ECLI:NL:RBMNE:2023:5417

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/558792 / JE RK 23-1118
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van mentaal welzijn en ouderlijke communicatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 september 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009, die ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, maar de kinderrechter heeft besloten deze voor zes maanden te verlenen. De minderjarige woont bij haar moeder, die zeer negatief over de vader spreekt, wat de ontwikkeling van het kind belemmert. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de minderjarige belast met volwassen zaken en dat er een gebrek aan emotionele toestemming is voor contact met de vader. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om te werken aan hun communicatie en om de minderjarige niet te belasten met hun conflicten. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van hulpverlening benadrukt, gezien de complexiteit van de situatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als een van de ouders in beroep gaat. De kinderrechter heeft aangegeven dat er over vijfeneenhalve maand een zitting zal plaatsvinden om de voortgang van de ondertoezichtstelling te bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/558792 / JE RK 23-1118
Datum uitspraak: 29 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor De Kinderbescherming,Midden-Nederland
,gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.S. Winter.
[vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
advocaat: mr. N. Schuerman,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 23 juni 2023;
  • de mail van de moeder met bijlagen van 27 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.

3.De verzoeken

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Voor de motivering van het verzoek van de Raad verwijst de kinderrechter naar het verzoekschrift van de Raad van 23 juni 2023. De Raad heeft haar verzoek op zitting als volgt nader gemotiveerd. De Raad ziet dat [minderjarige] zeer ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de zorgen over haar ontwikkeling toenemen. Maar de Raad vraagt zich wel af of een ondertoezichtstelling succesvol zal zijn. [minderjarige] wil namelijk niet meer in gesprek met hulpverleners en de Raad vindt het – zeker gelet op de leeftijd van [minderjarige] – belangrijk dat hierin naar haar wordt geluisterd. Hoewel de Raad begrijpt dat de vader de ondertoezichtstelling ziet als een soort laatste strohalm, wil de Raad benadrukken dat er binnen de ondertoezichtstelling in eerste instantie niet ingezet zal worden op contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Dat zit er gelet op de weerstand bij [minderjarige] op korte termijn niet in. De oplossing ligt bij de ouders. Zij moeten aan de slag en leren om weer met elkaar te kunnen communiceren. De Raad denkt niet dat een traject zoals ouderschapsbemiddeling voor deze ouders nog zin heeft, maar adviseert de ouders om bijvoorbeeld eens te kijken op de website van ScheidingsATLAS of te chatten met een ervaringsdeskundige. Daarnaast moet de moeder leren om de vader niet meer te zien als haar ex-partner, maar als de vader van [minderjarige] en om [minderjarige] emotionele toestemming te geven voor contact met haar vader.

4.De standpunten

Standpunt van [minderjarige]

