8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen teweegbrengen van een ontploffing in vereniging en daarmee ook het voorhanden hebben van een explosief. Verdachte is na middernacht met een explosief, bestaande uit onder andere flitspoeder, afgezet en gericht naar een specifieke woning midden in een woonwijk gegaan. Verdachte heeft vervolgens op de hoek van de straat, nabij de desbetreffende woning, een batterij in het explosief geplaatst, waarna het explosief is ontploft. Verdachte zelf is hierbij zwaar gewond geraakt. Hij heeft onder andere anderhalve teen verloren en gehoorschade opgelopen. Verdachte mag van geluk spreken dat de schade daartoe beperkt is gebleven. Het had immers veel slechter kunnen aflopen, met hem en met anderen.
De explosie heeft geleid tot een ravage rondom de plaats delict. Het spreekt voor zich dat een ontploffing midden in de woonwijk uitermate bedreigend is voor omwonenden. Het spreekt bovendien voor zich dat het voorhanden hebben en gebruiken van dergelijke explosieven extreem gevaarlijk is en deze doorgaans gebruikt worden bij het plegen van andere strafbare feiten en bij ruzies in het criminele circuit.
Daarnaast heeft verdachte samen met een ander op lichtvaardige wijze (naar eigen zeggen: uit verveling) een zestienjarige jongen afgeperst om zijn telefoon af te staan. Om het slachtoffer ervan te weerhouden aangifte te doen heeft verdachte een foto van het legitimatiebewijs van het slachtoffer gemaakt, waardoor het slachtoffer vreesde voor mogelijke represailles. Voorts is kennelijk de simkaart uit het toestel verwijderd en de inlogcode veranderd, waardoor het slachtoffer feitelijk niets meer aan het toestel heeft. Uit camerabeelden uit de woongroep van verdachte blijkt dat verdachte en zijn mededader na het feit na het feit vrolijk staan te juichen, elkaar in de armen vallen en elkaar een boks geven. Verdachte heeft hierdoor geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid binnen de samenleving. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 7 augustus 2022 betreffende verdachte. Hieruit volgt onder meer dat verdachte tweemaal eerder voor straatroven is veroordeeld in 2021 en 2022. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden om de onderhavige strafbare feiten te plegen.
Pro Justitia rapportage Forensisch Centrum Teylingereind
De rechtbank heeft kennis genomen van een advies van een Pro Justitia rapportage van Forensisch Centrum Teylingereind van 18 april 2023 betreffende een klinisch multidisciplinair onderzoek van verdachte, en van de toelichting hierop door de rapporterend psychiater en psycholoog ter terechtzitting. Hieruit volgt dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, een licht verstandelijke beperking (LVB), ADHD en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en enkele narcistische kenmerken. Gezien de vastgestelde pathologie verliest verdachte al gauw de controle over zijn gedrag, omdat hij impulsieve en ondoordachte keuzes maakt met een onzekere uitkomst en omdat hij in beperkte mate in staat is tot logisch nadenken. Aangezien verdachte tevens in beperkte mate geremd wordt in het maken van antisociale keuzes, liggen antisociale uitkomsten voor de hand. Verder lijkt prikkelhonger bij verdachte bij te dragen aan agressief en antisociaal gedrag, vooral als hij zich in kringen van antisociale leeftijdgenoten begeeft. Nu het probleemoplossend vermogen van verdachte tekortschiet, neemt de kans op impulsieve ondoordachte beslissingen toe. Gelet hierop achten de psycholoog en de psychiater het aannemelijk dat de pathologie van verdachte heeft doorgewerkt in zijn gedrag tijdens de bewezen verklaarde feiten en verdachte hierdoor beperkt werd in zijn keuzevrijheid. Op basis hiervan komen zij tot de conclusie dat de afpersing in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend. Over het laten afgaan van het explosief hebben zij opgemerkt dat er de nodige vraagtekens bestaand rondom het delictscenario, zodat niet goed is vast te stellen in welke mate zijn keuzevrijheid was verminderd. Tevens schatten zij het risico op recidive hoog in. Om het recidivegevaar te beperken en om de ontwikkeling van verdachte maximaal te stimuleren, achten zij intensieve behandeling en begeleiding nodig door een instelling met een zeer hoog beveiligingsniveau. Vanwege de complexiteit van zijn problematiek, een gebrek aan probleembesef en -inzicht en een gebrek aan intrinsieke motivatie voor een behandeltraject adviseren zij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte op te leggen. Een gesloten justitieel behandeltraject is noodzakelijk, omdat alternatieven simpelweg ontbreken. Verdachte heeft zich immers in verschillende periodes onttrokken aan zijn behandeling en begeleiding en heeft onvoldoende meegewerkt aan reclasseringstoezicht. Ambulante behandeling blijkt bovendien niet goed mogelijk te zijn, gelet op het gebrek aan probleembesef, de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden en beperkte leerbaarheid van verdachte.
