ECLI:NL:RBMNE:2023:5418

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/532064 / FO RK 21-1333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsom en zorgregeling in familierechtelijke procedure met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2023, is een verzoek ingediend door de vader van een minderjarige, die bij de moeder woont, om een zorgregeling en een informatieregeling vast te stellen. De rechtbank had eerder al beschikkingen gegeven op 7 maart 2022 en 20 oktober 2022, waarbij de vader om een zorgregeling had verzocht, maar deze verzoeken waren uitgesteld in afwachting van advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2023 waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders samen het gezag over hun kind hebben, maar dat er onenigheid bestaat over de zorgregeling en de informatieregeling. De vader verzocht om een dwangsom van € 250,- per maand aan de informatieregeling te verbinden, omdat de moeder deze niet nakomt. De rechtbank heeft besloten dat de moeder verplicht is om de informatieregeling na te komen en dat er een dwangsom van € 250,- per keer aan verbonden wordt als zij dit niet doet. De rechtbank heeft echter het verzoek van de vader om een voorlopige zorgregeling afgewezen, omdat het in het belang van de minderjarige niet wenselijk is om nu al een zorgregeling vast te leggen. De minderjarige ervaart veel weerstand tegen contact met de vader, en de rechtbank achtte het noodzakelijk dat zij eerst rust kan ervaren.

De rechtbank heeft de beslissing over de definitieve zorgregeling aangehouden voor de duur van zes maanden, om te bekijken of de ondertoezichtstelling van de minderjarige een positieve bijdrage zal leveren aan haar ontwikkeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minderjarige zelf mag kiezen welke foto de moeder aan de vader moet sturen in het kader van de informatieregeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/532064 / FO RK 21-1333
Zorgregeling en informatieregeling
Beschikking van 29 september 2023
in de zaak van:
[vader] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. N. Schuerman,
tegen
[moeder]
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.S. Winter.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft in deze zaak eerder beschikkingen gegeven op 7 maart 2022 en op 20 oktober 2022. Bij beschikking van 20 oktober 2022 heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te leggen uitgesteld en advies gevraagd aan de Raad.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport van de Raad van 23 juni 2023;
  • het F9-formulier van de moeder met begeleidende brief van 21 juli 2023;
  • het F9-formulier van de vader van 9 augustus 2023;
  • het F9-formulier van de vader met begeleidende brief en bijlagen van 25 september 2023;
  • het F9-formulier van de moeder met bijlage van 27 september 2023.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 29 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de GI.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over haar nemen.
2.4.
Bij beschikking van 29 september 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (hierna de GI), met ingang van 29 september 2023 tot 29 maart 2024 (zaaknummer C/16/558792 / JE RK 23-1118).
2.5.
De ouders hebben in het ouderschapsplan – onder meer – afgesproken dat [minderjarige] te allen tijde de vader mag bezoeken en/of contacten wanneer ze dat zelf wenst en voor zolang de schoolvakanties dit toelaten. Vanaf haar twaalfde levensjaar mag [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats veranderen naar haar vader wanneer ze dit zelf wenst en aangeeft. [minderjarige] zal alleen de vader bezoeken wanneer ze dit zelf wenst. Verder hebben de ouders afgesproken dat zij elkaar over en weer op de hoogte zullen stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [minderjarige] en elkaar daarover raadplegen.
2.6.
De rechtbank heeft bij beschikking van 20 oktober 2022 bepaald dat de moeder één keer per maand een e-mail zal sturen aan de vader over het welzijn, de gezondheid, de ontwikkeling en de vrijetijdsbesteding van [minderjarige] , en daarbij een recente en duidelijke foto van [minderjarige] meestuurt.
2.7.
De ouders zijn het niet eens over de zorgregeling en de informatieregeling.
2.8.