4.1.
is het niet eens met het verzoek van de Raad. Zij wil met rust gelaten worden en met niemand meer in gesprek over wat er allemaal is gebeurd. Op dit moment staat zij niet open voor contact met haar vader en volgens de afspraken tussen ouders zou zij zelf mogen kiezen wanneer zij contact wil met haar vader. Ze wil ooit wel praten met haar vader en vertellen wat voor impact de situatie op haar heeft gehad.
Standpunt van de moeder
4.2.
De moeder wil dat het verzoek van de Raad wordt afgewezen. Zij ziet aan haar dochter dat zij moe is van de hele situatie en dat zij rust nodig heeft. [minderjarige] is haar vertrouwen in de vader verloren en is teleurgesteld. Doordat de vader nu een verzoek doet om een zorgregeling te laten vastleggen, terwijl ouders hadden afgesproken dat [minderjarige] zelf mocht kiezen wanneer ze haar vader zag, wordt aan de grenzen van [minderjarige] voorbij gegaan. De vader erkent niet wat zijn aandeel is geweest in de situatie en erkenning is precies wat [minderjarige] wel van hem nodig heeft. De moeder vreest dat een ondertoezichtstelling er alleen maar voor zorgt dat [minderjarige] zich verder gaat afzetten.
Standpunt van de vader
4.3.
De vader is het eens met het verzoek van de Raad. Het contactherstel is wel een wens maar heeft voor hem geen prioriteit. Hij wil vooral dat zijn dochter geen psychische druk meer ervaart vanuit de moeder. De vader ziet namelijk dat de moeder [minderjarige] zeer negatief belast met de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders en dat [minderjarige] onder druk wordt gezet om een bepaalde mening over de vader te delen met de moeder. Hierdoor heeft [minderjarige] ervoor gekozen haar vader niet meer te willen zien en ervaart zij zelfs lichamelijke klachten. De vader maakt zich dan ook enorme zorgen over zijn dochter. Er is in het verleden al veel geprobeerd om de situatie te verbeteren, maar ze zijn geen stap verder gekomen. Een ondertoezichtstelling is dan ook noodzakelijk.
Standpunt van de GI
4.4.
De GI vraagt zich af of een ondertoezichtstelling uitvoerbaar zal zijn, aangezien [minderjarige] niet in gesprek wil met hulpverleners. Als er een ondertoezichtstelling komt, dan zal de GI bekijken of de kindbehartiger van [minderjarige] nog verdere hulp zou kunnen bieden. Daarnaast moet er worden gekeken hoe ouders kunnen leren om naar elkaar te kijken als ouders, en niet meer als ex-partners. Zij moeten respectvol over elkaar leren praten en aan [minderjarige] laten zien dat conflicten kunnen worden opgelost.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden en de beslissing op het overige deel van het verzoek aanhouden. Dit betekent dat er een gezinsvoogd aan het gezin wordt toegevoegd die in het belang van [minderjarige] in het gedwongen kader hulpverlening zal inzetten. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
5.3.
De kinderrechter vindt dat aan dit wettelijk criterium is voldaan. [minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] zit klem tussen haar ouders. Uit het rapport van de Raad volgt dat de moeder zeer negatief praat over de vader, [minderjarige] belast met allerlei volwassen zaken en dat [minderjarige] vanuit de moeder geen emotionele toestemming ervaart om van haar vader te houden. Hoewel de moeder op de zitting heeft gezegd dat zij [minderjarige] niet negatief belast, ziet de kinderrechter dat anders. Zij constateert naar aanleiding van de brief van de moeder van 27 september 2023 en op basis van wat is gezegd op de zitting dat de moeder zeer geëmotioneerd en uiterst negatief reageert op de vader: er deugt in feite weinig aan hem. De moeder praat over en tegen de vader met een boosheid alsof de scheiding gisteren was, terwijl de ouders al vele jaren uit elkaar zijn. Hoewel de moeder dat wellicht niet bewust doet, diskwalificeert zij daarmee de vader niet alleen als ex-partner, maar ook als vader van [minderjarige] . Dit blijkt ook uit het feit dat de moeder zelf, zonder de vader hierover te informeren dan wel consulteren, allerlei gezagsbeslissingen neemt. Het lijkt of zij vindt dat zij méér ouder is van [minderjarige] dan de vader dat is. Het voorgaande maakt dat de kinderrechter zich ernstige zorgen maakt over de manier waarop de moeder de vader benadert en de impact hiervan op de ontwikkeling van [minderjarige] . Ook als de moeder, zoals zij zelf zegt, niet expliciet negatief is over de vader tegen [minderjarige] , kan het niet anders dan dat [minderjarige] dit oppikt. Daarbij merkt de kinderrechter op, zoals ook tijdens de zitting is besproken, dat even opvallend als zorgelijk is dat de brief die [minderjarige] aan de kinderrechter heeft gestuurd en de brief die de moeder aan de rechtbank heeft gestuurd veel overeenkomsten hebben.
5.4.
