ECLI:NL:RBMNE:2023:5420

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
16.181420.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 juli 2022 te Hilversum samen met een ander opzettelijk brand heeft gesticht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door een aansteker in aanraking te brengen met een papieren zak, een brand heeft veroorzaakt die gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor bezoekers van de parkeergarage met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, met aftrek van het voorarrest. De zaak kwam ter terechtzitting op 26 september 2023, waar de officier van justitie vrijspraak voor het primair ten laste gelegde heeft gevorderd, maar het subsidiair ten laste gelegde als wettig en overtuigend bewezen achtte. De verdediging pleitte voor vrijspraak van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de opzettelijke brandstichting. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de camerabeelden als bewijs gebruikt, waaruit bleek dat de brand snel groter werd en aanzienlijke schade veroorzaakte aan de parkeergarage en de daarin geparkeerde voertuigen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt sinds het delict. De benadeelde partijen, [benadeelde 1] B.V. en [benadeelde 2] B.V., hebben vorderingen ingediend, maar zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat de vorderingen niet op de juiste wijze waren ingediend. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partijen voor zover deze betrekking hebben op hun vorderingen, op nihil vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.181420.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, alsmede mevrouw [A] namens de benadeelde partij [benadeelde 1] B.V. en mevrouw J. Saris van de Raad voor de Kinderbescherming naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 11 juli 2022 te Hilversum, samen met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht, terwijl er gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bezoekers en/of een ander te duchten was;
subsidiair
op 11 juli 2022 te Hilversum, samen met een ander, grovelijk althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een aansteker in aanraking heeft gebracht met een papieren zak, ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest dat er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bezoekers en/of een ander ontstond.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde. Zij acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op brandstichting. Verdachten hebben slechts een papiertje in brand gestoken en zij dachten dat dit veilig zou uitbranden. Culpoze brandstichting kan evenmin bewezen worden. Het dossier bevat namelijk te weinig informatie over het brandgevaar van de bierkrat, het type papier en de kans dat het zou overslaan op andere materialen, zodat er niets gezegd kan worden over de voorzienbaarheid van de grotere brand. Ten slotte is er onvoldoende bewijs dat er causaal verband bestaat tussen het gedrag van verdachte en het ontstaan van de brand.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[A] heeft namens [benadeelde 1] aangifte gedaan en verklaard dat op 11 juli 2022 er een brand gaande bleek te zijn in het fietsenhok in de parkeergarage op het mediapark in Hilversum. De brand heeft grote schade veroorzaakt aan fietsen en personenauto’s die daar geparkeerd stonden. De constructie van de parkeergarage was door de brand zwaar beschadigd. In aangelegen ruimtes bij de fietsenstalling werden ook goederen van andere bedrijven opgeslagen. Ook stond er bij de fietsenstalling een noodaggregaat met daarin ongeveer 1.000 liter diesel. Er lopen dagelijks (24 uur) mensen langs en in de parkeergarage. [2]
Op camerabeelden, afkomstig van een camera die is geplaatst in een fietsenstalling op het Mediapark, is te zien dat om 19.30 uur twee personen de stalling binnen komen. Persoon 2 bukt ter hoogte van de doorgang naar de andere ruimte en steekt iets in brand. Vervolgens loopt hij weg, pakt zijn fiets en loopt richting de uitgang. Persoon 1 trapt vervolgens het vuurtje uit. Hij loopt daarna ook naar zijn fiets, pakt deze en draait richting de uitgang. De twee personen lopen de fietsenstalling echter niet uit, maar blijven nog wat met elkaar praten. Beiden lopen vervolgens weer richting de houten scheidingswand, waar persoon 1 iets in brand steekt ter hoogte van de scheidingswand. Persoon 2 staat naast hem en wanneer het brandt, lopen zij samen naar hun fietsen en met de fiets aan de hand verlaten zij de ruimte. Te zien is dat het vuur snel groter wordt en binnen korte tijd staat de houten scheidingswand geheel in brand. [3]
Jongen 2 op de camerabeelden vertoont zeer sterke gelijkenissen met een jongen op een foto in een artikel van de Gooi- en Eemlander over [naam] in [plaats] en met een jongen in een TikTok-filmpje op het account [Tiktok accountnaam] . Het is vermoedelijk dezelfde jongen. Op een Instagram foto van het account [Instagram accountnaam] , waarbij de naam [medeverdachte] wordt genoemd, staat een jongen die zeer sterke gelijkenis vertoont met jongen 1 op de camerabeelden van het fietsenhok. [4]
Uit het forensisch brandonderzoek volgt dat zich op de onderste verdieping van de parkeergarage een fietsenhok bevindt met daarachter een opslag voor catering. Achter de opslag bevindt zich een noodaggregaat en een dieseltank. Het fietsenhok is omheind met houten schuttingen. De buitenzijde van de houten schuttingen was aangetast door de brand. Een deel van een houten schutting was compleet weggebrand. Op ongeveer vijf meter afstand van de houten schutting van het fietsenhok stonden twee auto’s, die beide aan de voorzijde waren aangetast door de brand. De opslag is geheel weggebrand. De buitenzijde van de noodaggregaat was deels schoongebrand en deels beroet. De binnenzijde was aangetast door de brand. De bovenzijde van de dieseltank was aangetast door de brand, onderdelen waren gesmolten. De buitenzijde van de parkeergarage was zwart beroet. Pvc-buizen lagen op de grond. Deze waren afkomstig van het plafond en door de hitte inwerking los gesmolten. Het betonnen plafond rondom het fietsenhok was beroet. [5]
