ECLI:NL:RBMNE:2023:5344

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
16-157277-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vordering omzetting tbs in dwangverpleging

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 6 oktober 2023, wordt de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de tbs met voorwaarden naar tbs met dwangverpleging behandeld. De rechtbank heeft de zaak heropend en aangehouden voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden, om meer informatie te verkrijgen over alternatieve behandelplekken voor de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1988, eerder ter beschikking is gesteld wegens brandstichting en bedreiging. De behandeling van de betrokkene heeft plaatsgevonden in verschillende instellingen, waaronder een FPK en een FPA, maar de samenwerking met behandelaars was problematisch. De reclassering heeft geadviseerd om de tbs om te zetten naar dwangverpleging, maar de rechtbank is van mening dat er onvoldoende informatie is over de eerdere behandelingen en de mogelijkheden voor verdere behandeling. De rechtbank verzoekt de officier van justitie om een nieuwe indicatiestelling aan te vragen en de zaak zal opnieuw worden behandeld na het verkrijgen van deze informatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-157277-20
Uitspraakdatum: 6 oktober 2023
Tussenbeslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de op 25 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat onderstaande ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 6 april 2021, waarbij betrokkene wegens brandstichting en bedreiging ter beschikking is gesteld met voorwaarden;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 6 april 2021;
  • de beslissing van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 5 april 2023, welke is bekrachtigd bij beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2023, waarbij de terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar en de voorwaarden zijn gewijzigd;
  • het bevel tot voorlopige verpleging van de rechter-commissaris in strafzaken van de rechtbank Midden-Nederland van 25 augustus 2023;
  • de vordering van de officier van justitie van 25 augustus 2023 die ertoe strekt dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd;
  • het voortgangsverslag van [instelling 1] van 6 maart 2023, opgesteld door mevrouw [A] , reclasseringswerker en mevrouw [B] , manager [instelling 1] ;
  • het voortgangsverslag van [instelling 2] van 19 juni 2023, opgesteld door [C] en [D] ;
  • het advies van [instelling 2] van 24 augustus 2023, opgemaakt door de heer [C] , reclasseringswerker, inhoudend het advies tot omzetting van de tbs met voorwaarden naar tbs met dwangverpleging;
  • het Pro Justitia-rapport van 25 januari 2023, opgemaakt door [E] , psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 25 augustus 2023, opgemaakt door drs. [F] , GZ-psycholoog;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 22 september 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden.
Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.J. Sprey, advocaat in Amsterdam;
- de heer [C] , reclasseringswerker bij [.] [instelling 2] [..] [plaats 1] .

3.Het advies van de reclassering [instelling 2]

