ECLI:NL:RBMNE:2023:5435

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
16/255038-22; 16/146635-22 (gev. ttz); 13/111479-21 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag/moord en bewezenverklaring van ontploffing en afpersing met oplegging van PIJ-maatregel en jeugddetentie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van poging tot doodslag/moord, het teweegbrengen van een ontploffing en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 oktober 2022 in Utrecht samen met anderen een explosief tot ontploffing heeft gebracht, wat gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag/moord, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. De explosie vond plaats op een afstand van meer dan een meter van de woning van het slachtoffer, waardoor de kans op dodelijk letsel niet aannemelijk was. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het voorhanden hebben van explosieven, alsook aan afpersing van een telefoon van een andere jongere. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van één jaar opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en een PIJ-maatregel, gezien de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de ontploffing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/255038-22; 16/146635-22 (gev. ttz); 13/111479-21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres ] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 januari 2023, 13 april 2023, 6 juni 2023, 29 augustus 2023 en 3 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. van Weers, advocaat te Amsterdam, alsmede mr. M.R.M. Schaap namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de deskundigen T. Smits en R.F. Ferdinand, psycholoog respectievelijk psychiater bij het Forensisch Centrum Teylingereind, alsmede G. Pos, raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), en I. Buisman, reclasseringswerker van de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSJJ), naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/255038-22 en 16/146635-22 ten laste gelegde feiten als feit 1 tot en met 4.
De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
op 6 oktober 2022 in Utrecht met een of meer anderen of alleen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven;
feit 2 primair
op 6 oktober 2022 in Utrecht met een of meer anderen of alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair ten laste gelegd als:
een poging hiertoe;
meer subsidiair ten laste gelegd als:
op 6 oktober 2022 in Utrecht met een of meer anderen of alleen ter voorbereiding van voornoemd misdrijf opzettelijk een explosief en een ontsteker voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 6 oktober 2022 in Utrecht een explosief, bestaande uit (onder andere) flitspoeder, voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 12 juni 2022 te Almere met een of meer anderen of alleen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van zijn telefoon.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen, aangezien er niet kan worden gesproken van opzet op de dood van aangever. De officier van justitie acht het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Indien de rechtbank een ander oordeel hierover heeft, acht de officier van justitie het subsidiair dan wel het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Voorts acht de officier van justitie de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde, omdat de aangever heeft verklaard dat de ontploffing niet op hem gericht was. Bovendien heeft verdachte een bewuste keuze gemaakt om het explosief op een andere plek tot ontploffing te brengen en daar op de grond te leggen. De raadsman heeft tevens vrijspraak bepleit van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Ten eerste heeft verdachte de ontploffing niet opzettelijk teweeg gebracht, aangezien hij zelf de dupe ervan is geworden. Dit moet leiden tot vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegd. Voorts kan er niet worden gesproken over een poging zoals onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, nu het explosief wel is ontploft. Dit geldt ook voor de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandeling. Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak t.a.v. het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank stelt vast dat verdachte het explosief tot ontploffing heeft gebracht op de hoek van de straat, op minimaal enkele meters afstand van de woning van aangever. Uit het explosievenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat een ontploffing van een explosieve constructie zoals gebruikt in de onderhavige zaak zeer dichtbij of direct tegen het lichaam aan leidt tot zeer ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel en dat binnen een afstand van circa een meter tot de explosieve constructie ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel volgt.
Het voorgaande, in samenhang bezien, maakt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte vol opzet dan wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Immers kan niet worden vastgesteld dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft teweeg gebracht. De woning van aangever bevond zich immers niet binnen de door het NFI genoemde afstand van maximaal één meter tot het explosief bevond. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk de aangever van het leven heeft willen beroven. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 ten laste gelegde poging moord dan wel poging doodslag.
4.4
Bewijsmiddelen [1]
4.4.1
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 2 primair tenlastegelegde
In het
proces-verbaal van bevindingenvan 6 oktober 2022 heeft verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
Op 6 oktober 2022 heb ik bij de verdachte een urgent veiligheidsverhoor uitgevoerd.
