ECLI:NL:RBMNE:2023:5394

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 23/4232
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting bedrijfspand wegens drugslaboratorium

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, een B.V. uit [vestigingsplaats], had bezwaar gemaakt tegen de onmiddellijke sluiting van haar bedrijfspand, dat op 27 juli 2023 door de burgemeester van de gemeente Stichtse Vecht was besloten vanwege de ontdekking van een drugslaboratorium. De burgemeester had dit besluit schriftelijk bevestigd op 8 augustus 2023. Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekster en de burgemeester aanwezig waren, evenals een nieuwe huurder van het pand.

De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester de beleidsregels van artikel 13b van de Opiumwet correct heeft toegepast, ondanks dat de specifieke situatie van voorbereidingshandelingen en de aanwezigheid van een drugslaboratorium niet expliciet in de regels zijn opgenomen. De burgemeester heeft gemotiveerd dat de sluiting noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefklimaat, gezien de ernst van de overtreding en de risico's voor de volksgezondheid. Verzoekster voerde aan dat zij niet op de hoogte was van het drugslaboratorium en dat de sluiting onevenredig zwaar voor haar was, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor de sluiting op basis van de Opiumwet.

De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting voor een jaar noodzakelijk is, maar dat het belang van de burgemeester bij het handhaven van de openbare orde zwaarder weegt dan het belang van verzoekster. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, wat betekent dat het pand gesloten blijft totdat de burgemeester een besluit op bezwaar neemt. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4232
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 oktober 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E.M. Oskam),
en