Advies van de Raad
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de Raad van 9 augustus 2023, en van de toelichting hierop van de heer Pos ter terechtzitting. Hieruit volgt dat het van belang is dat verdachte behandeling krijgt waar hij zich niet aan kan onttrekken, nu veel interventies zonder succes reeds zijn ingezet omdat verdachte zich eerder veelvuldig aan behandeling en begeleiding heeft onttrokken. Aangezien verdachte zelfbepalend gedrag vertoont, een zeer beperkt inzicht in oorzaak- en gevolgrelaties heeft en moeite heeft om zijn impulsen, emoties en gedrag te reguleren, is het noodzakelijk dat hij strakke begeleiding krijgt met zeer duidelijke kaders en voorspelbare bejegening. Vanwege de vele mislukte pogingen tot ambulante behandeling en interventies ziet de Raad geen mogelijkheden meer voor een ambulant behandeltraject. Tevens leidt de ontwikkelingsproblematiek van verdachte ertoe dat behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk is. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel acht de Raad niet geschikt, omdat de focus dient te worden gelegd op de behandeling van verdachte en een detentie als stok achter de deur in dit geval niet passend is. In het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte is het van belang om de noodzakelijke behandeling van verdachte middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te starten en te waarborgen, teneinde zijn gedrag positief te beïnvloeden en het recidivegevaar te verminderen. Tot slot acht de Raad het van belang dat de tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 13/111479-21 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie de behandeling van verdachte niet doorkruist. Ter terechtzitting van 3 oktober 2023 heeft de heer Pos toegelicht dat idealiter de voornoemde voorwaardelijke straf voor aanvang van de PIJ-maatregel zal worden uitgezeten.
Advies van de WSJJ
Ter terechtzitting van 3 oktober 2023 heeft mevrouw Buisman verklaard dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het advies van de Raad, te weten oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Er zijn namelijk slechts een beperkt aantal instellingen die voldoen aan de eisen die door het Forensisch Centrum Teylingereind worden gesteld in de voormelde Pro Justitia rapportage, waaronder het hebben van een zeer hoog beveiligingsniveau. De Multi Plus Zorg zou eventueel een mogelijkheid voor ambulante behandeling kunnen zijn, maar zoals gezegd staat de WSJJ daar niet achter.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 3 oktober 2023 over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij zijn opleiding MBO niveau 1 heeft afgerond. Ten aanzien van zijn gezondheid heeft verdachte verklaard dat zijn gehoor nog niet is hersteld en hij nog steeds moet werken aan zijn balans vanwege de amputatie aan zijn teen. Verdachte wil graag doorgaan met een koksopleiding. Tot slot heeft verdachte aangegeven open te staan voor behandeling, maar eerder niet daadwerkelijk behandeling te hebben gekregen.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank deelt de conclusies van de bovengenoemde deskundigen en adviezen en zal deze volgen. De rechtbank is van oordeel dat de eerder beschreven pathologie van verdachte hem dusdanig in zijn keuzevrijheid heeft beperkt, dat verdachte daardoor niet geheel zijn eigen wil heeft kunnen bepalen. Gelet hierop acht de rechtbank verdachte voor alle bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
PIJ-maatregel
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld. Uit de voormelde adviezen is gebleken dat er onderzoek is gedaan naar mogelijke alternatieven van een PIJ-maatregel in een ambulant kader. Eerdere pogingen daartoe en interventies zijn niet succesvol gebleken gelet op het gebrek aan probleembesef, de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden en beperkte leerbaarheid van verdachte en omdat hij zich veelvuldig aan behandeling en begeleiding heeft onttrokken. De rechtbank is derhalve van oordeel dat een langdurige behandeling binnen een gedwongen kader nodig is om de ontwikkeling van verdachte positief te beïnvloeden.