V: Voor wie was die explosie bedoeld?
A: Ik weet alleen in een straat doen
V: Welk huisnummer?
A: [huisnummer] .
V: En van wie moest dat?
A: Die jongens, die hebben mij afgezet.
V: Waar je die batterij in moest doen, hoe kwam je daaraan?
A: Ik weet dat waren jongens met bivak en ze gaven mij die.
V: En toen jij de batterij erin stopte, ontplofte het?
A: Ja.
V: Maar weet je ook waar je hem moest zetten?
A: In de straat. (..) Ze zeiden gewoon straat maar [huisnummer] dichtbij. [2]
In het
rapport van het NFI betreffende een explosievenonderzoekvan 3 februari 2023 heeft rapporteur dr. J. Dalmolen onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, gerelateerd:
Ik schat in dat het gaat om de ontploffing van een explosieve lading in de orde van honderd gram tot enkele honderden grammen flitspoeder. Bij een ontploffing van een explosieve constructie met een dergelijke hoeveelheid flitspoeder treden effecten als hitte, kortstondige vuurverschijnselen (met felle witte flits) en een drukgolf met zeer luide knal op. Wanneer een dergelijk pakket tot ontploffing komt in de (directe) nabijheid van goederen, kunnen (delen van) deze goederen verscherven, waarbij de scherven met veel energie weggeslingerd worden.
Het gevaar voor personen is sterk afhankelijk van waar een persoon zich bevindt ten tijde van de ontploffing. Een ontploffing van zo'n explosieve constructie zeer dichtbij of direct tegen het lichaam aan, leidt altijd tot zeer ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel. Voor eventuele omstanders binnen een afstand van circa een meter (in een vrije baan tot de explosieve constructie) is ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel een gegeven. Tot op tientallen meters afstand van de ontploffing (in een vrije baan) kan er nog gevaar voor ontstaan voor lichamelijk letsel door rondvliegende scherven van omgevingsmaterialen. Daarnaast geldt voor omstanders binnen tientallen meters gevaar voor (al dan niet permanente) gehoorschade.
Specifiek voor de situatie in [woonplaats] op 6 oktober 2022 betekent dit dat de ontploffing in ieder geval heeft geleid tot schade aan het trottoir en aan een struik. [3]
In het
proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delictvan 5 november 2022 hebben verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
Gezien de indrukken van straatklinkers en de steentjes die aanwezig waren in de
tapefragmenten van [AAPU7986NL], is het aannemelijk dat het tapepakket met
flitspoeder liggend op de straatklinkers is ontploft. [4]
Op 6 oktober 2022 kwamen wij naar aanleiding van een bomaanslag voor forensisch onderzoek aan op de locatie [straat] ter hoogte van nummer [huisnummer] te [woonplaats] . Ter plaatse wees collega [verbalisant 5] ons de hoek aan waar het kennelijk had plaats gevonden.
- Aldaar lag onder andere een stuk zwart draad en een schoen.
- In de tuin achter de heg (nummer [huisnummer] ) wees [verbalisant 5] ons een batterij aan.
Wij zagen dat vanaf de hoek van de straat een uitgewaaierd patroon van uiteen geslagen goederen over de straat. De bladeren van de heg waren van de takken afgeslagen en lagen op de grond. Op de vloer zagen wij onder de bladeren een krater in de bestrating. Vanaf de plek zijn diverse goederen waaier gewijs uitgespreid. Dit zijn delen van het explosief, cq IED, maar ook kledingstukken en goederen die zich op of aan de verdachte bevonden. Hierbij te denken aan kleding(stukken) en zijn enkelband. [5]
Bewijsoverweging t.a.v. het onder 2 primair tenlastegelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was. Voor de bewezenverklaring van het voornoemde opzet dient slechts sprake te zijn van opzet op de ontploffing. Het opzet behoeft niet te zijn gericht op het teweegbrengen van de ten laste gelegde gevolgen.
