ECLI:NL:RBMNE:2023:5409

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/559756 / JE RK 23-1253
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe gezinsdynamiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 september 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die al bijna zes jaar onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland. De moeder van [minderjarige] heeft herhaaldelijk gezagsbeslissingen getraineerd, terwijl de vader zich constructief probeert op te stellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders niet als een communicatieprobleem moet worden bestempeld, maar dat de moeder op een autonome wijze handelt in zaken die zij belangrijk vindt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 5 september 2024, omdat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog steeds aanwezig is en de doelen van de ondertoezichtstelling onvoldoende zijn behaald. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de betrokkenheid van de gezinsvoogd noodzakelijk blijft, gezien de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige]. De moeder is niet verschenen op de zitting en heeft verweer gevoerd tegen de verlenging, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie niet verbeterd is en dat de moeder onvoldoende initiatief toont om de situatie te veranderen. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/559756 / JE RK 23-1253
Datum uitspraak: 29 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [2014] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.V. Panigua.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 september 2023 een tussenbeschikking gegeven. In deze beschikking is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 5 oktober 2023 en is het overige deel van het verzoek aangehouden. Voor het procesverloop tot 1 september 2023 verwijst de kinderrechter naar die tussenbeschikking.
1.2.
Daarna heeft de kinderrechter nog de volgende stukken ontvangen:
  • het verweerschrift van de moeder van 26 september 2023;
  • de mail van de vader met bijlagen van 28 september 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de advocaat van de moeder;
- de heer [A] namens de GI.
De moeder is niet op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] staat ingeschreven op het adres van de moeder. Tussen de ouders geldt een co-ouderschapsregeling.
2.3.
[minderjarige] is op 5 december 2017 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 5 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek. Dat betekent dat zij wil dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt verlengd tot 5 september 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Voor de motivering van het verzoek van de GI verwijst de kinderrechter naar het verzoekschrift van de GI van 13 juli 2023. De GI heeft haar verzoek op zitting als volgt nader gemotiveerd. De GI vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk, om waar nodig te kunnen blijven bijsturen. Het lukt de moeder onvoldoende om met de gezinsvoogd samen te werken. De gezinsvoogd ziet in de onderlinge communicatie tussen de ouders dat vader netjes reageert op de moeder, maar dat de moeder snel boos en geïrriteerd reageert. Daarom heeft de GI geprobeerd om een traject ‘parallel ouderschap’ in te zetten. De vader is daar inmiddels mee gestart, maar bij de moeder is het nog niet van de grond gekomen. De gezinsvoogd maakt zich ook zorgen over de vakanties, omdat de moeder steeds kort van te voren de afspraken wijzigt of geen toestemming geeft aan de vader voor een vakantie met [minderjarige] . De gezinsvoogd heeft de afgelopen periode geen schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven, omdat hij denkt dat dit geen zin heeft. Het gedrag van de moeder verandert daardoor immers niet wezenlijk.

