ECLI:NL:RBMNE:2023:5397

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
16/104693-23 (P); 16/092993-23 (gev. ttz); 16/100149-23 (gev. ttz); 16/100313-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal met geweld, mishandeling van verbalisanten, wederspannigheid en belediging

Op 13 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Duitsland, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld, mishandeling van verbalisanten, wederspannigheid en belediging. De feiten vonden plaats op 20 april 2023 in Almere, waar de verdachte met geweld kledingstukken heeft gestolen en zich heeft verzet tegen de aanhouding door opsporingsambtenaren. Tijdens de insluitingsfouillering beledigde hij de verbalisanten door naar hen te spugen en mishandelde hen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 700,- toegewezen aan de verbalisanten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie om met de reclassering samen te werken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/104693-23 (P); 16/092993-23 (gev. ttz); 16/100149-23 (gev. ttz);
16/100313-23 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] (
Duitsland),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] (
Duitsland),
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.F.M. Meles, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen de benadeelde partijen [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
16/104693-23
Feit 1:op 20 april 2023 te Almere, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer] , diverse kledingstukken van de [winkel 1] heeft gestolen;
Feit 2:op 20 april 2023 te Almere, zich tijdens de insluitingsfouillering heeft verzet tegen opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , terwijl dit enig lichamelijk letsel bij die
[opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] ten gevolge heeft gehad;
Feit 3:op 20 april 2023 te Almere niet heeft voldaan aan een bevel van de politie om mee te werken aan een bloedonderzoek;
Feit 4:op 20 april 2023 te Almere opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] heeft beledigd;
Feit 5:op 20 april 2023 te Almere opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] heeft mishandeld;
16/092993-23
op 5 april 2023 te Almere een fles Vodka van de [winkel 2] heeft gestolen;
16/100149-23
op 15 april 2023 te Almere flessen drank van de [winkel 2] heeft gestolen;
16/100313-23
op 16 april 2023 te Utrecht een rugzak en een bodywarmer van de [winkel 3] heeft gestolen.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/104693-23, 16/092993-23, 16/100149-23 en 16/100313-23 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 8.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 8 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit van de belediging van verbalisant [opsporingsambtenaar 2] , zoals onder 4 ten laste is gelegd. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 20 april 2023, genummerd PL0900-2023115476-10, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] , doorgenummerde pagina’s 48 en 49.
Feit 2 en 5
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 2 en 5 tenlastegelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 20 april 2023, genummerd PL0900-2023115476-6, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de bevindingen van verbalisant [opsporingsambtenaar 1] , doorgenummerde pagina’s 61 en 62;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 20 april 2023, genummerd PL0900-2023115476-9, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de bevindingen van verbalisant [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 65 tot en met 67;
  • een geschrift, inhoudende een letselrapportage forensische geneeskunde GGD Flevoland van 20 april 2023 met betrekking tot [opsporingsambtenaar 1] , opgesteld door forensisch arts M. Hondius, doorgenummerde pagina’s 139 tot en met 145 van het procesdossier met zaakregistratienummer PL0900-2023115513;
  • een geschrift, inhoudende een letselrapportage forensische geneeskunde GGD Flevoland van 20 april 2023 met betrekking tot [opsporingsambtenaar 2] , opgesteld door forensisch arts M. Hondius, doorgenummerde pagina’s 155 tot en met 158 van het procesdossier met zaakregistratienummer PL0900-2023115513.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit.
Feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 20 april 2023, genummerd PL0900-2023115476-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten, doorgenummerde pagina’s 100 en 101.
