ECLI:NL:RBMNE:2023:5436

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
562697 / HA RK 23-180
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 oktober 2023 het verzoek tot wraking van verzoekster ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. K.M. Braun, de behandelend rechter in een civiele procedure met betrekking tot echtscheiding en huwelijkse voorwaarden. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Gürcan, voerde aan dat de rechter partijdig was door de late indiening van stukken te weigeren zonder de redenen van verzoekster te horen. De rechter had eerder laten weten dat de laat ingediende stukken niet zouden worden toegelaten, wat verzoekster als een schending van het beginsel van hoor en wederhoor beschouwde. Tijdens de zitting heeft de rechter echter de wederpartij de mogelijkheid geboden om in te stemmen met de toelating van de stukken, en verzoekster kreeg de kans om haar standpunt toe te lichten. De rechter heeft na beraad zijn beslissing gehandhaafd, wat volgens de wrakingskamer niet duidt op vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een procesbeslissing, ook al wordt deze als onjuist ervaren, op zichzelf geen grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter zijn beslissing op een objectieve manier had gemotiveerd en dat er geen sprake was van partijdigheid. De procedure in de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 562697 / HA RK 23-180
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van13 oktober 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoekster),
advocaat mr. E. Gürcan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoekster van 13 september 2023;
  • de reactie van de rechter van 18 september 2023.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 29 september 2023 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen: verzoekster met haar advocaat en de heer H. Hazim in zijn hoedanigheid als tolk (tolkenpasnummer: [tolkenpasnummer] ).
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. K.M. Braun als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met de zaaknummers: C/16/550012 / FA RK 22-2854 (echtscheiding) en C/16/556085 / FA RK 23-870 (huwelijksvermogensrecht).
2.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoekster heeft ondanks eerder verzoek aan de rechtbank, pas op 2 augustus 2023 uitsluitsel gekregen over de termijn waarop zij verweer mocht voeren op de aanvullende verzoeken van de wederpartij (van april 2023). De rechtbank heeft op 2 augustus 2023 per e-mail aan mr. Gürcan bevestigd, zoals door hem in zijn e-mail van 1 augustus 2023 ook werd aangenomen, dat voor het indienen van een reactie op de aanvullende verzoeken van de wederpartij een termijn van tien dagen voor de zitting geldt. De gehele maand augustus was mr. Gürcan verhinderd door een vakantie in het buitenland. Ondanks dat heeft mr. Gürcan gevraagd om stukken gereed te maken. Verzoekster had echter computerproblemen en problemen om in te loggen op haar e-mailadres en kon niet bij de benodigde informatie. Nadat mr. Gürcan uit het buitenland was teruggekeerd, is hij aan de slag gegaan met het verweerschrift. Op vrijdag 8 september 2023 is hij tot laat in de avond bezig geweest om dit gereed te maken en naar de rechtbank te sturen. Nadat de advocaat van de wederpartij bezwaar maakte tegen de late indiening van het verweerschrift, heeft de rechtbank op dinsdag 12 september 2023 via e-mail laten weten dat de stukken worden geweigerd, omdat de te late indiening - mede gelet op de omvang van de stukken - in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Verzoekster meent dat de rechter zijn oordeel reeds heeft gegeven en hiermee het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden door niet te vragen naar een toelichting op de reden voor het late moment van indienen. Ook op het ter zitting gedane voorstel van verzoekster de wederpartij nog een termijn te geven om op de stukken te reageren, is de rechter niet ingegaan. Verzoekster vindt dat de rechter door deze handelswijze partijdig is.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat hij, na het bezwaar van de advocaat van de wederpartij, de griffier heeft verzocht aan mr. Gürcan te laten weten dat de op 8 september 2023 toegestuurde stukken niet zouden worden toegelaten. Ter zitting heeft hij de advocaat van de wederpartij echter voorgehouden dat het niet toelaten van die stukken mogelijk tot een hoger beroep zal leiden en gevraagd of de advocaat van de wederpartij haar standpunt wilde herzien. Dat wilde zij niet. Vervolgens heeft mr. Gürcan pas ter zitting aangegeven waarom de stukken zo laat waren ingediend. Na een schorsing heeft de rechter aan mr. Gürcan aangegeven bij zijn beslissing te blijven de stukken niet toe te laten. Mr. Gürcan heeft tijdens de zitting nog uitgebreid de gelegenheid gehad de reden van de te late indiening toe te lichten en vervolgens heeft de rechter een belangenafweging gemaakt tussen het belang van verzoekster en dat van de wederpartij. Dat hij het belang van de wederpartij, dat zij zich voldoende konden voorbereiden, zwaarder heeft laten wegen, is een processuele beslissing.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking ongegrond verklaren. Hierna zal worden uitgelegd hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.3.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. Een als negatief of als fout ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.4.
De beslissing de laat ingediende stukken niet toe te laten is een procesbeslissing die, zoals uiteengezet, ook als die onjuist is of als onjuist wordt ervaren, op zichzelf geen grond voor wraking kan opleveren. Voor wat betreft de omstandigheden waarop die beslissing tot stand is gekomen en gemotiveerd, geldt het volgende.
3.5.
De rechter heeft op voorhand laten meedelen dat de stukken van verzoekster niet zouden worden toegelaten. Ter zitting heeft de rechter blijkens het proces-verbaal en zoals tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek ook is bevestigd door mr. Gürcan, aan de wederpartij in overweging gegeven toch in te stemmen met toelating van de stukken. Daarna is mr. Gürcan in de gelegenheid gesteld hierover alsnog een standpunt in te nemen. Hij heeft daadwerkelijk van die mogelijkheid gebruik gemaakt en heeft daarbij de redenen van het late moment van indienen toegelicht. Daarna heeft de rechter zich teruggetrokken en meegedeeld dat hij bleef bij zijn beslissing.
3.6.
Uit deze gang van zaken blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet van vooringenomenheid van de rechter bij het nemen van zijn beslissing. Door de wederpartij in overweging te geven toch in te stemmen met toelating van de stukken, heeft hij juist onderzocht of er bij de wederpartij niet toch ruimte was om de stukken in het geding te betrekken. Bovendien heeft hij, na de reactie van mr. Gürcan, de zitting geschorst en de eerder genomen beslissing de stukken niet toe te laten, heroverwogen. Ook hieruit blijkt dat hij de argumenten van mr. Gürcan wel degelijk in zijn beslissing heeft betrokken. De rechter heeft, zo blijkt uit het proces-verbaal van de zitting zijn beslissing kenbaar gemaakt door mee te delen: “Ik handhaaf wat ik eerder zei: ik ben van oordeel dat het in strijd is met de goede procesorde om de stukken zo laat in te dienen. De wederpartij wordt daarin verhinderd. Ik handhaaf dus mijn standpunt.” Ook deze motivering van de beslissing en de wijze waarop die tot stand is gekomen kan naar objectieve maatstaven gemeten niet worden begrepen als blijk van vooringenomenheid.
Het wrakingsverzoek zal ongegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummers C/16/550012 / FA RK 22-2854 (echtscheiding) en C/16/556085 / FA RK 23-870 (huwelijksvermogensrecht) moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E. Heinemann, voorzitter, mr. J.F. Haeck en
mr. S.M. Schothorst als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J.J. Terpstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.