Uit het dossier volgt dat verdachte heeft verklaard door anderen te zijn opgehaald en te zijn afgezet in [woonplaats] , en het explosief te hebben gekregen met de opdracht om dit explosief in de straat dichtbij huisnummer [huisnummer] te laten ontploffen. Verdachte heeft vervolgens op de hoek van de woning aan de Tweede [adres ] het explosief op de grond gelegd en een batterij in het explosief geplaatst waardoor er een ontploffing ontstond. Naar uiterlijke verschijningsvorm is het in de buurt van de gewenste locatie plaatsen van het explosief en het vervolgens plaatsen van de benodigde batterij in het ontstekingsmechanisme zozeer gericht op voltooiing van het delict, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Dat hij zichzelf daarbij heeft verwond door onvoldoende afstand te houden doet daaraan niet af. Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de handelingen van verdachte waren gericht op het teweegbrengen van een ontploffing. Op basis van het dossier kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte nabij de woningen aan de [adres ] en [adres ] te [woonplaats] opzettelijk een ontploffing heeft teweeggebracht. Tevens acht de rechtbank op basis van het voorgaande het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen tijdens het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. Uit het dossier volgt immers dat verdachte de ontploffing rond middernacht op het trottoir midden in een woonwijk heeft teweeggebracht, waardoor een waaier aan goederen over de straat is verspreid. Het NFI concludeert dat eventuele omstanders binnen een afstand van circa één meter ernstig tot zeer ernstig lichamelijk letsel zouden hebben opgelopen en dat tot tientallen meters (derhalve ook buiten de onmiddellijke nabijheid van de ontploffing) gevaar voor rondvliegende scherven en gehoorbeschadiging bestond, zodat sprake is van gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. Anders dan de raadsman heeft betoogd gaat hierbij om de risico’s die door het handelen van verdachte in het leven zijn geroepen en gaat het niet de vraag of al deze risico’s zich ook daadwerkelijk hebben verwezenlijkt.
Op grond van de bevindingen uit het explosievenonderzoek van het NFI concludeert de rechtbank dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er levensgevaar voor anderen te duchten was.
Gelet hierop acht de rechtbank het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.2
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 3 en 4 tenlastegelegde
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak hiervoor bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 3:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2023, genummerd PL0900-2022295149-71, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 448.
Ten aanzien van feit 4 [6] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 12 juni 2022, genummerd PL0900-2022167954-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina’s 8 en 9;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2022, genummerd PL0900-2022167954, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 94 tot en met 98.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2 primair
op 6 oktober 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, bestaande uit (onder andere) flitspoeder, nabij de woningen gelegen aan de [adres ] en [adres ] tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
feit 3
op 6 oktober 2022 te Utrecht een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, bestaande uit (onder andere) flitspoeder, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 12 juni 2022 te Almere tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (een iPhone 13), die aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, door
- een arm om de nek van die [slachtoffer 2] te leggen en
- aan die [slachtoffer 2] te vragen: "Wat zit er in je tasje?" en
- te zeggen: "Laat mij je telefoon zien" en
- te zeggen: "Maak je telefoon leeg" en
- te zeggen: "Haal een Nakoe" en
- te zeggen tegen die [slachtoffer 2] : "Wis alles! Laat mij niet mijn vuist gebruiken." en
- te zeggen: "Je moet niet gaan snitchen, anders pakken wij je", of woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2 primair
medeplegen van opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van één jaar, met aftrek van het voorarrest, en een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet wenselijk is om aan verdachte een PIJ-maatregel op te leggen wegens zijn persoonlijke omstandigheden. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zijn straf reeds heeft uitgezeten gelet op de duur van zijn voorarrest. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zodat hij de begeleiding van de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering kan behouden die momenteel op vrijwillige basis plaatsvindt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen teweegbrengen van een ontploffing in vereniging en daarmee ook het voorhanden hebben van een explosief. Verdachte is na middernacht met een explosief, bestaande uit onder andere flitspoeder, afgezet en gericht naar een specifieke woning midden in een woonwijk gegaan. Verdachte heeft vervolgens op de hoek van de straat, nabij de desbetreffende woning, een batterij in het explosief geplaatst, waarna het explosief is ontploft. Verdachte zelf is hierbij zwaar gewond geraakt. Hij heeft onder andere anderhalve teen verloren en gehoorschade opgelopen. Verdachte mag van geluk spreken dat de schade daartoe beperkt is gebleven. Het had immers veel slechter kunnen aflopen, met hem en met anderen.
