In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, een B.V. uit [vestigingsplaats], had bezwaar gemaakt tegen de onmiddellijke sluiting van haar bedrijfspand, dat op 27 juli 2023 door de burgemeester van de gemeente Stichtse Vecht was besloten vanwege de ontdekking van een drugslaboratorium. De burgemeester had dit besluit schriftelijk bevestigd op 8 augustus 2023. Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekster en de burgemeester aanwezig waren, evenals een nieuwe huurder van het pand.
De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester de beleidsregels van artikel 13b van de Opiumwet correct heeft toegepast, ondanks dat de specifieke situatie van voorbereidingshandelingen en de aanwezigheid van een drugslaboratorium niet expliciet in de regels zijn opgenomen. De burgemeester heeft gemotiveerd dat de sluiting noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefklimaat, gezien de ernst van de overtreding en de risico's voor de volksgezondheid. Verzoekster voerde aan dat zij niet op de hoogte was van het drugslaboratorium en dat de sluiting onevenredig zwaar voor haar was, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor de sluiting op basis van de Opiumwet.
De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting voor een jaar noodzakelijk is, maar dat het belang van de burgemeester bij het handhaven van de openbare orde zwaarder weegt dan het belang van verzoekster. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, wat betekent dat het pand gesloten blijft totdat de burgemeester een besluit op bezwaar neemt. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.