Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
2. de stichting
STICHTING TRIADE-VITREE,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Lelystad,
eisers,
1.De procedure
- de dagvaarding met daarbij gevoegd de producties 1 tot en met 26 en de daarna nog
toegezonden producties 27 tot en met 31,
- de conclusie van antwoord van Gemeente Almere met producties 1 tot en met
4.
- de dagvaarding met daarbij gevoegd de producties 0 tot en met 43,
- de conclusie van antwoord van Gemeente Almere met producties 1 en 2.
Partijen hebben daarna hun standpunt aan de hand van spreekaantekeningen verder toegelicht, vragen van de voorzieningenrechter beantwoordt en in tweede termijn op elkaars standpunten gereageerd. Partijen hebben uiteindelijk om vonnis gevraagd.
2. Waar gaan de zaken over?
en Urk (hierna samen te noemen: de Regio) drie inkoopprocedures voor jeugdhulp in de regio Flevoland georganiseerd. [1] Hierna wordt alleen Gemeente Almere genoemd, omdat zij de gedaagde partij is, maar het gaat bij deze inkoopprocedures dus over de Regio.
Perceel 1 Thuis op Maat (TOM)
Perceel 2 Gezinsgericht wonen
2.1 Pleegzorg
2.2 Gezinshuis
2.3 Kamertrainingscentrum/Fasehuis
2.4 Woon- en leefgroep
Perceel 3 Behandeld wonen
3.1. Behandeld wonen
3.2. Behandeld wonen specialistisch 3-milieus klimaat
3.3 Jeugdhulp Plus
2 (volledig) en 3.1, en Pluryn op de percelen 1, 2.2. en 3 (volledig). Zij stellen zich echter allebei op het standpunt dat de inkoopprocedure moet worden gestaakt en aangepast, omdat deze procedure niet deugt. Zij voeren daarvoor als redenen aan dat:
a. er geen reële prijs zoals bedoeld in de Jeugdwet is vastgesteld,
b. er disproportionele voorwaarden worden gesteld,
c. de eis die wordt gesteld over kleinschalig wonen niet transparant is.
1. de inkoopprocedure te staken,
2. de inkoopprocedure aan te passen zodat het in overeenstemming is met de daarvoor
geldende wettelijke regels,
3. een nieuwe datum voor inschrijving van de aangepaste inkoopprocedure te
bepalen.
Vitree en Pluryn krijgen (grotendeels) gelijk. Hierna wordt onder de beoordeling uitgelegd waarom dat zo is. Daarbij komen de volgende hoofdonderwerpen aan bod:
A. De inrichting van de inkoopprocedure
B. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur
C. Reële prijs?
D. Disproportionele voorwaarden?
E. Eis met betrekking tot kleinschalig wonen transparant?
F. De toewijsbaarheid van de vorderingen van Vitree en Pluryn
G. Proceskosten
H. Uitvoerbaar bij voorraad.
3.De beoordeling
De inrichting van de inkoopprocedure3.1. De inkoopprocedure is georganiseerd in de vorm van een aanbestedingsprocedure voor Sociale en andere Specifieke diensten (SAS) zoals bedoeld in artikel 2.38 Aanbestedingswet 2012 (Aw).
1 jaar. Dat laatste mag gemeente Almere maximaal drie keer doen. De maximale looptijd is dus 6 jaar. Na de eerste verlenging door gemeente Almere bestaat er voor de jeugdhulp-aanbieder de mogelijkheid om af te zien van een door Gemeente Almere gewenste verdere (tweede en derde) verlenging van de overeenkomst. De jeugdhulpaanbieder moet dan onderbouwd aantonen dat de tarieven, ondanks de jaarlijkse indexering, niet langer reëel zijn.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur3.4. Partijen zijn het er terecht over eens dat Gemeente Almere de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, in acht moet nemen.
C.
Reële prijs?