Het brandbeeld op de plaats delict bevestigt het camerabeeld waar de brand is begonnen. Bij de brandhaard lijken resten zichtbaar van een houten pallet die daar mogelijk heeft gestaan. Dit zou een bijdrage hebben kunnen leveren aan het verdere verloop van de brand. Achter de brandhaard stond een houten schutting. Deze heeft de brand verder verspreid, waarna vervolgens de rest van de houten schuttingen in de omgeving mee hebben kunnen branden. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Tijdens een brand ontstaan giftige dampen, waaronder koolmonoxide. Bij opname van koolmonoxide door inademing van een gehalte van ongeveer dertig procent kan bewusteloosheid optreden en bij een opname van ongeveer vijftig procent treedt de dood in. Een beveiliger van het Mediapark had rook ingeademd en moest voor controle naar het ziekenhuis. Er was sprake van grote rookontwikkeling (giftige stoffen). Zonder repressie van de brandweer had de rook zich verder kunnen ontwikkelen in de parkeergarage en naar naastgelegen gebouwen. Er hadden meer auto’s in de parkeergarage beschadigd kunnen raken en naast de beveiliger hadden meerdere personen rook in kunnen ademen. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte] in het fietsenhok was en ze daar met een aansteker aan het klieren waren. Zijn vriend heeft papier in de fik gestoken, en hij, verdachte, heeft dat uitgetrapt. Daarna hebben ze een papieren zakje, waar patat in kan en dat in het hok lag, in brand gestoken en dat in een bierkrat gedaan. Zij zijn toen weggegaan. Het papieren zakje heeft hij expres in brand gestoken. [7]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen van opzettelijke brandstichting wettig en overtuigend bewezen.
Een voorwerp als een papieren zakje is niet bestemd om in de gegeven omstandigheden – te weten in een fietsenkelder door aldaar onbevoegd aanwezigen – in brand te worden gestoken. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij het papieren zakje met opzet in brand heeft gestoken. Het verweer dat geen sprake is van opzet vindt hierin zijn weerlegging. Dat het niet hun bedoeling is geweest dat een deel van de fietsenkelder, de parkeergarage en de daar aanwezige goederen zouden gaan branden, staat aan een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde niet in de weg. Het opzet behoeft immers niet gericht te zijn op het teweegbrengen van de gevolgen zoals ten laste gelegd, maar alleen op het brandstichten zelf, te weten het in aanraking brengen van papier met vuur.
Uit de bewijsmiddelen volgt het causale verband tussen de brandstichting door verdachten en de ontstane brand in de parkeergarage, waardoor gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. Uit de camerabeelden volgt namelijk dat ter hoogte van de houten scheidingswand iets in brand werd gestoken, dat het vuur snel groter werd en binnen korte tijd de houten scheidingswand geheel in brand stond. Het forensisch brandonderzoek bevestigt wat op de camerabeelden te zien is, namelijk dat bij de brandhaard een houten pallet lijkt te hebben gestaan die een bijdrage kan hebben geleverd aan het verdere verloop van de brand en dat achter de brandhaard een houten schutting stond die de brand verder heeft verspreid, waarna vervolgens de rest van de houten schuttingen in de omgeving mee hebben kunnen branden. Een alternatieve causaliteit is niet aannemelijk geworden uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting en is overigens ook niet door de verdediging aangevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank was gevaar voor goederen, levensgevaar voor anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten, nu het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat het naast een houten wand ontsteken van papier en vervolgens weglopen kan leiden tot brand, terwijl uit de aangifte van [benadeelde 1] blijkt dat de betreffende ruimtes 24 uur per dag worden bezocht door personen die kunnen worden verrast door de gevolgen van de brand.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 juli 2022 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door een aansteker in aanraking te brengen met een papieren zak ten gevolge waarvan een houten pallet en schutting en fietsenhok en opslagruimte en noodaggregaat en dieseltank en parkeergarage geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de voertuigen in de parkeergarage en noodaggregaat en dieseltank en het fietsenhok en de parkeergarage en naastgelegen gebouwen, en levensgevaar voor de bezoekers van de parkeergarage en naastgelegen gebouwen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bezoekers van de parkeergarage en naastgelegen gebouwen te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van tachtig uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door veertig dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdediging zich kan vinden in het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting. Zij hebben in het fietsenhok in een parkeergarage op het Mediapark in Hilversum een papieren zakje in brand gestoken en dat in een bierkrat gedaan. Daarna zijn zij weggegaan. In korte tijd is het vuur snel groter geworden. De parkeergarage zelf is door de brand zwaar beschadigd geraakt en waardevolle goederen die in de parkeergarage stonden, waaronder auto’s, een noodaggregaat en dieseltank waarin zo’n 1.000 liter zat, zijn beschadigd geraakt of vernietigd. Door de brand ontstond een levensgevaarlijke situatie voor bezoekers van de parkeergarage en van gebouwen naast de parkeergarage. Als de dieseltank vlam had gevat, waren de gevolgen hoogstwaarschijnlijk nog veel groter geweest.
