ECLI:NL:RBMNE:2023:5416

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/559317 / JE RK 23-1193
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een baby in het kader van zorg voor de ouders en het kind

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 september 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een baby, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 4 juli en 14 juli 2023 tussenbeschikkingen gegeven, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 14 oktober 2023. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en hun advocaten aanwezig waren. De kinderrechter heeft de zorgen van de gezinsvoogd over het middelengebruik van de ouders, met name de moeder, als zeer ernstig beoordeeld. Er zijn signalen dat de moeder middelen heeft gebruikt, wat zorgwekkend is in het kader van de zorg voor een baby. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om open te zijn over hun middelengebruik om de benodigde hulpverlening te kunnen inzetten.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd voor de duur van acht weken, tot 24 november 2023. Dit is gedaan in het belang van de verzorging en opvoeding van het kind, zoals vastgelegd in artikel 1:265c van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft benadrukt dat de tijd voor een baby cruciaal is en dat het 2thepoint-traject, dat het perspectief van [minderjarige] moet onderzoeken, nog niet is gestart vanwege wachtlijsten. De kinderrechter heeft de gezinsvoogd aangespoord om alle mogelijke opties voor de toekomst van [minderjarige] te onderzoeken, inclusief een mogelijke thuisplaatsing bij de vader of andere familieleden. De ouders hebben goed contact met de pleegmoeder en de omgang met [minderjarige] verloopt positief, maar de kinderrechter heeft ook aandacht gevraagd voor de hechting tussen [minderjarige] en haar ouders.

De kinderrechter heeft de verdere beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing aangehouden en verzocht om een update over de stand van zaken met betrekking tot het netwerk- en perspectiefonderzoek van [minderjarige]. De kinderrechter heeft een nieuwe zitting gepland op 21 november 2023 om 9.00 uur.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/559317 / JE RK 23-1193
Datum uitspraak: 29 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
DE JEUGD & GEZINSBESCHERMERS, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B.H van der Zwan.
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. I. Roos.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 juli 2023 en op 14 juli 2023 tussenbeschikkingen gegeven. In de tussenbeschikking van 14 juli 2023 is de machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een pleeggezin verlengd tot 14 oktober 2023 en het overige deel van het verzoek aangehouden. Voor het procesverloop tot 14 juli 2023 verwijst de kinderrechter naar die tussenbeschikking.
1.2.
Daarna heeft de kinderrechter nog de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de moeder met bijlagen van 20 september 2023;
  • de brief van de GI met bijlagen van 25 september 2023;
  • de mail van de vader met bijlagen van 26 september 2023;
  • de mail van de moeder met bijlagen van 28 september 2023;
  • de aanvullende stukken van de GI van 28 september 2023.
1.3.
Op 29 september 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
Mevrouw [A] was namens de GI aanwezig via MS Teams.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 maart 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 21 maart 2024.
2.4.
Bij beschikking van 4 juli 2023 is [minderjarige] met een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier weken in een pleeggezin geplaatst. Dat gebeurde nadat zowel de moeder als [minderjarige] positief testten op alcohol. De oudste drie kinderen van de moeder, die een andere vader hebben, zijn op die datum ook met spoed uit huis geplaatst bij hun vader. De beslissing op het resterende deel van het verzoek van de GI, om een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen heeft de kinderrechter aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van 14 juli 2023 is de machtiging om [minderjarige] in een pleeggezin te plaatsen vervolgens verlengd tot 14 oktober 2023 en is het resterende verzoek van de GI om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek. Dat betekent dat zij wil dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] wordt verlengd tot 14 januari 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Voor de onderbouwing van het verzoek van de GI verwijst de kinderrechter naar de brief van de GI van 25 september 2023. De GI heeft haar verzoek op de zitting als volgt nader toegelicht. De grootste zorg van de gezinsvoogd zit nog altijd in de openheid van de ouders over middelengebruik. Zij erkennen niet dat zij middelen gebruiken terwijl er veel aanwijzingen zijn dat dat wel zo is. Middelengebruik is uiteraard een zorg bij jonge ouders, maar is, in de woorden van de gezinsvoogd, niet het einde van de wereld. Maar het vraagt wel aandacht en hulpverlening. En zolang het gebruik door de ouders niet erkend wordt, kan er ook geen hulpverlening worden ingezet. Met betrekking tot het perspectiefonderzoek van [minderjarige] heeft de GI uitgelegd dat de ‘beoordelingsboog’ van De Rading recent is afgerond en dat De Rading op korte termijn zal starten met een 2thepoint-traject, om het perspectief van [minderjarige] te onderzoeken. Er zijn wachtlijsten voor dat traject. Als het is gestart zal het zes tot negen maanden in beslag nemen. Binnen dit traject zal ook de mogelijkheid van een plaatsing bij de vader thuis worden onderzocht en zal contact op worden genomen met de broer en schoonzus van de vader om te bekijken of een netwerkplaatsing bij hen een mogelijkheid is. Verder zien de ouders [minderjarige] op dit moment gedurende anderhalf uur per week, begeleid door een pleegzorgmedewerker van De Rading . De omgang verloopt goed. Het is wel een zorg dat [minderjarige] zich tijdens de omgang lijkt te overstrekken en gebalde vuistjes heeft. Verder heeft de gezinsvoogd van zowel De Rading als de pleegmoeder begrepen dat [minderjarige] na de omgangsmomenten zeer vermoeid is. Dit is ook de reden dat er tot op heden nog geen structureel contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en de oudere kinderen van de moeder. De GI vindt dit echter wel belangrijk en is daarom bezig met de vormgeving hiervan.