De explosie heeft geleid tot een ravage rondom de plaats delict. Het spreekt voor zich dat een ontploffing midden in de woonwijk uitermate bedreigend is voor omwonenden. Het spreekt bovendien voor zich dat het voorhanden hebben en gebruiken van dergelijke explosieven extreem gevaarlijk is en deze doorgaans gebruikt worden bij het plegen van andere strafbare feiten en bij ruzies in het criminele circuit.
Daarnaast heeft verdachte samen met een ander op lichtvaardige wijze (naar eigen zeggen: uit verveling) een zestienjarige jongen afgeperst om zijn telefoon af te staan. Om het slachtoffer ervan te weerhouden aangifte te doen heeft verdachte een foto van het legitimatiebewijs van het slachtoffer gemaakt, waardoor het slachtoffer vreesde voor mogelijke represailles. Voorts is kennelijk de simkaart uit het toestel verwijderd en de inlogcode veranderd, waardoor het slachtoffer feitelijk niets meer aan het toestel heeft. Uit camerabeelden uit de woongroep van verdachte blijkt dat verdachte en zijn mededader na het feit na het feit vrolijk staan te juichen, elkaar in de armen vallen en elkaar een boks geven. Verdachte heeft hierdoor geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid binnen de samenleving. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 7 augustus 2022 betreffende verdachte. Hieruit volgt onder meer dat verdachte tweemaal eerder voor straatroven is veroordeeld in 2021 en 2022. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden om de onderhavige strafbare feiten te plegen.
Pro Justitia rapportage Forensisch Centrum Teylingereind
De rechtbank heeft kennis genomen van een advies van een Pro Justitia rapportage van Forensisch Centrum Teylingereind van 18 april 2023 betreffende een klinisch multidisciplinair onderzoek van verdachte, en van de toelichting hierop door de rapporterend psychiater en psycholoog ter terechtzitting. Hieruit volgt dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, een licht verstandelijke beperking (LVB), ADHD en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en enkele narcistische kenmerken. Gezien de vastgestelde pathologie verliest verdachte al gauw de controle over zijn gedrag, omdat hij impulsieve en ondoordachte keuzes maakt met een onzekere uitkomst en omdat hij in beperkte mate in staat is tot logisch nadenken. Aangezien verdachte tevens in beperkte mate geremd wordt in het maken van antisociale keuzes, liggen antisociale uitkomsten voor de hand. Verder lijkt prikkelhonger bij verdachte bij te dragen aan agressief en antisociaal gedrag, vooral als hij zich in kringen van antisociale leeftijdgenoten begeeft. Nu het probleemoplossend vermogen van verdachte tekortschiet, neemt de kans op impulsieve ondoordachte beslissingen toe. Gelet hierop achten de psycholoog en de psychiater het aannemelijk dat de pathologie van verdachte heeft doorgewerkt in zijn gedrag tijdens de bewezen verklaarde feiten en verdachte hierdoor beperkt werd in zijn keuzevrijheid. Op basis hiervan komen zij tot de conclusie dat de afpersing in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend. Over het laten afgaan van het explosief hebben zij opgemerkt dat er de nodige vraagtekens bestaand rondom het delictscenario, zodat niet goed is vast te stellen in welke mate zijn keuzevrijheid was verminderd. Tevens schatten zij het risico op recidive hoog in. Om het recidivegevaar te beperken en om de ontwikkeling van verdachte maximaal te stimuleren, achten zij intensieve behandeling en begeleiding nodig door een instelling met een zeer hoog beveiligingsniveau. Vanwege de complexiteit van zijn problematiek, een gebrek aan probleembesef en -inzicht en een gebrek aan intrinsieke motivatie voor een behandeltraject adviseren zij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte op te leggen. Een gesloten justitieel behandeltraject is noodzakelijk, omdat alternatieven simpelweg ontbreken. Verdachte heeft zich immers in verschillende periodes onttrokken aan zijn behandeling en begeleiding en heeft onvoldoende meegewerkt aan reclasseringstoezicht. Ambulante behandeling blijkt bovendien niet goed mogelijk te zijn, gelet op het gebrek aan probleembesef, de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden en beperkte leerbaarheid van verdachte.