de burgemeester van de gemeente Stichtse Vecht, de burgemeester

(gemachtigden: mr. A. Hoogendoorn en mr. A. Arnold).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de onmiddellijke sluiting van haar bedrijfspand aan de [adres] in [vestigingsplaats] voor de duur van een jaar.
Op 27 juli 2023 heeft de burgemeester hiertoe besloten. Bij brief van 8 augustus 2023 heeft de burgemeester dit besluit schriftelijk bevestigd. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoekster [A] , de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van de burgemeester en tevens was aanwezig [B] , in zijn hoedanigheid van nieuwe huurder van het bedrijfspand.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Derde-partij
Verzoekster heeft het gesloten bedrijfspand met ingang van 1 oktober 2023 verhuurd aan de eenmanszaak [eenmanszaak] ( [B] ). [B] heeft de voorzieningenrechter verzocht om als derde-partij tot het geding te worden toegelaten. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij (voorlopig) van oordeel is dat [B] geen zelfstandig, eigen belang heeft bij het besluit, maar slechts een afgeleid belang middels de contractuele relatie met verzoekster. Het belang van [B] is niet los te koppelen van het belang van verzoekster.
Toetsingskader voor de voorlopige voorziening
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster voldoende spoedeisend belang heeft bij een oordeel van de voorzieningenrechter vanwege inkomstenderving en dreigend faillissement.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Daarbij weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening gegeven de spoedeisendheid, en de belangen van de burgemeester die pleiten tegen het treffen daarvan aan de hand van de gronden van verzoekster.
De bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van het bedrijfspand
Na het ontvangen van anonieme tips op 6 juli 2023 en op 18 juli 2023 heeft de politie op 27 juli 2023 een onderzoek ingesteld in het pand van verzoekster. Daarbij is een drugslaboratorium aangetroffen. Dit was voor de burgemeester voldoende reden om het pand onmiddellijk te sluiten voor de duur van een jaar.
Verzoekster heeft niet bestreden dat in haar bedrijfspand een drugslaboratorium is aangetroffen en dat de burgemeester bevoegd was het pand om die reden te sluiten.
Mocht de burgemeester ook op deze wijze van zijn bevoegdheid gebruik maken?
7. Verzoekster voert allereerst aan dat de burgemeester de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Stichtse Vecht in haar geval niet heeft kunnen toepassen, omdat daarin niet is voorzien in de situatie die hier speelt, namelijk het treffen van voorbereidingshandelingen en de aanwezigheid van een drugslaboratorium. De voorzieningenrechter overweegt hierover dat de burgemeester volgens de wet niet verplicht is om beleidsregels vast te stellen waarin hij vastlegt wanneer en hoe hij van zijn bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft dat wel gedaan, maar zoals hij zelf ook erkent, zijn het treffen van voorbereidingshandelingen en de aanwezigheid van een drugslaboratorium daarin (nog) niet opgenomen. Dit betekent dat de burgemeester moet motiveren waarom hij in dit concrete geval aansluit bij dit beleid. Dat heeft hij ook gedaan. De burgemeester heeft gemotiveerd dat hij aansluit bij de matrix voor harddrugs, omdat het om de productie van harddrugs gaat en hij uit informatie van de politie heeft begrepen dat er grote hoeveelheden amfetamine werden geproduceerd. De voorzieningenrechter kan dit volgen. Verweerder heeft af mogen gaan op de informatie van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO), een specialistische afdeling van de politie, hierover die is opgenomen in de Bestuurlijke rapportage van 28 juli 2023. Verzoekster heeft geen informatie naar voren gebracht op grond waarvan daaraan getwijfeld moet worden.
Noodzakelijkheid van de sluiting
8. Verzoekster voert aan dat het pand per 1 oktober 2023 is verhuurd aan een nieuwe huurder. Daarmee is het pand uit het criminele circuit gehaald en worden de risico’s voor de omgeving juist verkleind. De risico’s zijn ook suggestief vanwege de omstandigheid dat er niet van kan worden uitgegaan dat het drugslaboratorium al langere tijd in het bedrijfspand zat en dus diepgeworteld is in het criminele circuit. Verder vormt een drugslaboratorium dat niet in werking is geen gevaar voor de klanten van het garagebedrijf dat ook in dat pand zit.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de ernst en omvang van de overtreding als ernstig heeft kunnen kwalificeren en mogen aannemen dat het pand een schakel vormde in de productie van harddrugs. De sluiting van het pand is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Daarbij heeft de burgemeester kunnen betrekken de informatie van de politie dat het een gebruiksklaar laboratorium was waar gelet op de aanwezige afvalstoffen minimaal één productie heeft plaatsgevonden, hetgeen een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Verder heeft de burgemeester kunnen betrekken dat een dergelijk laboratorium een aantrekkende werking heeft op het criminele circuit en dat er van kan worden uitgegaan dat derden weet hebben van de aanwezigheid daarvan. De burgemeester heeft de anonieme meldingen als een indicatie daarvoor kunnen aanmerken en ook de omstandigheid dat de zegels aan de deuren na de sluiting verbroken zijn kan een aanwijzing zijn voor bekendheid van het pand in het criminele circuit. De bekendheid van het pand levert een gevaar op voor de openbare orde. De voorzieningenrechter stelt wel vast dat de motivering van de burgemeester op dit punt erg summier is. Uit het dossier blijkt nog onvoldoende wat er precies is aangetroffen in het drugslaboratorium en wat de betekenis daarvan is. Op de zitting heeft de burgemeester opgemerkt nog in afwachting te zijn van een rapport van het NFI. In het nog te nemen besluit op bezwaar kan de burgemeester zijn motivering op dit punt aanvullen.
Verwijtbaarheid van verzoekster en de gevolgen van de sluiting
10. Verzoekster voert verder aan dat zij onevenredig zwaar wordt getroffen door het besluit tot sluiting. Zij wist niet van de aanwezigheid van het drugslaboratorium en dit kan haar dan ook niet worden verweten. Zij is dan ook niet aan te merken als functioneel dader. De burgemeester besteedt ten onrechte geen aandacht aan de jurisprudentie hierover sinds 1 juni 2023. Ook is onvoldoende gemotiveerd waarom is gekozen voor een sluiting van een jaar. De burgemeester had ook kunnen kiezen voor een kortere periode, bijvoorbeeld drie maanden.
11. De voorzieningenrechter volgt hierin het standpunt van de burgemeester. Volgens vaste rechtspraak [1] is persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Artikel 13b van de Opiumwet richt zich op de sluiting van het pand en niet op de persoon. De vraag of verzoekster al dan niet als functioneel dader en overtreder aangemerkt moet worden is daarom niet relevant.
12. De vraag of verzoekster een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting [2] . Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Van degene die een pand verhuurt wordt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover brengt mee dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Het is niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand [3] .
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat over het verwijt dat verzoekster gemaakt kan worden op dit moment nog onvoldoende valt te zeggen. Dit heeft met name te maken met het feit dat zich in het dossier onvoldoende informatie bevindt over de periode dat het drugslaboratorium al in het bedrijfspand zit en in dat kader, over de producties die er zouden zijn geweest. De burgemeester gaat er op basis van de informatie van de politie vanuit dat het drugslaboratorium al enige tijd in gebruik is en dat er minimaal één productie is geweest, maar zoals hiervoor is overwogen is de informatie uit het dossier waarop dit is gebaseerd summier en weinig concreet. De burgemeester is, zoals gezegd, nog in afwachting van een aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie en informatie van het NFI. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoefde de burgemeester in het ontbreken van deze informatie geen aanleiding te zien om geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid, maar in het nog te nemen besluit op bezwaar moet de burgemeester wel over deze informatie beschikken en gemotiveerd ingaan op de vraag hoe de sluiting voor de duur van een jaar zich verhoudt tot het verwijt dat verzoekster valt te maken en de gevolgen die zij van de sluiting ondervindt. Dat verzoekster financiële gevolgen ondervindt van de sluiting, ook omdat zij al een contract heeft afgesloten met een nieuwe huurder, is evident, echter dat gegeven alleen maakt de wijze waarop de burgemeester toepassing heeft gegeven aan zijn bevoegdheid op dit moment niet onevenredig, nu dat inherent is aan de sluiting. Vooralsnog is de voorzieningenrechter aldus van oordeel dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat een sluiting voor de duur van 12 maanden hier op zijn plaats is.
13. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding om de gevraagde voorziening te treffen. Het motiveringsgebrek in het besluit kan worden hersteld in het besluit op bezwaar. Daarnaast weegt het belang van de burgemeester bij de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstellen van de openbare orde op dit moment zwaarder dan het belang van verzoekster om haar pand weer te kunnen verhuren. Er is immers een drugslaboratorium aangetroffen in het pand van verzoekster.

Conclusie en gevolgen

Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dit betekent dat het pand van verzoekster gesloten blijft in ieder geval totdat de burgemeester een besluit op bezwaar neemt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2023 door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M.L. Bressers, griffier.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertkeken.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2241.
3.Afdeling 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2462.