Feit 4
Bewijsmiddelen [1]
Uit de
aangifte van [opsporingsambtenaar 2]van 20 april 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat hij[de rechtbank begrijpt: verdachte]
in de fouilleringsruimte zijn gezicht naar ons wende. Ik zag dat hij een bebloed gezicht had en bloed in en op zijn mond had zitten door de aanhouding. Ik zag dat de verdachte opzettelijk en met kracht in onze richting spuugde. Ik voelde dat hij mij op korte afstand opzettelijk en gericht bespuugde. Ik zag dat de verdachte mijn collega [opsporingsambtenaar 1] ook raakte en dat een kwak van spuug in diens mond kwam. Ik voelde ook spuug op mijn gezicht komen. [2]
In een
proces-verbaal van bevindingenis door verbalisant [opsporingsambtenaar 2] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de verdachte in de richting van het gezicht van collega [opsporingsambtenaar 1] spuugde. Ik stond op dat moment naast collega [opsporingsambtenaar 1] . Ik voelde vervolgens dat de speeksel van de verdachte op mijn gezicht terecht kwam. [3]
Uit de
aangifte van [opsporingsambtenaar 1]van 20 april 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat hij[de rechtbank begrijpt: verdachte]
nog steeds een bebloed gezicht had en bloed in en op zijn mond had zitten door de aanhouding door een burger. Voordat ik er erg in had zag en voelde ik dat de verdachte mij op korte afstand opzettelijk en gericht vol in het gezicht spuugde. Ik voelde dat er na het spugen een groot gedeelte van de spuugkwak in mijn mond terecht kwam. Ik voelde dat mijn gezicht nat werd en ik proefde dat ik iets onaangenaams in mijn mond had. [4]
Bewijsoverweging
Door de raadsvrouw is betoogd dat verdachte geen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de belediging van verbalisant [opsporingsambtenaar 2] , nu hij enkel in de richting van verbalisant [opsporingsambtenaar 1] zou hebben gespuugd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, volgt dat verbalisanten [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] naast elkaar staan op het moment dat verdachte in de richting van [opsporingsambtenaar 1] spuugt. Verdachte heeft daarbij beide verbalisanten in het gezicht geraakt. Het op een korte afstand [5] in de richting van de ene verbalisant spugen terwijl de andere verbalisant er naast staat, levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat beide verbalisanten door het spugen worden geraakt. Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het met spuug treffen van (beide) verbalisanten, dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de belediging van beide verbalisanten. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte opzettelijk de verbalisanten [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] heeft beledigd.
Feit 6:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 6 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 5 april 2023, genummerd PL0900-2023099333-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [aangever 1] namens [winkel 2] , doorgenummerd pagina 5.
Feit 7:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 7 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 15 april 2023, genummerd PL0900-2023109991-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [aangever 2] namens [winkel 2] , doorgenummerd pagina 2.
Feit 8:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 8 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 16 april 2023, genummerd 230416-57-204, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [aangever 3] namens [winkel 3] , doorgenummerde pagina’s 6 en 7.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 20 april 2023 te Almere diverse kledingstukken die aan [winkel 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] meermaals met kracht te stompen tegen zijn gezicht;
Feit 2:
op 20 april 2023 te Almere, zich met geweld heeft verzet tegen een tweetal ambtenaren, te weten [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , beiden hoofdagent bij de Politie Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de insluitingsfouillering en het maken van foto's van verdachte, door die [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] meermaals met kracht te stompen/slaan tegen hun gezicht en lichaam terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden letsel aan onderarmen en elleboog en handen bij die [opsporingsambtenaar 1] , en aan oren bij die [opsporingsambtenaar 2] ten gevolge heeft gehad;
Feit 3:
op 20 april 2023 te Almere opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten [verbalisant] , belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen mee te werken aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
Feit 4:
op 20 april 2023 te Almere opzettelijk een tweetal ambtenaren, te weten [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , beiden hoofdagent bij de Politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid door feitelijkheden heeft beledigd, door die [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] in hun gezicht te spugen;