Advies van de Raad
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de Raad van 9 augustus 2023, en van de toelichting hierop van de heer Pos ter terechtzitting. Hieruit volgt dat het van belang is dat verdachte behandeling krijgt waar hij zich niet aan kan onttrekken, nu veel interventies zonder succes reeds zijn ingezet omdat verdachte zich eerder veelvuldig aan behandeling en begeleiding heeft onttrokken. Aangezien verdachte zelfbepalend gedrag vertoont, een zeer beperkt inzicht in oorzaak- en gevolgrelaties heeft en moeite heeft om zijn impulsen, emoties en gedrag te reguleren, is het noodzakelijk dat hij strakke begeleiding krijgt met zeer duidelijke kaders en voorspelbare bejegening. Vanwege de vele mislukte pogingen tot ambulante behandeling en interventies ziet de Raad geen mogelijkheden meer voor een ambulant behandeltraject. Tevens leidt de ontwikkelingsproblematiek van verdachte ertoe dat behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk is. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel acht de Raad niet geschikt, omdat de focus dient te worden gelegd op de behandeling van verdachte en een detentie als stok achter de deur in dit geval niet passend is. In het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte is het van belang om de noodzakelijke behandeling van verdachte middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te starten en te waarborgen, teneinde zijn gedrag positief te beïnvloeden en het recidivegevaar te verminderen. Tot slot acht de Raad het van belang dat de tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 13/111479-21 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie de behandeling van verdachte niet doorkruist. Ter terechtzitting van 3 oktober 2023 heeft de heer Pos toegelicht dat idealiter de voornoemde voorwaardelijke straf voor aanvang van de PIJ-maatregel zal worden uitgezeten.
Advies van de WSJJ
Ter terechtzitting van 3 oktober 2023 heeft mevrouw Buisman verklaard dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het advies van de Raad, te weten oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Er zijn namelijk slechts een beperkt aantal instellingen die voldoen aan de eisen die door het Forensisch Centrum Teylingereind worden gesteld in de voormelde Pro Justitia rapportage, waaronder het hebben van een zeer hoog beveiligingsniveau. De Multi Plus Zorg zou eventueel een mogelijkheid voor ambulante behandeling kunnen zijn, maar zoals gezegd staat de WSJJ daar niet achter.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 3 oktober 2023 over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij zijn opleiding MBO niveau 1 heeft afgerond. Ten aanzien van zijn gezondheid heeft verdachte verklaard dat zijn gehoor nog niet is hersteld en hij nog steeds moet werken aan zijn balans vanwege de amputatie aan zijn teen. Verdachte wil graag doorgaan met een koksopleiding. Tot slot heeft verdachte aangegeven open te staan voor behandeling, maar eerder niet daadwerkelijk behandeling te hebben gekregen.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank deelt de conclusies van de bovengenoemde deskundigen en adviezen en zal deze volgen. De rechtbank is van oordeel dat de eerder beschreven pathologie van verdachte hem dusdanig in zijn keuzevrijheid heeft beperkt, dat verdachte daardoor niet geheel zijn eigen wil heeft kunnen bepalen. Gelet hierop acht de rechtbank verdachte voor alle bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
PIJ-maatregel
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld. Uit de voormelde adviezen is gebleken dat er onderzoek is gedaan naar mogelijke alternatieven van een PIJ-maatregel in een ambulant kader. Eerdere pogingen daartoe en interventies zijn niet succesvol gebleken gelet op het gebrek aan probleembesef, de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden en beperkte leerbaarheid van verdachte en omdat hij zich veelvuldig aan behandeling en begeleiding heeft onttrokken. De rechtbank is derhalve van oordeel dat een langdurige behandeling binnen een gedwongen kader nodig is om de ontwikkeling van verdachte positief te beïnvloeden.