De vader verzoekt de rechtbank:
  • een dwangsom van € 250,- per maand te verbinden aan de informatieregeling waarbij de moeder de vader maandelijks dient te informeren over [minderjarige] en daarbij een recente en duidelijke foto van [minderjarige] mee dient te zenden;
  • een voorlopige zorgregeling te bepalen waarbij een eerste contactmoment wordt opgestart tussen vader en [minderjarige] , onder begeleiding van de gezinsvoogd en vervolgens tweewekelijkse contactmomenten worden opgestart waarbij de gezinsvoogd de locatie en duur bepaald;
  • een (definitieve) zorgregeling vast te stellen zoals omschreven in punt 13 van het verzoekschrift, te weten – zo begrijpt de rechtbank –, na een opbouw van viermaal een zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur en vervolgens tweemaal een zaterdag van 16.00 uur tot zondag 16.00 uur, een weekendregeling van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur en de helft van de kerstvakantie en de zomervakantie, waarbij de ouders het inplannen van de zorgdagen met elkaar afstemmen aangezien de vader mogelijk enkele weken in het buitenland is voor zijn werkbetrekking, maar waarbij uitgangspunt is dat er omgang plaatsvindt in alle weekenden dat de vader in Nederland verblijft.
2.9.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader. Zij vraagt de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel het verzoek van de vader af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal:
an de bij beschikking van 20 oktober 2022 vastgelegde informatieregeling toevoegen dat de moeder bij de te sturen informatie aan de vader een recente en duidelijke foto van [minderjarige] mee dient te zenden, waarop [minderjarige] ’s gezicht zichtbaar is en [minderjarige] zelf de foto mag kiezen;
aan die informatieregeling een dwangsom verbinden van € 250,- per keer voor het geval de moeder de regeling niet of niet geheel nakomt;
het verzoek van de vader om een definitieve zorgregeling vast te leggen, aanhouden voor de duur van zes maanden en het verzoek van de vader om een voorlopige zorgregeling, afwijzen.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissingen is gekomen.
Zorgregeling
3.2.
De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij het verzoek van de vader om een voorlopige zorgregeling vast te leggen, afwijst en de beslissing op het verzoek van de vader om een definitieve zorgregeling vast te leggen met zes maanden uitstelt.
De voorlopige zorgregeling
3.3.
De rechtbank vindt het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] om een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vast te leggen. [minderjarige] ervaart immers al lange tijd veel weerstand tegenover het contact met haar vader. Het gaat met [minderjarige] helemaal niet goed. De complexe situatie tussen haar ouders speelt hierbij een belangrijke rol. De stress van de gehele situatie leidt op dit moment zelfs tot lichamelijke en geestelijke klachten bij [minderjarige] . De kindbehartiger van [minderjarige] heeft in haar verslag beschreven dat de kans bestaat dat alles wat vader tegen [minderjarige] ’s zin doet, maakt dat [minderjarige] nog verder van hem verwijderd zal raken. De rechtbank vindt het daarom niet in het belang van [minderjarige] om haar te verplichten om het contact met haar vader te herstellen. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] de komende periode rust kan gaan ervaren en dat zij geen verantwoordelijkheid voelt voor het verbeteren van de situatie. De rechtbank hoopt dat dit ervoor kan zorgen dat [minderjarige] ruimte kan gaan ervaren om na te denken over hoe zij over haar vader denkt en of en hoe ze het contact in de toekomst zou willen herstellen. Maar nu heeft zij die ruimte simpelweg niet, hoe verdrietig dat ook is voor zowel [minderjarige] als de vader.
3.4.
De rechtbank merkt hierover op dat zij het heel knap vindt dat de vader op de zitting heeft gezegd dat zijn prioriteit op dit moment niet ligt bij het contactherstel en dat hij [minderjarige] de ruimte wil geven. Zij geeft de vader daarbij mee dat uit de stukken blijkt dat [minderjarige] het wel prettig vindt dat haar vader haar kaartjes en brieven stuurt. Op deze manier ziet [minderjarige] dat de vader er is, dat hij aan haar denkt en dat hij initiatief neemt in het contact. Daarbij is wel van belang dat de vader geen appèl doet op [minderjarige] , en geen emotioneel beladen teksten aan haar stuurt. De rechtbank geeft de vader daarbij nog in overweging om deze kaarten voortaan via de GI naar [minderjarige] te sturen. Op die manier is zeker dat de kaarten bij [minderjarige] aankomen en kan de GI ook aan de vader terugkoppelen hoe [minderjarige] de kaarten heeft ontvangen.