In het voortgangsverslag van [instelling 2] en het advies van [instelling 2] is – voor zover relevant zakelijk weergegeven – beschreven dat betrokkene tussen 8 april 2021 en 20 april 2023 opgenomen is geweest in de FPK [instelling 3] . Hoewel er in deze periode enige vooruitgang is geboekt met de behandeling van betrokkene, is ook sprake geweest van een opeenstapeling van incidenten en matig samenwerken met begeleiding en behandelaars. Na stagnatie van de behandeling in de FPK is besloten om betrokkene de kans te geven de behandeling voort te zetten binnen de setting van een FPA, in de hoop dat betrokkene bij een minder streng behandelregime beter tot zijn recht zou komen. Hij is tussen 21 april 2023 en 24 augustus 2023 opgenomen geweest bij de FPA van [instelling 2] in [plaats 1] . In deze periode heeft betrokkene dermate slecht samengewerkt met zijn behandelaars en begeleiders en hiernaast ernstig de groepsdynamiek verstoord, dat al snel na aanvang van de opname door de kliniek aan de reclassering om toestemming werd verzocht om de behandeling te beëindigen. Betrokkene heeft meerdere schriftelijke waarschuwingen gekregen, maar dit heeft onvoldoende effect gehad op zijn functioneren binnen de kliniek. Op 4 augustus 2023 heeft contact plaatsgevonden met de officier van justitie, die aangaf dat een omzetting naar dwang te vroeg kwam omdat de opname pas net gestart was. Een overplaatsing naar een andere PFK diende onderzocht te worden. De reclassering heeft vervolgens het DIZ verzocht om een passende FPK te vinden. De FPK [instelling 4] heeft hierop gereageerd dat zij betrokkene niet willen opnemen.
Vanwege een opeenstapeling aan incidenten gedurende met de name de afgelopen weken heeft de FPA [instelling 2] aangegeven dat de situatie in de kliniek inmiddels onhoudbaar is geworden en dat betrokkene per direct moet vertrekken. De kliniek is van mening dat omzetting naar dwangverpleging de meest passende vervolgstap is, nu zowel de behandelingen bij de FPK als de FPA negatief zijn afgesloten en er geen vooruitzicht is op verbetering in de houding van betrokkene. De reclassering adviseert – mede na de afwijzing van de PFK [instelling 4] en gelet op het standpunt van FPA [instelling 2] – om de tbs met voorwaarden om te zetten naar een tbs met dwangverpleging.
De deskundige, de heer [C] , heeft op de zitting zijn rapport onderschreven. Betrokkene heeft zich aan meerdere voorwaarden niet gehouden en heeft een strikt kader nodig om behandeld te worden. De reclassering heeft naar aanleiding van het contact met de officier van justitie meerdere FPK’s in het land aangeschreven. Enkel de FPK [instelling 4] uit [plaats 2] heeft hierop gereageerd, met een afwijzend bericht. Ten slotte heeft de heer [C] benadrukt dat de overplaatsing van betrokkene van een PFK naar een FPA geen beloning was. Er was sprake van stagnatie en daarom is geprobeerd de behandeling voort te zetten in de FPA, binnen een losser kader.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot omzetting van de tbs met voorwaarden naar tbs met dwangverpleging gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De advocaat van betrokkene heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot omzetting naar dwangverpleging dient te worden afgewezen. De tbs-maatregel is door de rechtbank gemaximeerd en dat betekent dat als de tbs wordt omgezet naar dwangverpleging en betrokkene vervolgens eerst minstens negen maanden op de wachtlijst komt te staan, er nog maar drie jaren dwangverpleging over zullen blijven. In die drie jaar zal ook een voorwaardelijke beëindiging aan de orde zijn. Dit betekent dat er feitelijk weinig behandeltijd overblijft. Dat is zowel onwenselijk voor betrokkene als voor de maatschappij. De tbs met voorwaarden zal langer voor betrokkene ingezet kunnen worden. Mede gelet op het advies van de reclassering van 13 januari 2022 (waarin werd aangegeven dat zonder een langdurig behandeltraject het risico op recidive onverminderd hoog zal blijven) is het niet wenselijk om de tbs om te zetten.
Overigens blijkt ook uit verschillende rapporten dat betrokkene wel stappen heeft gezet. Hij heeft op een gegeven moment een stabieler beeld laten zien en zijn psychotische problemen verdwenen naar de achtergrond. Dat het enkel bij de FPA van [instelling 2] in [plaats 1] niet is gelukt om betrokkene te behandelen, is niet voldoende om over te gaan tot een omzetting naar dwang. Daarnaast is het bijzonder dat niet eerst is overwogen om een time-out in te zetten, zoals dat vaak wel gebruikelijk is.
De advocaat van betrokkene heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de zaak dient te worden aangehouden, om te kijken of er nog behandelmogelijkheden zijn bij andere FPK’s. Betrokkene heeft – door geplaatst te worden in een FPA – een resocialisatiestap gemaakt. Als deze stap vervolgens niet goed blijkt te gaan, is het gebruikelijk dat betrokkene een stap terug moet zetten en zijn behandeling binnen het strengere kader van een FPK voortzet. Door een omzetting naar tbs met dwangverpleging in dit stadium, wordt deze stap overgeslagen. De verdediging verzoekt dan ook aan de rechtbank om betrokkene deze kans alsnog te geven.