Voor de oplegging van de gevorderde PIJ-maatregel in de zin van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht dient er te worden voldaan aan een viertal eisen. Allereerst dient er bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ten tweede dient verdachte zich schuldig te hebben gemaakt aan een ernstig misdrijf, waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten derde dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel te eisen. Ten slotte dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank stelt op basis van de bewezenverklaring, de conclusies van de observatie van verdachte en de overige beschouwingen vast dat er aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van de PIJ-maatregel is voldaan. Gelet hierop en op de eerder besproken adviezen van de psychiater, psycholoog, de Raad en de WSJJ, zal de rechtbank aan verdachte de PIJ-maatregel opleggen. De adviezen pleiten voor de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel nu er sprake is van ernstige psychopathologie, ernstig disfunctioneren op verschillende leefgebieden en antisociaal gedrag. Daarnaast is er sprake van een veroordeling voor ernstige feiten, een hoog recidivegevaar, een gevaar voor crimineel ontsporen, de beperkte ontwikkelingsmogelijkheid en leerbaarheid van verdachte en een gebrek aan een (voldoende) steunend sociaal netwerk. Daarnaast is er zoals gezegd een gebrek aan ambulante behandelmogelijkheden. Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank de conclusie dat het bewerkstelligen van recidivevermindering en de stimulering van de ontwikkeling van verdachte binnen een instelling met een zeer hoog beveiligingsniveau noodzakelijk is. De oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is in het belang van verdachte door hem een stevig kader te bieden waarin, zonder onderbreking door onttrekking, met volle aandacht aan zijn problematiek kan worden gewerkt. Bovendien kan door de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel worden voorkomen dat verdachte door zijn sociale netwerk negatief wordt beïnvloed en opnieuw impulsieve en ondoordachte keuzes maakt.
Voor het bieden van een ‘laatste kans’ in de vorm van de door de verdediging bepleite voorwaardelijke straf of maatregel ziet de rechtbank geen ruimte. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte ten tijde van de onderhavige feiten al in een proeftijd liep. Na zijn aanhouding voor het onder feit 4 bewezenverklaarde heeft verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis gevraagd om een laatste kans in de vorm van een behandeling. Kort nadat de voorlopige hechtenis was geschorst, heeft hij het explosief tot ontploffing gebracht. De rechtbank heeft er gelet op het voorgaande onvoldoende vertrouwen in dat een voorwaardelijk kader voldoende waarborgen biedt. Daar komt bij dat uit het voorgaande volgt dat, ook gelet op de overige omstandigheden zoals de beperkte leerbaarheid van verdachte en een gebrek aan probleembesef, een ambulant kader geen reële optie is. Dit hebben de deskundigen ook duidelijk naar voren gebracht in hun rapportages en toelichting ter zitting.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel derhalve passend en geboden.
De rechtbank acht het noemenswaardig dat verdachte vanuit detentie zijn MBO niveau 1 diploma heeft weten te behalen. Verdachte dient de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan te grijpen en te beschouwen als een volwaardige kans op behandeling, om deze stijgende lijn in de positieve richting voort te zetten omwille van zijn toekomst en toe te werken aan zijn terugkeer in de samenleving.
De maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaren eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelt vast dat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, als bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.