Feit 5:
op 20 april 2023 te Almere, een tweetal ambtenaren, te weten [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , beiden hoofdagent bij de Politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft mishandeld, door die [opsporingsambtenaar 1] meermaals met kracht te stompen/slaan tegen zijn hoofd en zijn lichaam en door die [opsporingsambtenaar 2] met kracht te stompen/slaan tegen zijn oog althans zijn hoofd en lichaam;
Feit 6:
op 5 april 2023 te Almere, een fles Vodka, aan [winkel 2] toebehorende, heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 7:
op 15 april 2023 te Almere, flessen drank, aan [winkel 2] toebehorende, heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 8:
op 16 april 2023 te Utrecht, een rugzak en een bodywarmer, aan [winkel 3] toebehorende, heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Eendaadse samenloop ex artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feiten 2 en 5 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde gedragingen leveren een zodanig samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Feit 2 en 5:
de eendaadse samenloop van:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben
en
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Feit 3:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
Feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 6, 7 en 8, telkens
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 26 september 2023.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan aan verdachte een fors voorwaardelijk deel worden opgelegd met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Het is van belang dat verdachte zo snel mogelijk kan starten met het traject dat de reclassering voor hem heeft uitgestippeld. De raadsvrouw heeft verzocht er rekening mee te houden dat verdachte in de tweede week van oktober 2023 terecht kan op een plek voor begeleid wonen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waarbij de diefstal met geweld tegen een beveiliger, en de belediging en mishandeling van twee opsporingsambtenaren met name in het oog springen. Het gaat om twee geweldsexplosies van verdachte, op één dag. Hij heeft eerst een beveiliger – die verdachte achterna gaat nadat hij diverse dure kledingstukken heeft gestolen – middenin een winkelstraat meermalen met zijn vuist het gezicht geslagen. Verdachte is daarbij zo erg tekeer gegaan, dat de beveiliger er een gebroken neus aan heeft overgehouden. Als verdachte vervolgens is overgebracht naar het politiebureau, en de verbalisanten bezig zijn met de insluitingsfouillering en foto’s van hem willen maken, verliest verdachte zich opnieuw in fors geweld. Hij spuugt beide verbalisanten in het gezicht, waarbij spuug en bloed in het gezicht van beide verbalisanten terechtkomen. Vervolgens deelt verdachte meerdere klappen uit. Verbalisanten komen in een gevecht met verdachte terecht, waarbij zij fors geweld moeten gebruiken om verdachte onder controle te krijgen. Verdachte is dusdanig agressief, dat zelfs een door de verbalisanten aangelegde nekklem niet direct soelaas biedt. Er bestaat geen twijfel dat de verbalisanten zich door het handelen van verdachte ernstig vernederd en bedreigd hebben gevoeld, en dat het incident een enorme impact op hen heeft gehad, zoals zij ook op zitting duidelijk hebben gemaakt. Eén van de verbalisanten heeft aangegeven dat hij in zijn politiecarrière nog niet eerder zo heftig heeft gevochten met een verdachte.
De verbalisanten waren ten tijde van het incident in burgerkleding, en beschikten daarom niet over een portofoon en andere geweldsmiddelen zoals een taser en pepperspray. Om verdachte onder controle te krijgen hadden zij alleen de keuze tussen fysiek geweld en gebruik van hun vuurwapen. De verbalisanten hebben gelet op het feit dat zij niet wilden overschakelen naar een dodelijk geweldsmiddel, gekozen voor fysiek geweld, met alle gevolgen van dien. Beide verbalisanten hebben lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het incident, maar nog veel meer last hebben zij gehad van de nasleep van het spugen door verdachte. Zo hebben zij in het ziekenhuis onderzoeken moeten ondergaan omdat niet duidelijk was of verdachte ziektes bij zich droeg, uit voorzorg HIV-medicatie moeten slikken, en diverse vaccinaties moeten halen. De verbalisanten staan nog steeds onder controle in het ziekenhuis. Zij hebben lang in onzekerheid verkeerd of verdachte ziektes bij zich droeg, en of hij die door het spugen op hen heeft overgebracht. Het feit dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het bevel tot bloedonderzoek is in deze context dan ook extra kwalijk. De uitkomst van een dergelijk bloedonderzoek had de verbalisanten immers in een vroeger stadium uitsluitsel kunnen geven over de eventuele ziektes die verdachte bij zich draagt, en een deel van de onrust en spanning kunnen wegnemen. Door het weigeren van het bloedonderzoek heeft verdachte de verbalisanten in verdere onzekerheid gelaten.