1. het beoordelingskader,
2. Pluryn monopolist voor hoog specialistische jeugdzorg aan een specifieke groep
jeugdigen,
3. de manier waarop Gemeente Almere de prijs heeft vastgesteld,
4. de argumenten van Vitree en Pluryn:
- overhead (Vitree en Pluryn)
- maximale behandelduur bij behandeld wonen (Vitree)
- aantal uren voor begeleiding en behandeling bij behandeld wonen (Vitree)
- bezettingsgraad (Vitree)
- onderscheid complexe zorg en niet complexe zorg (Pluryn)
- cao verdeling
1. Het beoordelingskader3.8. Gemeenten zijn er op grond van de Jeugdwet voor verantwoordelijk dat er een kwantitatief en kwalitatief toereikend aanbod van jeugdhulp beschikbaar is (artikel 2.3 in relatie met artikel 2.6 lid 1 sub a Jeugdwet). Gemeenten kunnen deze jeugdhulp door derden laten verrichten en moeten als zij dat doen voor die jeugdhulp een reële prijs vaststellen (artikel 2.11 Jeugdwet). Dat betekent dat er een goede verhouding moet zijn tussen de prijs en de kwaliteit van de te leveren jeugdhulp. De prijs mag daarbij niet ten koste gaan van de kwaliteit.
1.
OnderzoeksverplichtingGemeenten moeten om de tarieven te kunnen vast te stellen een gedegen
kostprijsonderzoek doen. De tarieven moeten tot stand komen in een transparant
proces naar en met de jeugdhulpaanbieders. De tarieven moeten daarnaast voor de
zorgaanbieders herleidbaar en herkenbaar zijn.
2.
Omstandigheden waarmee rekening moet worden gehoudenBij het vaststellen van de tarieven moet rekening worden gehouden met:
a. de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke
arbeidsvoorwaarden,
b. de uitvoeringswerkelijkheid (de praktijk) en de kostprijs van een redelijk
efficiënt functionerende aanbieder (jeugdhulpverlener). De tarieven
hoeven dus niet voor iedere aanbieder (jeugdhulpverlener) kostendekkend
te zijn.
c. specifieke omstandigheden verbonden aan de regio waarin de hulp wordt
verleend,
d. bepaalde organisatie specifieke aspecten, zoals bijvoorbeeld zorginhoud,
complexiteit van zorg, de kosten van vastgoed, de beschikbaarheid van
voldoende gekwalificeerd personeel, aanrijtijden bij crisis en bepaalde
specialisaties.
OnderbouwingsverplichtingGemeenten moeten onderbouwen dat zij bij de vaststelling van de tarieven voldoen
aan de eisen van de Jeugdwet. Zij moeten inzichtelijk maken hoe de tarieven tot
stand gekomen zijn en dat deze reëel zijn. Gemeenten moeten daarbij inzicht geven
in hun bevindingen en afwegingen bij het vaststellen van de tarieven, zodat kan
worden getoetst of voldoende rekening is gehouden met de hiervoor onder 2
genoemde omstandigheden. Dit inzicht moet al vóór de inschrijvingsdatum worden
gegeven. Deelnemende zorgaanbieders moeten voordat zij hun beslissing nemen of
zij willen inschrijven kunnen nagegaan of de gemeente reële tarieven heeft
vastgesteld. De gemeenten moeten (ook) uit zichzelf aan deze onderbouwings-
verplichting voldoen. Er geldt dus, niet zoals Gemeente Almere kennelijk meent,
een “piepsysteem”.
-
de Verordening jeugdhulp 2022 van Gemeente Almereen dan vooral artikel 4.2
van die verordening waarin is bepaald:
“ 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de
vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door jeugdhulpaanbieders te
leveren jeugdhulp (…), rekening met:
a. De aard en omvang van de te verrichten taken;
b. De voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte
van de functie en deskundigheid;
c. Een redelijke toeslag voor overheadkosten;
d. Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel
als gevolg van verlof, ziekte, reiskosten, scholing en werkoverleg;
e. Kosten voor bijscholing van het personeel;
f. Andere kosten die het gevolg zijn van verplichtingen voor leveranciers,
zoals rapportage- en administratieve verplichtingen.
2. De jeugdhulpaanbieder betaalt zorgverleners volgens een toepasselijke Cao en
neemt hierbij de geldende wetgeving in acht. Een werknemer kan maximaal een
40-urige werkweek hebben en dient minimaal te worden uitbetaald conform de
wet minimum loon.”