Jeugddetentie
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel tevens een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte van de jeugddetentie rekening gehouden met de vastgestelde verminderd toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het belang van verdachte om vanwege zijn complexe problematiek zo spoedig mogelijk te kunnen starten met zijn behandeling in het kader van de opgelegde PIJ-maatregel. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaategel en vermeerderd met de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, nu onduidelijk is gebleven of de ontploffing voor de benadeelde partij bedoeld was en er na de ten laste gelegde feiten nog een ontploffing op nagenoeg dezelfde locatie heeft plaats gevonden. Hierdoor is niet vast te stellen welke impact het handelen van verdachte heeft gehad op de problematiek waar de benadeelde partij mee stelt te kampen. Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de psychische schade niet is onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft immateriële schade gevorderd wegens een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer en een aantasting van zijn gevoel van veiligheid en geborgenheid in zijn eigen woning.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een explosief tot ontploffing heeft gebracht op de hoek van de woning van de benadeelde partij. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft verklaard dat het explosief bestemd was voor nummer [huisnummer] , te weten het huisnummer van de benadeelde partij. Het voornoemde sterkt het vermoeden dat het betreffende adres het doelwit van de ontploffing was, zodat de benadeelde partij gegronde redenen heeft om gevoelens van angst en onveiligheid te ervaren.
Gezien de aard en ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 BW kan worden aangenomen. De benadeelde partij komt daarom in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank schat deze schade naar redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 2.000,-. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte van het toewijsbare bedrag gelet op vorderingen die zijn toegewezen in soortgelijke zaken. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.000,-, bestaande uit een vergoeding van immateriële schade. De rechtbank veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen om ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal zal er geen gijzeling worden toegepast.
De rechtbank bepaalt tot slot dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 13/111479-21 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van drie maanden af te wijzen, omdat behandeling van de problematiek van verdachte dient te prevaleren.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de op 12 oktober 2021 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden onder parketnummer 13/111479-21 afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voornoemde jeugddetentie niet opportuun is gelet op de opgelegde PIJ-maatregel.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 157 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 1 (één) jaar;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.000,-, bestaande uit een vergoeding van immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal zal er geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/111479-21
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. H. den Haan en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 16/255038-22
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven
- met een explosief, bestaande uit (onder andere) flitspoeder, naar de woning van die [slachtoffer 1]
(gelegen aan de [adres ] ) is gegaan en/of
- voornoemd explosief voor, dan wel in de directe omgeving van, die woning, waarin die [slachtoffer 1]
zich op dat moment bevond, tot ontploffing heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
- een explosief, bestaande uit (onder andere) flitspoeder, nabij de woning(en) gelegen aan
de [adres ] en/of [adres ] en/of althans woning(en) in de [straat] , tot ontploffing te brengen,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woningen en/of de in voornoemde woningen
aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor
[slachtoffer 1] en/of in voornoemde woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer 1] en/of in voornoemde woningen aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in/bij de woning gelegen aan de [adres ]
, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- met een explosief, bestaande uit (onder andere) flitspoeder, althans een explosieve stof,
en/of een elektrische ontsteker naar voornoemde woning is gegaan en/of
- alvorens hij, verdachte, bij voornoemde woning was aangekomen, een batterij in het
ontstekingsmechanisme heeft geplaatst, waarmee voornoemd explosief (direct) tot
ontploffing is gebracht,
en daarvan gemeen gevaar voor de woning(en) gelegen aan de [adres ] en/of [adres ] en/of de in die woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer 1] , in elk geval levensgevaar voor een
ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer 1] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (als omschreven in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen, te weten
- een explosief bevattende een springstof op basis van flitspoeder en/of
- een ontsteker/activeringsmechanisme
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Utrecht een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, bestaande uit (onder andere) flitspoeder, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
onder parketnummer 16/146635-22
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (een iPhone 13), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n), door
- een arm om de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te leggen en/of die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of
- aan die [slachtoffer 2] te vragen: "Wat zit er in je tasje?" en/of
- te zeggen: "Laat mij je telefoon zien" en/of
- te zeggen: "Maak je telefoon leeg" en/of
- te zeggen: "Haal een Nakoe/Noekoe" en/of
- te zeggen tegen die [slachtoffer 2] : "Wis alles! Laat mij niet mijn vuist gebruiken." en/of
- te zeggen: "Je moet niet gaan snitchen, anders pakken wij je", of woorden van soortgelijke aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 oktober 2022, genummerd PL0900-2022295149, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 510. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 91 tot en met 95.
3.Pagina’s 439 en 440.
4.Pagina 437.
5.Pagina’s 375 en 378.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 juni 2022, genummerd PL0900-2022167954, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 110. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.