Met [minderjarige] gaat het, zacht uitgedrukt, niet goed. Haar ouders hebben allebei verteld dat zij vroeger een zonnetje was, maar dat het zonnetje uit is gegaan. Van een vrolijk kind is zij nu een puber bij wie de levenslust regelmatig weg lijkt te zijn. Ze heeft last van buikpijn waarvan onduidelijk is of die een somatische oorzaak heeft, heeft weinig energie, ze stopt emoties weg en ze heeft zeer sombere gedachtes. Daarnaast ziet de kinderrechter dat [minderjarige] afstand neemt van haar vader en zich erg tegen hem afzet. Dat vindt de kinderrechter zorgelijk. [minderjarige] wil al geruime tijd geen contact met hem en noemt hem ‘ [vader] ’. De kinderrechter is blij om te horen dat [minderjarige] inmiddels is aangemeld voor creatieve therapie en hoopt dat dit [minderjarige] de komende periode wat rust zal brengen.
5.5.
De kinderrechter snapt dat [minderjarige] met rust gelaten wil worden; zij heeft al veel mensen moeten spreken en heeft haar handen vol aan zichzelf staande houden. De kinderrechter volgt de moeder echter niet in haar standpunt dat dit maakt dat het verzoek om een ondertoezichtstelling moet worden afgewezen. Integendeel: het één sluit het ander niet uit. Niet [minderjarige] , maar de ouders, en met name de moeder moeten er de komende tijd aan werken dat de ontwikkelingsbedreiging wordt weggenomen. [minderjarige] heeft de afgelopen jaren veel te veel op haar schouders gehad, en mag nu gaan ervaren dat de volwassenen om haar heen zich gaan inzetten voor verbetering van de situatie.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat hulpverlening in het vrijwillig kader gezien de complexiteit van de problematiek in dit geval niet volstaat. Dit heeft tot nu toe immers nog onvoldoende verandering teweeg gebracht. Er is een gezinsvoogd nodig die regie neemt bij de vraag wat ervoor nodig is om het belang van [minderjarige] weer voorop te laten staan en die erop toeziet dat [minderjarige] niet nog meer wordt belast. De kinderrechter onderstreept daarbij dat het nu écht aan de ouders, en met name de moeder, is om voor [minderjarige] het verschil te gaan maken. De gezinsvoogd kan hen daarbij helpen, maar het zijn uiteindelijk alleen de ouders die een verandering voor [minderjarige] teweeg kunnen brengen. De moeder heeft gezegd dat zij haar energie wil richten op [minderjarige] om ervoor te zorgen dat het met haar beter gaat. Precies dat is wat de kinderrechter van de moeder verwacht, zij het dat de kinderrechter van oordeel is dat de moeder daarvoor iets anders moet doen dan wat de moeder voor ogen heeft.
5.7.
De kinderrechter ziet aanleiding om de ondertoezichtstelling korter te verlenen dan verzocht, namelijk voor de duur van zes maanden, en de beslissing op de rest van het verzoek aan te houden. Er is in dit gezin namelijk al veel hulpverlening ingezet en de komende periode moet worden bekeken of de ondertoezichtstelling een positieve bijdrage kan leveren. Dit maakt dat de kinderrechter over circa vijfeneenhalve maand op een zitting met de ouders, de advocaten van de ouders, de Raad en de GI de stand van zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling wil bespreken en wil horen van de Raad en de GI of de ondertoezichtstelling op een positieve wijze bijdraagt aan de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] zal worden uitgenodigd om, als zij dit wenst, tijdens een kindgesprek (of via een brief) haar visie op een verlenging van de ondertoezichtstelling te geven.
5.8.
Uit het raadsrapport blijkt dat binnen de ondertoezichtstelling in ieder geval aan de volgende doelen moet worden gewerkt:
  • [minderjarige] heeft een moeder die positief spreekt over vader en haar eigen emoties deelt met iemand anders dan [minderjarige] . Moeder belast [minderjarige] niet met zaken die tussen haar en vader spelen.
  • [minderjarige] heeft een vader die haar laat zien dat hij om haar geeft en van haar houdt. Hij belast [minderjarige] niet met volwassen zaken die tussen hem en moeder spelen.
  • [minderjarige] voelt de emotionele ruimte om na te denken over hoe zij het contact met vader vorm wil geven en contact met vader komt van de grond als [minderjarige] eraan toe is.
  • [minderjarige] leert haar emoties kennen en uiten.
  • [minderjarige] ’s fysieke klachten worden onderzocht en indien nodig behandeld.
  • De hulpverlening van het Buurtteam vindt doorgang en zij onderzoeken wat [minderjarige] nodig heeft om haar emoties te uiten zodat zij zich kan focussen op school, vriendinnen en haar eigen leven steeds meer vorm kan geven. Ook onderzoeken zij wat moeder nodig heeft om [minderjarige] niet meer te belasten.
De uitvoerbaar bij voorraad
5.9.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kinderrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

6.De beslissing

de kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van
29 september 2023tot
29 maart 2024;
6.2.
verzoekt de Raad en de GI om uiterlijk
29 februari 2024aan de rechtbank te rapporteren over de stand van zaken binnen de ondertoezichtstelling;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek van de Raad voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting vóór
29 maart 2024en verzoekt de griffier de GI, de Raad, de vader en zijn advocaat en de moeder en haar advocaat op te roepen voor die zitting en [minderjarige] voor een kindgesprek voorafgaand aan die zitting;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 11 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.