4.De standpunten

Het standpunt van de vader

4.1.
De vader is het niet eens met het verzoek van de GI. Er moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing met hulpverlening thuis. De vader pleit daarom voor een korte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, bijvoorbeeld voor vier of acht weken. Volgens de vader is er namelijk onvoldoende aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing voor de gehele verzochte duur toe te wijzen. Daar komt bij dat [minderjarige] nog heel jong is en de hechting tussen haar en de ouders daarom nu van extra groot belang is. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de gehele verzochte duur overschrijdt dan ook de aanvaardbare termijn. De vader snapt verder niet waarom de GI nog niet heeft getoetst of [minderjarige] bij hem thuis kan worden geplaatst. Hij is de afgelopen periode steeds negatief getest op middelen, is beschikbaar voor [minderjarige] , heeft een eigen woning en netwerk en staat open voor hulpverlening. Ook zijn de omgangsmomenten tussen de ouders en [minderjarige] goed verlopen en pakken de ouders de tips van de pleegzorgmedewerker op. Tot slot kan de GI nog bekijken of een plaatsing bij de broer en schoonzus van de vader mogelijk is, zodat [minderjarige] in ieder geval in het netwerk verblijft en vanuit daar weer naar huis kan.
Het standpunt van de moeder
4.2.
De moeder is het ook niet eens met het verzoek van de GI en vindt net als de vader dat er moet worden toegewerkt naar een thuisplaatsing met hulpverlening. Een 2thepoint-traject dat zes of negen maanden duurt is voor [minderjarige] écht te lang en overschrijdt de aanvaardbare termijn. Daar komt bij dat de moeder de afgelopen periode, op twee testen na, negatief is getest op middelen. De moeder heeft op de zitting echter uitgelegd wat voor situaties aan deze positieve testen ten grondslag lagen. Zij heeft namelijk gegeten in een Japans restaurant waar het eten wordt afgeblust met kookwijn en vermoedt dat er cocaïne in haar drankje terecht is gekomen op het moment dat zij bij haar verslaafde buurman over de vloer was om hem te ondersteunen. Verder werken de ouders overal aan mee, houden zij zich aan afspraken en verloopt de omgang tussen de ouders en [minderjarige] goed.