-
het Convenant Bevorderen Continuïteit Jeugdhulp [5] waarin door de
brancheverenigingen waarvan Vitree en Gemeente Almere lid van zijn afspraken
zijn gemaakt over hoe reële tarieven tot stand moeten komen.
In dit convenant is onder andere afgesproken dat
de Handreiking inzicht intarieven [6] als hulpmiddel wordt gebruikt bij het gesprek over de opbouw en
totstandkoming van tarieven.
3-milieus klimaat) en 3.3. (Jeugdhulp Plus). Pluryn is dus wat dit betreft een monopolist.
Het is onduidelijk of Pluryn zo’n redelijk efficiënt functioneren aanbieder is; daarover is het debat niet of nauwelijks gegaan. In dit kort geding geldt daarom dat bij het vaststellen van de reële tarieven de kostprijzen van Pluryn een factor zijn waarmee rekening moet worden gehouden, maar niet leidend of absoluut hoeven te zijn. Gemeente Almere moet natuurlijk wel ook op dit punt aan haar onderbouwingsverplichting zoals genoemd in 3.9. onder 3 voldoen.
3. De manier waarop Gemeente Almere de tarieven heeft vastgesteld
1. [onderneming 1] heeft met Gemeente Almere meegedacht over de invulling van de producten
en de productbeschrijvingen;
2. Er is een kostprijsmodel gebruikt om de reële tarieven voor deze producten te
bepalen. Dat kostprijsmodel bestaat uit de volgende zeven kostprijselementen (ook
wel parameters genoemd):
1. Inschaling
2. Opslagen
3. Sociale lasten
4. Overhead
5. Risico-opslag
6. Productiviteit/declarabiliteit
7. Overige kosten
3. [onderneming 1] heeft naar deze parameters geen eigen kostprijsonderzoek gedaan.
heeft aan de hand van beschikbare bronnen en gegevens, zoals benchmarks en
rapportages van [onderneming 2] de waarde voor deze parameters bepaald.
4. Daarna is een marktconsultatie georganiseerd waarin de concept-parameterwaarden
zijn gedeeld met de potentiële zorgaanbieders. Aan de zorgaanbieders is gevraagd om
te komen met een onderbouwde reactie op de concept-parameterwaarden zodat de
Regio deze input van de praktijk kon meenemen bij de vaststelling van dedefinitieve
parameterwaarden.
5. Na deze marktconsultatie zijn de parameterwaarden definitief gemaakt. [onderneming 1]
heeft daarvan een rapport opgemaakt [7] . Daarna zijn de tarieven berekend die de Gemeente Almere hanteert.
4.De argumenten van Vitree en Pluryn
Argument 1: Overhead (Vitree en Pluryn)
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt verleend en de overheadkosten voor deze zorg zijn niet vergelijkbaar met de overheadkosten voor de jeugdzorg die wordt ingekocht. Bovendien is gebruik gemaakt van gegevens van een andere regio, welke niet
1-op-1 van toepassing zijn op de regio Flevoland. Daardoor is onvoldoende rekening gehouden met de regionale omstandigheden.
Het gaat daarbij om de volgende bronnen:
- de VGN/Actiz Rekentool, versie februari 2023 (hierna: de rekentool),
- de Benchmark Care van [onderneming 2] (hierna: de Benchmark Care).
- de Rapportage tarieven Wmo en jeugdhulp 2022 voor de gemeenten Woerden,
Oudewater, Montfoort en de Ronde Venen (hierna: de rapportage voor de
gemeente Woerden e.a.).
1. de rekentool bruikbaar is voor het berekenen van het percentage overhead voor de
jeugdzorg die de Gemeente Almere wil inkopen,
2. de gegevens uit de Benchmark Care die vooral zien op de Wmo-zorg representatief
zijn voor de jeugdzorg die Gemeente Almere wil inkopen,
3. de gegevens uit de Rapportage voor gemeente Woerden e.a. representatief zijn
voor de regio Flevoland.