Voor de oplegging van de gevorderde PIJ-maatregel in de zin van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht dient er te worden voldaan aan een viertal eisen. Allereerst dient er bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ten tweede dient verdachte zich schuldig te hebben gemaakt aan een ernstig misdrijf, waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten derde dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel te eisen. Ten slotte dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank stelt op basis van de bewezenverklaring, de conclusies van de observatie van verdachte en de overige beschouwingen vast dat er aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van de PIJ-maatregel is voldaan. Gelet hierop en op de eerder besproken adviezen van de psychiater, psycholoog, de Raad en de WSJJ, zal de rechtbank aan verdachte de PIJ-maatregel opleggen. De adviezen pleiten voor de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel nu er sprake is van ernstige psychopathologie, ernstig disfunctioneren op verschillende leefgebieden en antisociaal gedrag. Daarnaast is er sprake van een veroordeling voor ernstige feiten, een hoog recidivegevaar, een gevaar voor crimineel ontsporen, de beperkte ontwikkelingsmogelijkheid en leerbaarheid van verdachte en een gebrek aan een (voldoende) steunend sociaal netwerk. Daarnaast is er zoals gezegd een gebrek aan ambulante behandelmogelijkheden. Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank de conclusie dat het bewerkstelligen van recidivevermindering en de stimulering van de ontwikkeling van verdachte binnen een instelling met een zeer hoog beveiligingsniveau noodzakelijk is. De oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is in het belang van verdachte door hem een stevig kader te bieden waarin, zonder onderbreking door onttrekking, met volle aandacht aan zijn problematiek kan worden gewerkt. Bovendien kan door de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel worden voorkomen dat verdachte door zijn sociale netwerk negatief wordt beïnvloed en opnieuw impulsieve en ondoordachte keuzes maakt.
Voor het bieden van een ‘laatste kans’ in de vorm van de door de verdediging bepleite voorwaardelijke straf of maatregel ziet de rechtbank geen ruimte. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte ten tijde van de onderhavige feiten al in een proeftijd liep. Na zijn aanhouding voor het onder feit 4 bewezenverklaarde heeft verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis gevraagd om een laatste kans in de vorm van een behandeling. Kort nadat de voorlopige hechtenis was geschorst, heeft hij het explosief tot ontploffing gebracht. De rechtbank heeft er gelet op het voorgaande onvoldoende vertrouwen in dat een voorwaardelijk kader voldoende waarborgen biedt. Daar komt bij dat uit het voorgaande volgt dat, ook gelet op de overige omstandigheden zoals de beperkte leerbaarheid van verdachte en een gebrek aan probleembesef, een ambulant kader geen reële optie is. Dit hebben de deskundigen ook duidelijk naar voren gebracht in hun rapportages en toelichting ter zitting.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel derhalve passend en geboden.
De rechtbank acht het noemenswaardig dat verdachte vanuit detentie zijn MBO niveau 1 diploma heeft weten te behalen. Verdachte dient de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan te grijpen en te beschouwen als een volwaardige kans op behandeling, om deze stijgende lijn in de positieve richting voort te zetten omwille van zijn toekomst en toe te werken aan zijn terugkeer in de samenleving.
De maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaren eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelt vast dat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, als bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.
Jeugddetentie
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel tevens een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte van de jeugddetentie rekening gehouden met de vastgestelde verminderd toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het belang van verdachte om vanwege zijn complexe problematiek zo spoedig mogelijk te kunnen starten met zijn behandeling in het kader van de opgelegde PIJ-maatregel. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.