Hoewel het zwaartepunt in deze zaak niet bij de winkeldiefstallen ligt die verdachte ook heeft gepleegd, hecht de rechtbank eraan op te merken dat dit zeer hinderlijke en overlastgevende feiten zijn. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven het eigendomsrecht van die winkels niet te respecteren. Hij heeft enkel gehandeld uit eigen financieel gewin.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 5 juli 2023;
  • een rapportage van Reclassering Nederland van 26 september 2023, opgesteld door K. Hoekman, reclasseringsmedewerker.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 juli 2023 betreffende verdachte. Hieruit volgt dat verdachte op 30 maart 2023 is veroordeeld voor geweld tegen beroepsbeoefenaars tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Rapportage van de reclassering
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte is momenteel dak- en werkloos. Zijn middelengebruik is delictgerelateerd. Omdat verdachte niet eerder toezicht vanuit de reclassering heeft gehad, kan niet goed worden ingeschat of verdachte zich kan conformeren aan een reclasseringstoezicht. De reclassering ziet echter wel dat verdachte gemotiveerd is om mee te werken. Gelet daarop is in samenspraak met verdachte door de reclassering een plan van aanpak opgesteld.
Verdachte kan in de tweede week van oktober 2023 geplaatst worden bij [verblijfplaats] te [woonplaats] . Verdachte krijgt hier huisvesting en ondersteuning op verschillende leefgebieden waaronder schuldhulp, het vinden en behouden van een passende dagbesteding, en gesprekken met een psycholoog. De reclassering schrijft op dat verdachte op dit moment abstinent is van middelen, maar dat interventies hieromtrent geïndiceerd zijn om de abstinentie ook buiten detentie vast te houden. De reclassering heeft verdachte aangemeld voor een ambulante behandeling bij Amethist verslavingszorg.
De reclassering acht het op basis van de verkregen informatie van belang dat bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Zij adviseren aan verdachte als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij Amethist, begeleid wonen bij [verblijfplaats] , een dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven mee te zullen werken als voornoemde bijzondere voorwaarden aan hem worden opgelegd.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op straffen die voor soortgelijke zaken worden opgelegd. Het zwaartepunt voor de strafoplegging ligt voor de rechtbank bij de diefstal met geweld, en de belediging en mishandeling van twee opsporingsambtenaren. De rechtbank is van oordeel dat gelet op wat hiervoor is overwogen over de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, een gevangenisstraf op zijn plaats is. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. Mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, neemt de rechtbank als uitgangspunt voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie, gelet op de over verdachte opgemaakte rapportage door de reclassering en hetgeen ter terechtzitting is besproken, reden om een groot gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De reclassering heeft aangegeven dat verdachte op zeer korte termijn terecht kan op een beschermd wonen plek, en dat zij een uitgebreid traject hebben uitgestippeld voor verdachte. De rechtbank acht het in het belang van zowel verdachte als de maatschappij dat verdachte zo spoedig mogelijk met dat traject start. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij gemotiveerd is om met de reclassering aan de slag te gaan, en zich te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Met dit forse voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast zorgt oplegging van de bijzondere voorwaarden ervoor dat het herhalingsgevaar wordt ingeperkt, en dat verdachte de begeleiding en behandeling krijgt die hij nodig heeft om zijn leven op de rit te krijgen en te houden.
Voorlopige hechtenis
Gelet op voornoemde straf zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[opsporingsambtenaar 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.080,37. Dit bedrag bestaat uit € 130,87 materiële schade en € 950,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten. De materiële schadepost ziet op het eigen risico van 2023 dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde heeft moeten aanspreken.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[opsporingsambtenaar 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 700,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat beide vorderingen geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[opsporingsambtenaar 1]
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot immateriële schade te beperken tot een bedrag van maximaal € 250,00 voor de belediging en € 375,00 voor de belediging en mishandeling tezamen, gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen.