5.De beoordeling

De beslissing

5.1.
De kinderrechter wijst het aangehouden deel van het verzoek van de GI toe voor de duur van acht weken en houdt de rest van het verzoek aan. Dat betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor nu zal worden verlengd tot 24 november 2023. Hierna zal de kinderrechter uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Het centrale punt in deze zaak is de openheid over het middelengebruik door de ouders, en met name het gebruik door de moeder. Er zijn signalen dat de moeder heeft gebruikt ten tijde van de zwangerschap, en ook daarna. De moeder heeft daarvoor steeds verklaringen: alcoholvrije wijn die toch alcohol moet hebben bevat. Eten dat met saké is afgeblust. Iemand die iets in haar drankje heeft gedaan. De kinderrechter kan niet beoordelen wat waar is. De kinderrechter is het wel met de gezinsvoogd eens dat de positieve testen op alcohol en cocaïne zorgelijk zijn. In algemene zin geldt dat afhankelijkheid van middelen of zucht daarnaar zorgelijk is, zeker in combinatie met de zorg voor een baby. Dat het voor ouders heel moeilijk is om daarover open te zijn uit angst om hun kindje kwijt te raken, is ook begrijpelijk. Maar tegelijkertijd is het nu juist belangrijk dat de ouders daarover wel open zijn, juist om te kijken welke hulp er nodig is in verband met het ouderschap en om te beoordelen wat er wel kan. De kinderrechter heeft de ouders tijdens de zitting daarom op het hart gedrukt om open te zijn over eventueel middelengebruik. Als de verklaring van de moeder voor de positieve testen wel klopt, dan is het heel belangrijk dat zij de komende tijd iedere plek mijdt waar middelen zijn. Op die manier voorkomt zij iedere kans op een positieve test.
5.4.
Het andere prangende punt in deze zaak is tijd. Tijd is bij een uithuisplaatsing van een kind altijd kostbaar, maar bij de uithuisplaatsing van een baby is dat nog meer het geval. De tijd waar binnen het perspectief van een baby duidelijk moet zijn – de zogenaamde aanvaardbare termijn – is immers heel kort. De kinderrechter vindt het bijzonder zorgelijk dat het 2thepoint-traject, waarin het perspectief van [minderjarige] wordt onderzocht, nog niet is gestart doordat er wachtlijsten zijn. Dat traject neemt, als het eenmaal is gestart, zes tot negen maanden in beslag. Die termijn valt min of meer samen met de aanvaardbare termijn voor een baby. Om die reden is van groot belang dat het traject zo snel mogelijk na een uithuisplaatsing start. [minderjarige] is inmiddels drie maanden uit huis geplaatst en het traject moet nog beginnen. De kinderrechter betreurt dat zeer.
De kinderrechter merkt daarbij op dat de tijd evenzeer dringt voor de ouders. Als zij dingen over hun middelengebruik verzwijgen, gaat er ook kostbare tijd verloren. Tijd waarin kan worden onderzocht wat de ouders nodig hebben om voor [minderjarige] te kunnen zorgen.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing niet verlengen met de door de GI verzochte duur. De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] daarom voor de duur van
acht wekenen houdt de rest van het verzoek van de GI aan. Daarbij geeft de kinderrechter de GI mee dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat zij de komende periode alles uit de kast zal halen om duidelijkheid te krijgen over het perspectief van [minderjarige] . De kinderrechter begrijpt dat de GI geen invloed heeft op de wachtlijst voor het 2thepoint-traject, maar zij hoopt toch dat de GI haar uiterste best zal doen om ervoor te zorgen dat dit zo snel mogelijk van start kan gaan. Daarbij gaat de kinderrechter er ook vanuit dat de GI alle andere mogelijke opties, zoals een thuisplaatsing bij de vader (met hulpverlening), een plaatsing in een moeder-kind huis, een plaatsing bij de broer en schoonzus van de vader, een deeltijd uithuisplaatsing en een thuisplaatsing bij de moeder thuis met hulpverlening, grondig zal bekijken.
5.6.
Onderdeel van het in kaart brengen van de (on)mogelijkheden is om de omgang tussen de ouders en [minderjarige] zo mogelijk (fors) uit te breiden. De anderhalf uur per week die zij elkaar nu zien is heel weinig, met het oog op hechting van [minderjarige] aan de ouders en het bepalen van haar opvoedperspectief. De gezinsvoogd heeft uitgelegd dat de omgang veel van [minderjarige] vraagt. Zij overstrekt zich en heeft gebalde vuistjes. Na de omgang is zij zeer vermoeid. De ouders hebben daar tegenin gebracht dat het overstrekken volgens de pleegmoeder een algemeen probleem is, waarvoor [minderjarige] naar een kinderfysiotherapeut gaat, en dat dat niet gebeurt specifiek tijdens de omgang. Hoewel de frequentie van de omgang tussen de ouders en [minderjarige] nu de eerste prioriteit heeft, vraagt ook de omgang tussen [minderjarige] en haar zus en broers aandacht, zowel vanuit het perspectief van [minderjarige] als dat van de oudere kinderen.
5.7.
Uit de stukken en wat is gezegd op de zitting, ten slotte, is gebleken dat [minderjarige] zich in het pleeggezin goed ontwikkelt. Het contact tussen de pleegmoeder en de ouders is goed. Ouders vinden dat de pleegmoeder goed voor [minderjarige] zorgt en zij zijn bereid om de tips van de pleegzorgmedewerker tijdens de omgangsmomenten op te volgen.
5.8.
De kinderrechter verneemt graag
vóór 21 november 2023van de (advocaat van de) moeder, de (advocaat van de) vader en de GI wat de stand van zaken is met betrekking tot in ieder geval het netwerk- en perspectiefonderzoek van [minderjarige] , en of de GI haar verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt. De kinderrechter gaat er daarbij vanuit dat de GI ervoor zorgt dat de stukken op de juiste wijze worden uitgewisseld, zodat beide ouders over voldoende tijd en ruimte beschikken om de nieuwe informatie met hun advocaten te bespreken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin tot 24 november 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de verdere beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing aan, in afwachting van de informatie die de kinderrechter van de GI en de (advocaat van de) moeder en de (advocaat van de) vader ontvangt, met het verzoek aan de GI en de (advocaat van de) moeder en de (advocaat van de) vader om
vóór 21 november 2023te laten weten wat de stand van zaken is met betrekking tot (in ieder geval) het netwerk- en perspectiefonderzoek van [minderjarige] , en of de GI haar verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt;
6.4.
vraagt de griffier om partijen op te roepen voor de mondelinge behandeling van
21 november 2023 om 9.00 uur,welke gehouden wordt bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw, Vrouwe Justitiaplein 1.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 11 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.