Verder is nog van belang dat de Wmo-zorg en jeugdzorg verschillende branches zijn en dat in het [onderneming 1] rapport, zoals Vitree terecht aanvoert, wordt opgemerkt dat er tussen de branches grote verschillen van soms tientallen procenten voorkomen bij het percentage voor overhead [8] . Ook in het licht hiervan heeft Gemeente Almere onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom de gegevens uit de Benchmark Care representatief zijn voor het vaststellen van de jeugdzorg die zij wil inkopen.
Deze contractsvrijheid wordt echter begrensd door de verplichting van Gemeente Almere om een kwalitatief goede jeugdzorg in te kopen en daarbij een reële prijs (een prijs met een goede prijs-kwaliteitsverhouding) vast te stellen. Verder is nog van belang dat op de jeugdzorgaanbieder op grond van de Jeugdwet de verplichting rust om kwalitatief goede zorg te leveren.. Ook daarmee moet Gemeente Almere bij het stellen van eisen en voorwaarden rekening houden.
De contractsvrijheid wordt kortom begrensd door de kwaliteit van de te leveren jeugdzorg; die kwaliteit moet voldoende zijn en de prijs mag niet ten kosten gaan van die kwaliteit.
Vitree en Gemeente Almere zijn het erover eens dat de afgelopen jaren de gemiddelde behandelduur voor behandeld wonen ongeveer 18 maanden bedroeg. Ook zijn zij het erover eens dat er in de periode 2019-2022 een nieuwe visie over de behandelduur in de jeugdzorg is ontwikkeld, en dat het streven is om die behandelduur terug te brengen tot 9 maanden. Er is echter nog geen uitvoering gegeven aan dit streven. Gemeente Almere overvalt de jeugdzorgaanbieders daarom door deze eis in deze inkoopprocedure te stellen.
Dat is op zich toegestaan, want eens moet de eerste keer zijn. Maar de vraag is wel of de redelijk efficiënte jeugdzorgaanbieder daarop voldoende is voorbereid en of het wel haalbaar is om nu al uitvoering te geven aan deze eis. Gemeente Almere kon daar op basis van het enkele feit dat er al eerder werd gesproken over het terugbrengen van de behandelduur niet vanuit gaan. Integendeel, er gold tot aan deze inkoopprocedure een behandeltermijn van ongeveer 18 maanden, welke termijn ineens moet worden teruggebracht tot 9 maanden; dat is een te forse verkorting. Er wordt daarbij bovendien geen overgangsperiode gegund en ook is de verlengingsmogelijkheid maar zeer beperkt (alleen in uitzonderlijke gevallen).
enkele gesprekken met mensen uit het veld en daarop geconcludeerd dat een behandelduur van 9 maanden haalbaar moet zijn. In het kader van die gesprekken zou zijn aangegeven dat een jeugdige op enig moment behandel moe is en dat langer behandelen daarom geen zin meer heeft. Dat soort signalen uit het veld kunnen echter niet als een serieus onderzoek worden aangemerkt voor deze eis. Ook levert het onvoldoende onderbouwing op voor de stelling dat de behandelduur voor een redelijk efficiënt functionerende zorgaanbieder haalbaar is. Daarbij komt nog dat Gemeente Almere ook niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de behandelduur van 9 maanden voor alle jeugdigen, en dus ook voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap, haalbaar zou zijn.
Het aantal uren dat voor begeleiding en behandeling bij behandelend wonen mag worden besteed, maakt onderdeel uit van de kwaliteit. Immers, als die begeleiding en behandelduur voor een redelijk efficiënt functionerende zorgaanbieder onrealistisch/niet haalbaar is dan doet dit afbreuk aan de kwaliteit van de te leveren jeugdzorg.
Geoordeeld wordt dat Gemeente Almere onvoldoende heeft onderbouwd dat dit is gebeurd. Zij stelt wel dat de kosten van personeelsformatie bij een lagere bezettingsgraad is verdisconteerd in de risico-opslag, maar het is onvoldoende duidelijk geworden dat dit zo is en of het daarvoor gestelde opslagpercentage van 3% reëel is.