[opsporingsambtenaar 2]
De raadsvrouw heeft primair gesteld dat de benadeelde partij voor zover de immateriële schade ziet op de belediging, niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op het verzoek verdachte hiervan partieel vrij te spreken. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld het toe te wijzen bedrag te beperken tot maximaal € 250,00 voor de belediging en € 375,00 voor de belediging en mishandeling tezamen, gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[opsporingsambtenaar 1]
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade van € 130,87 toewijzen. Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 4 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Voorts geldt dat de gevorderde schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en voorzien is van bewijsstukken.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer in zijn eer of goede naam is geschaad. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van de hiervoor bewezenverklaarde feiten, letsel heeft opgelopen (de wederspannigheid/ mishandeling) en in zijn eer en goede naam is geschaad (het spugen).
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – naar maatstaven van billijkheid – leent voor gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van € 700,00. Het meergevorderde zal worden afgewezen.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 830,87 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 april 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 830,87, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 20 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 16 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [opsporingsambtenaar 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[opsporingsambtenaar 2]
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer in zijn eer of goede naam is geschaad. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van de hiervoor bewezenverklaarde feiten, letsel heeft opgelopen (de wederspannigheid/mishandeling) en in zijn eer en goede naam is geschaad (het spugen).
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 700,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 20 april 2023 tot de dag van volledige betaling, billijk is. Dit betekent dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 700,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 20 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 14 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [opsporingsambtenaar 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 181, 184, 266, 267, 300, 304, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 8 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 8 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 8 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
o zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Leger des Heils Reclassering op het adres De Meent 2 te Lelystad. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zich laat behandelen door Amethist of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal,
na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
o zal verblijven in [verblijfplaats] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan detentie, en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
o zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
o zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
o zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij [opsporingsambtenaar 1]
- wijst de vordering van [opsporingsambtenaar 1] toe tot een bedrag van € 830,87;
- wijst het meergevorderde af;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [opsporingsambtenaar 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [opsporingsambtenaar 1] aan de Staat € 830,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 16 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [opsporingsambtenaar 2]
- wijst de vordering van [opsporingsambtenaar 2] toe tot een bedrag van € 700,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [opsporingsambtenaar 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [opsporingsambtenaar 2] aan de Staat € 700,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 14 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. A.M. Loots en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. Heins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/104693-23
Feit 1:
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Almere diverse kledingstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] meermaals met kracht te stompen/slaan tegen zijn gezicht en/of zijn lichaam;
Feit 2:
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Almere, zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een tweetal ambtena(a)r(en),te weten [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] beide
hoofdagent bij de Politie Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten de insluitingsfouillering en het maken van foto's van verdachte door zijn armen wild naar voren te bewegen waardoor de telefoon van die [opsporingsambtenaar 2] op de grond is gevallen en/of die [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] meermaals met kracht te stompen/slaan/schoppen tegen hun/zijn gezicht en/of lichaam terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten letsel aan onderarmen en elleboog en handen bij die [opsporingsambtenaar 1] en/of rode oren bij die [opsporingsambtenaar 2] ten gevolge heeft gehad;
Feit 3:
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Almere opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd mee te werken aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
Feit 4:
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Almere opzettelijk een tweetal ambtena(a)r(en),te weten [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] beide hoofdagent bij de Politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in hun/zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] in hun/zijn gezicht te spugen;
Feit 5:
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Almere, een tweetal ambtena(a)r(en),te weten [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] beide hoofdagent bij de Politie Eenheid Midden-Nederland ambtenaar,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening heeft mishandeld door die [opsporingsambtenaar 1] meermaals met kracht te stompen/slaan tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam en/of door die [opsporingsambtenaar 2] met kracht te stompen/slaan tegen zijn oog althans zijn hoofd en/of lichaam;
16/092993-23
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Almere, een fles Vodka, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16/100149-23
hij op of omstreeks 15 april 2023 te Almere, flessen drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16/100313-23
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Utrecht een rugzak en/of een bodywarmer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 mei 2023, genummerd PL0900-2023115513, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 158. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 81.
3.Pagina 66.
4.Pagina 77.
5.Pagina 62.