Hoewel verdachten zelf ook behoorlijk geschrokken zijn van de gevolgen van de door hen gestichte brand en zij herhaaldelijk spijt hebben betuigd, welke spijtbetuiging de rechtbank gemeend voorkomt, neemt de rechtbank het hen wel kwalijk dat zij brand hebben gesticht op een plek waar zij bovendien niet eens mochten komen.
De rechtbank weegt echter mee dat verdachten de grote gevolgen die de door hun opzettelijk gestichte brand heeft gehad niet hebben beoogd of gewild. Hieruit blijkt enerzijds dat zij het gevaar van de door hen gestichte brand hebben onderschat, maar anderzijds blijkt hier ook uit dat verdachten niet doelbewust een brand van deze omvang hebben willen stichten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 15 augustus 2023 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder een strafbeschikking heeft gehad, maar niet voor een soortgelijk feit als dat nu bewezen is verklaard.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 juli 2023. Voor en tijdens het delict ging het niet goed met verdachte. Naar aanleiding van de verdenking is er passende hulp ingezet waar verdachte vrijwillig aan heeft meegewerkt. De Raad ziet op dit moment een jongen bij wie er sinds de verdenking sprake is van een positieve ontwikkeling. Verdachte heeft een goede schoolgang, houdt zich thuis beter aan de regels en heeft een ingevulde vrijetijdsbesteding. De Raad ziet mogelijke risicofactoren waar het gaat om relaties, geestelijke gezondheid en middelengebruik. Het risico op herhaling van delictgedrag wordt laag ingeschat. De Raad vindt een deels voorwaardelijke werkstraf een passende straf.
De straf
Alles afwegende vindt de rechtbank een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met aftrek van het voorarrest, passend. Anders dan door de Raad is geadviseerd, zal de rechtbank niet bepalen dat een deel van deze straf voorwaardelijk wordt opgelegd. De reden daarvoor is dat er sinds het strafbare feit is gepleegd al enige tijd is verlopen en verdachte sindsdien niet met politie en justitie in aanraking is geweest, maar juist een positieve ontwikkeling heeft laten zien. De rechtbank vindt een voorwaardelijke straf met een daaraan verbonden proeftijd daarom niet nodig.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 412.816,25. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 371.159,58. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van beide benadeelde partijen omdat de benodigde volmachten ontbreken en de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Door de raadsman is namelijk vrijspraak bepleit en verder vormen de vorderingen een onevenredige belasting van de procedure. De vorderingen zijn niet onderbouwd en ten slotte zijn de vorderingen onbevoegd ingediend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen nu de vorderingen niet op de door de wet voorgeschreven wijze zijn ingediend. Bij de vorderingen ontbreken namelijk een uittreksel uit de Kamer van Koophandel en een volmacht van de directie of bestuurder waaruit blijkt dat respectievelijk [A] namens [benadeelde 1] B.V. en [B] namens [benadeelde 2] B.V. bevoegd is een vordering in te dienen. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vorderingen. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [benadeelde 1] B.V.
  • verklaart [benadeelde 1] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2] B.V.
  • verklaart [benadeelde 2] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H. den Haan en mr. M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2023.
Mrs. Hebly en Rasterhoff zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juli 2022 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door een aansteker en/of (een) vonk(en) en/of open vuur in aanraking te brengen met een papieren zak en/of papier, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een houten pallet en/of schutting en/of fietsenhok en/of opslagruimte en/of noodaggregaat en/of dieseltank en/of parkeergarage geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de voertuigen in de parkeergarage en/of noodaggregaat en/of dieseltank en/of het fietsenhok en/of de parkeergarage en/of naastgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bezoekers van de parkeergarage en/of
naastgelegen gebouwen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bezoekers van de parkeergarage en/of naastgelegen gebouwen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een aansteker en/of (een) vonk(en) en/of open vuur in aanraking heeft gebracht met een papieren zak en/of papier, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat een houten pallet en/of schutting en/of fietsenhok en/of opslagruimte en/of noodaggregaat en/of dieseltank en/of parkeergarage geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor de voertuigen in de parkeergarage en/of noodaggregaat en/of dieseltank en/of het fietsenhok en/of de parkeergarage en/of naastgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bezoekers van de parkeergarage en/of naastgelegen gebouwen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bezoekers van de parkeergarage en/of naastgelegen gebouwen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juli 2022, genummerd MD1RO22040, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland] doorgenummerd pagina 1 tot en met 187. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 6.
3.Pagina 2.
4.Pagina’s 29 t/m 31.
5.Pagina’s 35 t/m 36.
6.Pagina’s 37 en 38.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023.