Het rapport van [onderneming 1] biedt daarvoor geen concrete aanknopingspunten. In dat rapport wordt niet toegelicht wat er onder risico-opslag valt en waarop het opslag-percentage van 3% is gebaseerd. De conclusie is dat het aannemelijk is dat het tarief ook vanwege dit argument niet reëel is.
Onduidelijk is of en hoe er daarbij ook rekening is gehouden met verschillen in complexiteit van de hulpvraag binnen bepaalde functiegroepen. Ook is onduidelijk of is onderzocht of er in de regio voor complexe problematiek hogere salarisschalen gelden dan waarvan op basis van de functieboeken en cao’s wordt uitgegaan.
Disproportionele voorwaarden?
- de indexering van het tarief (Vitreeen Pluryn)
- de financiële geschiktheid, (Vitree en Pluryn)
- de looptijd van de af te sluiten raamovereenkomst (Pluryn)
- de maximale behandeltermijn voor het perceel Thuis op Maat (Pluryn),
- cao-risico Jeugdzorg Plus (Pluryn)
Financiële geschiktheid (Vitree en Pluryn)
- er mag geen negatieve continuïteitsverwachting staan in de jaarrekening 2022,
- minimaal 2 van de jaren 2020, 2021 en 2022 moeten met een positief resultaat zijn
afgesloten, en
- in minimaal 2 van de jaren 2020, 2021, en 2022 moet aan minimaal
2 van de drie criteria (solvabiliteit, liquiditeit en rendement) zijn voldaan.
Als een jeugdaanbieder toch niet blijkt te voldoen aan deze eis, dan wordt hij nog niet meteen uitgesloten. Die aanbieder mag dan een plan van aanpak financiële geschiktheid indienen waaruit realistisch, in de zin dat het navolgbaar moet zijn voor Gemeente Almere, blijkt hoe de aanbieder ervoor gaat zorgen dat binnen 2 jaar weer wordt voldaan aan de gestelde criteria van solvabiliteit, liquiditeit en rendement.
3.39. Vitree en Pluryn stellen dat deze financiële geschiktheidseis (zwarte cijfer eis) disproportioneel is.
Vooropgesteld wordt dat de Gemeente Almere belang heeft dat de overeenkomst voor een wat langere periode wordt aangegaan. Zij moet er immers op grond van de Jeugdwet voor zorgen dat zij voldoende jeugdzorg kan bieden. Het is onwenselijk en ondoenlijk om elk jaar een nieuwe inkoopprocedure te organiseren; dat is zeer tijdrovend en ook kostbaar.
“
De duur van TOM uitstroom traject is maximaal 3 maanden hierbij is geen verlenging mogelijk. Voor een TOM instroom traject is het streven de maximale duur op 6 maanden vast te stellen. Hier is in heel uitzonderlijke gevallen verlenging mogelijk.”
Als Gemeente Almere zoals zij in dit kort geding in aanvulling op vraag 1338 aanvoert zonder verlengingsmogelijkheid als eis wil stellen dat:
- er voor TOM instroom een streeftermijn voor 6 maanden geldt, en
- voor TOM uitstroom een maximale termijn van 3 maanden met geen mogelijkheid
voor verlenging,
dan geldt dat die eis niet disproportioneel is.
Eis met betrekking tot kleinschalig wonen transparant?
De toewijsbaarheid van de vorderingen van Vitree en Pluryn
a. de inkoopprocedure te staken, en
b. de inkoopprocedure, voor zover zij die wil voorzetten, met inachtneming van dit
vonnis aan te passen.
Ter verduidelijking van het punt onder b geldt het volgende.
- overhead,
- bezettingsgraad,
- onderscheid complex en niet complexe zorg,
- cao verdeling
Proces- en nakosten
De kosten aan de kant van Vitree en Pluryn worden elk begroot op:
816,00
De door Vitree en Pluryn over deze proceskosten en nakosten gevorderde wettelijke rente wordt op de in de beslissing te noemen manier toegewezen.
a. de inkoopprocedure te staken, en
b. de inkoopprocedure, als zij die wil voorzetten, met inachtneming van dit vonnis
aan te passen,
begint te lopen vanaf de datum waarop de aanpassing van de inkoopprocedure is
bekend gemaakt,