6.De beoordeling door de rechtbank

Uit het recente voortgangsverslag en het advies van [instelling 2] blijkt dat betrokkene meerdere bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Zo zijn er onder meer positieve urinecontroles geweest, toont betrokkene een geringe behandelmotivatie en is door een opeenstapeling van incidenten een onhoudbare situatie ontstaan. In het advies van [instelling 2] wordt beschreven dat de behandelingen bij FPK en FPA [instelling 2] negatief zijn afgesloten en schriftelijke waarschuwingen onvoldoende effect hebben gehad. Deze omstandigheden rechtvaardigen in beginsel een omzetting naar tbs met dwangverpleging.
De rechtbank acht zich echter onvoldoende voorgelicht om in deze zaak te kunnen beslissen. Het ontbreekt de rechtbank in het bijzondere aan voldoende duidelijke informatie over (de beschikbaarheid van) alternatieven.
Uit het voortgangsverslag blijkt dat behandeling bij de FPA [instelling 2] niet langer mogelijk is. [instelling 2] heeft vervolgens geprobeerd om een passende FPK te vinden waar de behandeling kan worden voortgezet. Blijkens de toelichting van [C] en de reactie van de [instelling 4] is daarbij vermeld dat de eerdere behandeling bij FPK [instelling 3] was mislukt. Uit het voortgangsverslag van [instelling 1] van 6 maart 2023 komt echter een ander beeld naar voren. In dit verslag staat dat de symptomen van betrokkene naar de achtergrond zijn verdwenen en dat sprake is van enig ziekte-besef. Daarnaast wordt beschreven dat hij beter te begeleiden is, prettiger in de samenwerking is en medicatietrouw is. De psychotische kenmerken lijken in remissie te zijn, waarbij betrokkene zijn antisociaal gedrag meer op de voorgrond treedt en zeker nog aandacht behoeft tijdens de behandeling. Gedurende de opname is er een ontwikkeling te zien geweest, waarbij er sprake is van een stabiel toestandsbeeld en is het ziekte-inzicht toegenomen. Verder wordt beschreven dat binnen FPK [instelling 3] alle behandelddoelen zijn bereikt en dat betrokkene toe is aan de volgende stap. Op 18 november 2022 heeft het NIFP de indicatie voor afschaling naar een FPA afgegeven.
Het komt de rechtbank voor dat betrokkene gebaat kan zijn bij het voortzetten van zijn behandeling binnen de meer gestructureerde setting van een FPK, aangezien zijn toestandsbeeld daar eerder is verbeterd. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom bij het zoeken naar een alternatieve behandelplek (via een indicatiestelling) kennelijk ervan uit is gegaan dat de eerdere behandeling binnen een FPK dusdanig slecht is verlopen dat het niet meer kan bijdragen aan de behandeling.
De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen en de zaak vervolgens aanhouden voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden. De griffier zal na het uitspreken van deze beslissing contact opnemen met de verdediging en de officier van justitie om een nieuwe zittingsdatum te bepalen. De rechtbank draagt daarbij aan de officier van justitie op om een nieuwe indicatiestelling aan te vragen, binnen een termijn van drie maanden of korter indien mogelijk, en daarbij de informatie te (laten) betrekken zoals dat blijkt uit het voortgangsverslag van [instelling 1] over het verloop van de eerdere behandeling binnen de FPK [instelling 3] .

7.De beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek en schorst het voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden;
  • stelt de stukken in handen van de officier van justitie en verzoekt de officier van justitie zorg te dragen voor een nieuwe indicatiestelling voor plaatsing van betrokkene in een FPK, binnen drie maanden of korter indien mogelijk;
  • beveelt de oproeping van betrokkene, zijn raadsman en de reclassering tegen de nader te bepalen datum en tijdstip;
Deze tussenbeslissing is genomen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. S.D. Groen en mr. H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023.