De definitieve zorgregeling
3.5.
Gelet op het feit dat de rechtbank [minderjarige] bij beschikking van 29 september 2023 onder toezicht heeft gesteld en de komende zes maanden moet worden bekeken of de ondertoezichtstelling een positieve bijdrage zal leveren aan de ontwikkeling van [minderjarige] , zal de rechtbank de definitieve beslissing over de zorgregeling in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden aanhouden. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat over zes maanden opnieuw wordt bekeken welke beslissing met betrekking tot de zorgregeling op dat moment in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank streeft ernaar om de mondelinge behandeling van het verzoek van de vader over de zorgregeling gelijktijdig met de mondelinge behandeling van het aangehouden deel van het verzoek van de Raad tot een ondertoezichtstelling te laten plaatsvinden.
Dwangsom met betrekking tot de informatieregeling
3.6.
De rechtbank zal de door de rechtbank bij beschikking van 20 oktober 2022 vastgelegde informatieregeling enigszins aanvullen en aan die regeling een dwangsom verbinden, op de wijze zoals door de vader verzocht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
3.7.
In de beschikking van 7 maart 2022 heeft de rechtbank overwogen dat het niet nodig was om een informatieregeling vast te leggen, omdat de moeder op de zitting had gezegd de vader te zullen informeren. Vervolgens is er door de rechtbank bij beschikking van 20 oktober 2022 toch een informatieregeling vastgesteld, omdat de moeder de vader niet consequent en volgens afspraak informeerde. Uit de stukken en uit wat op de zitting is gezegd, is nu gebleken dat de moeder de informatieregeling nog altijd niet (geheel) nakomt en de vader niet consequent informeert. De moeder is echter verplicht om de door de rechtbank vastgelegde informatieregeling na te komen. Ouders hebben bovendien samen het gezag over [minderjarige] en de vader moet daarom ook over de juiste informatie beschikken om samen met de moeder beslissingen te nemen over [minderjarige] . Omdat [minderjarige] bij de moeder woont en geen contact heeft met de vader, is de vader daarbij afhankelijk van de informatie die hij van de moeder ontvangt. Ook vindt de rechtbank het belangrijk dat als het contact tussen de vader en [minderjarige] in de toekomst weer hersteld wordt, de vader op de hoogte is van het welzijn, de gezondheid, de ontwikkeling en de vrijetijdsbesteding van [minderjarige] . De rechtbank zal daarom een dwangsom bepalen van € 250,- per keer dat de moeder de informatieregeling niet of niet tijdig nakomt.
3.8.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat [minderjarige] voortaan zelf mag beslissen welke foto de moeder in het kader van de informatieregeling aan de vader dient op te sturen. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] begrijpt de rechtbank dat [minderjarige] het belangrijk vindt om deze foto zelf te mogen uitkiezen. [minderjarige] moet op deze foto wel goed zichtbaar in beeld zijn.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.9.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.
4. De beslissing
de rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de informatieregeling zoals vastgesteld door deze rechtbank bij beschikking van 20 oktober 2022 door de moeder moet worden nagekomen op straffe van een door de moeder aan de vader te betalen dwangsom van € 250,- per keer dat de moeder deze verplichting niet of niet geheel nakomt, waarbij de rechtbank bepaalt dat [minderjarige] voortaan zelf de foto mag kiezen die de moeder aan de vader zal versturen, waarbij [minderjarige] ’s gezicht wel goed zichtbaar moet zijn;
4.2.
houdt de beslissing over de definitieve zorgregeling aan tot
29 maart 2024,in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling, met het verzoek aan de advocaten om tijdig voor die datum te laten weten;
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is;
  • of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder zitting;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het verzoek van de vader om een voorlopige zorgregeling vast te stellen, af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 11 oktober 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.