ECLI:NL:RBMNE:2023:5419

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/560265 / JE RK 23-1302
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met een zorgelijke achtergrond

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige, geboren in 2006, heeft een zorgelijke achtergrond en is lange tijd gesloten geplaatst geweest. De kinderrechter heeft eerder tussenbeschikkingen gegeven op 28 juli en 25 augustus 2023, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 7 oktober 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2023 was de vader van [minderjarige] aanwezig, terwijl de moeder niet op de zitting verscheen. De kinderrechter heeft [minderjarige] gehoord, die aangaf dat het goed met haar gaat en dat ze gemotiveerd is om naar zelfstandigheid toe te werken.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd tegen de verzoeken van de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, die de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 3 augustus 2024 verzocht. De kinderrechter heeft in haar beoordeling benadrukt dat [minderjarige] zich positief ontwikkelt, met een goede motivatie voor school en hersteld contact met haar ouders. De kinderrechter heeft de noodzaak van de maatregelen onderstreept, gezien de kwetsbare situatie van [minderjarige] en het belang van haar verzorging en opvoeding.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen tot 3 augustus 2024, met uitvoerbaar verklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van de gezinsvoogd benadrukt en het belang van een goede begeleiding naar zelfstandigheid voor [minderjarige]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/560265 / JE RK 23-1302
Datum uitspraak: 29 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
locatie Utrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 juli 2023 en 25 augustus 2023 tussenbeschikkingen gegeven. In deze beschikkingen heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieder verlengd tot 7 oktober 2023 en het overige deel van de verzoeken aangehouden. Voor het procesverloop tot 25 augustus 2023 verwijst de kinderrechter naar die tussenbeschikking.
1.2.
Daarna heeft de kinderrechter nog het volgende stuk ontvangen:
- de brief van de GI met de toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming van 1 augustus 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de heer [A ] namens de GI.
De moeder is niet op de zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek met de kinderrechter gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft sinds 15 april 2023 bij [instelling] te [plaats 1] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [minderjarige] bij beschikking van 3 augustus 2020 onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 7 oktober 2023.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 april 2023 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze maatregel is daarna verlengd, tot 7 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek. Dat betekent dat zij wil dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd worden tot 3 augustus 2024, met uitvoerbaar verklaring bij voorraad. Voor de motivering van het verzoek verwijst de kinderrechter naar het verzoekschrift van de GI van 20 juli 2023. De GI heeft haar verzoek op zitting als volgt nader toegelicht. [minderjarige] wordt over een jaar achttien jaar. Het komende jaar moet er daarom worden toegewerkt naar zelfstandigheid en moet met [minderjarige] en de ouders gekeken worden wat [minderjarige] daarin graag wil. De GI vraagt om een verlenging met een jaar, zodat er genoeg tijd is om alles goed voor [minderjarige] te kunnen regelen.

4.De standpunten

Het standpunt van [minderjarige]

4.1.
is het eens met de verzoeken van de GI. Ze snapt dat een verlenging van de maatregelen nodig is. [minderjarige] heeft uitgelegd dat het steeds beter met haar gaat. Ze is heel gemotiveerd voor school, heeft geen contact meer met [B ] , heeft een bijbaan en het contact met haar ouders is hersteld. Ze is blij met haar eigen appartementje op de groep, maar kan het niet heel goed vinden met haar groepsgenoten. Ze zou graag de komende periode toewerken naar zelfstandigheid en uiteindelijk op zichzelf gaan wonen in de buurt van [plaats 2] .
Het standpunt van de vader
4.2.
De vader is het eens met de verzoeken van de GI. Hij is heel blij dat het beter gaat met [minderjarige] en dat het contact tussen hen weer is hersteld. Het is een hele zware periode geweest. De vader hoopt dat de GI de komende periode met [minderjarige] kan toewerken naar zelfstandigheid.
Het standpunt van de moeder
4.3.
Uit het verzoekschrift van de GI volgt dat de moeder instemt met de verzoeken van de GI.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen tot 3 augustus 2024. Zij zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
5.2.
De kinderrechter constateert dat er geen verweer is gevoerd tegen de verzoeken van de GI. Er wordt nog steeds voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling en vindt de kinderrechter dat de uithuisplaatsing nog noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . [1] Zij overweegt daartoe als volgt.
5.3.
[minderjarige] is een beschadigd meisje dat lange periodes in (gesloten) instellingen heeft verbleven. De kinderrechter is daarom heel blij om te horen dat het goed gaat met [minderjarige] . Zij woont sinds 15 april 2023 in een gezinsvervangend huis van [instelling] , dat als accommodatie van een jeugdhulpaanbieder wordt gekwalificeerd. Daar gaat het steeds beter met [minderjarige] . [minderjarige] is heel gemotiveerd om haar school goed af te ronden, zij heeft een bijbaantje en zij heeft het contact met haar ouders hersteld. Daarnaast is de relatie met haar veel oudere vriend voorbij. [minderjarige] beseft nu dat hij niet goed voor haar was. Het baart de kinderrechter nog wel zorgen dat haar ex-vriend veel en vaak contact met haar blijft opzoeken. [minderjarige] gaat daar niet op in, en dat geeft de kinderrechter veel vertrouwen.
5.4.
Verder is uit de stukken en wat is gezegd op de zitting gebleken dat [minderjarige] in het komende jaar wil gaan toewerken naar zelfstandigheid. Zij woont op dit moment op een groep waar zij een eigen appartementje heeft en dus al steeds meer leert om met haar zelfstandigheid om te gaan. De GI zal de komende periode samen met [minderjarige] en de ouders moeten bekijken welke verdere weg naar zelfstandigheid het meest in het belang van [minderjarige] is en hoe dit kan worden vormgegeven.
5.5.
De kinderrechter vindt het gelet op het voorgaande – net als de Raad – van belang dat de gezinsvoogd nog betrokken blijft om de regie te kunnen voeren, om zicht te houden op de ontwikkeling van [minderjarige] en om [minderjarige] op haar weg naar meerderjarigheid te kunnen ondersteunen. Ook is het belangrijk dat er zicht blijft op het feit dat de ex-vriend van [minderjarige] contact blijft zoeken met haar.
5.6.
Tot slot is het gelet op het voorgaande ook noodzakelijk dat het verblijf van [minderjarige] bij [instelling] gewaarborgd blijft totdat zij een volgende stap kan maken in haar weg naar zelfstandigheid.
5.7.
De kinderrechter is van oordeel dat zowel [minderjarige] als haar vader ontzettend trots op zichzelf kunnen zijn. De afgelopen jaren zijn voor hen allebei heel zwaar geweest. Met [minderjarige] ging het lange tijd echt niet goed. In die periode heeft zij het contact met haar vader ook een periode afgehouden. Het is zeer te prijzen dat de vader steeds op bezoek is blijven komen, ook al stond hij een tijd lang letterlijk voor een dichte deur omdat [minderjarige] hem niet wilde zien. Op die manier heeft zij toch gevoeld dat hij er voor haar was. De kinderrechter vindt het van [minderjarige] ontzettend knap dat zij, zoals ze dat zelf verwoordt, de knop om heeft kunnen zetten. Van een puber met zeer problematisch en zorgelijk gedrag ontwikkelt zij zich nu tot een sterke, verstandige en trotse jong-volwassene. Vader en dochter hebben van ver moeten komen. De kinderrechter neemt haar spreekwoordelijke hoed af voor waar zij nu staan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 augustus 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 augustus 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 11 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:265b jo. artikel 1:265c BW.