4.De standpunten

Het standpunt van de vader

4.1.
De vader maakt zich heel erg zorgen over de situatie. [minderjarige] ontwikkelt zich gelukkig goed, maar de situatie tussen ouders is nog steeds niet verbeterd. De vader probeert constructief te communiceren met de moeder, maar moeder werkt op geen enkele manier mee. Hij vindt het daarom noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling nog een jaar verlengd wordt, maar vindt ook dat er op andere manieren, zowel juridisch als met hulpverlening, gestreefd moet worden naar een houdbare situatie.
Het standpunt van de moeder
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder ziet geen meerwaarde meer in een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder denkt namelijk dat er binnen het vrijwillig kader aan de doelen kan worden gewerkt en dat een gedwongen kader niet meer noodzakelijk is. De ondertoezichtstelling loopt immers al lang en [minderjarige] ontwikkelt zich adequaat. De doelen van de ondertoezichtstelling lijken enkel nog gericht op de verbetering van de communicatie tussen ouders. Als de kinderrechter wel van oordeel is dat de betrokkenheid van de gezinsvoogd nog noodzakelijk is, dan stelt de moeder voor om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur te verlengen of dat bij een verlenging met de door de GI verzochte duur, aan de GI een duidelijke opdracht wordt gegeven om in de komende periode na te gaan wat er concreet nodig is voor ouders om naar het vrijwillig kader te gaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 5 september 2024. Hierna zal de kinderrechter uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen op grond van artikel 1:260, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hiervoor is het noodzakelijk dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255, eerste lid, BW. De kinderrechter moet daarom beoordelen of [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en de benodigde zorg door de gezaghebbende ouders niet of onvoldoende wordt geaccepteerd.
5.3.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het voornoemde wettelijke criterium. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is nog steeds aanwezig en de doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog onvoldoende behaald. De kinderrechter constateert dat [minderjarige] zich ‘aan de oppervlakte’ op zichzelf goed ontwikkelt. Zij doet het goed op school en ook sociaal gaat het goed met haar. Tegelijkertijd maakt de kinderrechter zich grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Al sinds haar geboorte is er sprake van een zeer complexe situatie tussen haar ouders. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] loopt intussen al bijna zes jaar. De kern van de problematiek zoals geschetst door de GI, en de daarbij horende doelen van de ondertoezichtstelling, is de verstandhouding en communicatie tussen de ouders. De kinderrechter is echter van oordeel dat – in ieder geval nu – ten onrechte wordt gesproken over een communicatieprobleem
tussen de ouders. In de stukken die ten grondslag liggen aan het onderhavige verzoek ziet de kinderrechter namelijk een vader die zijn uiterste best doet om op een rustige en constructieve manier met de moeder te communiceren. Daarbij loopt hij continu op eieren, zo lijkt het. De kinderrechter ziet een moeder die, bewust of onbewust, van iedere (gezags)beslissing over [minderjarige] een ware uitputtingsslag maakt. Exemplarisch daarbij is de mailwisseling tussen de ouders over de zomervakantie van de vader met [minderjarige] . De vader heeft 15 bladzijden aan email-correspondentie overgelegd, beginnend met het verzoek van de vader aan de moeder om toestemming te geven voor de zomervakantie in Europa en voor het aanvragen van een paspoort. De moeder zegt dat zij wil meewerken. Vervolgens stelt zij voorwaarden aan die toestemming en eisen aan de vader, en wanneer daaraan is voldaan door de vader stelt zij weer aanvullende voorwaarden en eisen. De slotsom is dat de vader de vakantie naar het buitenland annuleert. Een aantal weken later vraagt de moeder aan de vader een spoedpaspoort wil regelen voor [minderjarige] , vanwege een familielid dat op de IC ligt in […] . Het blijkt te gaan om de overgrootmoeder van [minderjarige] die stervende is. Als de vader de moeder antwoordt dat voor die reis zijn toestemming nodig is, en enkele vragen stelt, zoals hoe lang de moeder van plan is naar […] af te reizen met [minderjarige] , reageert de moeder geagiteerd dat de vader geen antwoord geeft op haar simpele vraag over het paspoort. Een antwoord op de vragen van de vader of een verzoek tot toestemming komt er niet. Een ander voorbeeld is de scouting. Door zowel school als KOOS waren de ouders geadviseerd om [minderjarige] aan te melden voor een sport of andere vrijetijdsbesteding, ter versterking van haar zelfbeeld en vergroting van haar sociale netwerk en plezier. Nadat [minderjarige] lang op de wachtlijst heeft gestaan, kan zij op enig moment worden aangemeld voor scouting. Nadat de vader dat aan de moeder meldt, mailt de moeder terug dat zij [minderjarige] heeft aangemeld voor fysiotherapie en dat zij om die reden voorlopig niet op scouting kan gaan. De kinderrechter vindt het contrast even treffend als pijnlijk. Toestemming van de moeder aan de vader voor dingen die in beginsel in het belang van [minderjarige] zijn – een zomervakantie, een hobby – worden door de moeder getraineerd en uiteindelijk niet gegeven. Andersom meent de moeder gezagsbeslissingen – een reis naar […] en een traject bij de fysiotherapeut – zelf te kunnen nemen, zonder de vader om toestemming te vragen of zelfs hem daarover te informeren. De kinderrechter vindt dat bijzonder kwalijk. De moeder maakt dingen die voor [minderjarige] en haar ontwikkeling belangrijk zijn daarmee onmogelijk, en zij houdt zowel haar dochter als de vader lang in onzekerheid over haar toestemming, met alle spanning van dien. Misschien het meest schrijnende voorbeeld is de Avondvierdaagse. De moeder besluit om [minderjarige] niet mee te laten lopen op de dagen dat zij bij haar verblijft. Dat leidt ertoe dat [minderjarige] twee dagen wel, en twee dagen niet meeloopt. Het beeld van een meisje dat bijna letterlijk wordt verscheurd dringt zich daarbij op.
Wat de situatie extra zorgelijk maakt, is dat de moeder weinig tot niets lijkt te doen om deze situatie te veranderen. Waar de vader is gestart met het traject ‘parallel ouderschap’ en hiervan leert, is het traject van de moeder nog steeds niet van de grond gekomen omdat zij dat bij een eigen gekozen organisatie wil volgen. Dat de moeder nu vindt dat de hulpverlening wel in een vrijwillig kader verder kan, geeft naar het oordeel van de kinderrechter helder aan dat het probleembesef bij de moeder ontbreekt, evenals het aandeel van de moeder daarin. De kinderrechter betreurt het dat de moeder ook niet naar de zitting is gekomen, naar eigen zeggen omdat dat in combinatie met haar zieke grootmoeder te zwaar was. Hoewel de kinderrechter er vanuit gaat dat bij de moeder geen sprake is van onwil maar van onmacht, maakt dat de gevolgen van het handelen van de moeder voor [minderjarige] niet minder zorgelijk. Dat de vader nog steeds beleefd en rustig mailt met de moeder vindt de kinderrechter een groot compliment waard.
5.4.
Gezien de grote zorgen vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de gezinsvoogd betrokken blijft. De ontwikkelingsbedreiging is er nog steeds en het lukt de ouders niet om die in een vrijwillig kader weg te nemen. De kinderrechter is echter van oordeel dat na zes jaar tevergeefs inzetten op verbetering van de communicatie tussen de ouders het nu tijd is om de nadruk te leggen op de vraag wat [minderjarige] nodig heeft om deze situatie te dragen. Daarbij vindt de kinderrechter ook van belang dat de vader tijdens de zitting heeft verklaard de situatie zelf niet veel langer vol te houden. De GI heeft daarbij aangegeven dat er gekeken moet worden in hoeverre het in stand blijven van het gezamenlijk gezag haalbaar en wenselijk is, nu dat is waar het steeds zo misloopt. Als de vader een verzoek eenhoofdig gezag indient, steunt de GI hem daarin, zo verklaarde de gezinsvoogd.
5.5.
De kinderrechter is het ten slotte met de GI eens dat een verlenging van de ondertoezichtstelling tot 5 september 2024 een passende termijn is en ziet gelet op het verloop van de ondertoezichtstelling tot nu toe geen aanleiding om de ondertoezichtstelling korter te verlengen, zoals door de moeder verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 5 september 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 10 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.