -2022069614, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 61. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Pagina 22.
13.Pagina’s 24 en 28 tot en met 31.
14.Pagina’s 35 tot en met 41.