ECLI:NL:RBMNE:2023:5338

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/557039 / HL ZA 23-155
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE en rechtsgeldigheid van overeenkomsten met liftinstallateur

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen de besloten vennootschap [geopposeerde] B.V. en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het flatgebouw [naam]. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van twee overeenkomsten die door de heer [A], voorzitter van de VvE, zijn ondertekend met [geopposeerde] voor de modernisering van de liftinstallatie en een serviceovereenkomst. De VvE heeft de vorderingen van [geopposeerde] afgewezen, stellende dat er geen mandaat was voor de heer [A] om deze overeenkomsten aan te gaan, aangezien er geen besluit van de ledenvergadering was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de offertes door de heer [A] zijn getekend zonder goedkeuring van de ledenvergadering, wat noodzakelijk was volgens de statuten van de VvE. De rechtbank oordeelde dat [geopposeerde] niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de bevoegdheid van de heer [A] om de overeenkomsten te sluiten, en dat er geen noodsituatie was die het bestuur in staat stelde om zonder goedkeuring van de ledenvergadering verplichtingen aan te gaan. Het verstekvonnis van 12 april 2023 werd vernietigd en de vorderingen van [geopposeerde] werden afgewezen. De rechtbank heeft [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten van de VvE, die op € 4.369,00 zijn begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/557039 / HL ZA 23-155
Vonnis in verzet van 4 oktober 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geopposeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. W. van Dijk te Barneveld,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN VAN HET FLATGEBOUW “ [naam] ” TE [plaats],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. B.N. Haacker te Deventer.
Partijen zullen hierna [geopposeerde] en VvE [naam] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van 12 april 2023 en de daarin genoemde processtukken;
  • de verzetdagvaarding van 9 mei 2023 met 22 producties;
  • de akte van 25 juli 2023 van [geopposeerde] met 3 producties;
  • de mondelinge behandeling op 23 augustus 2023 en het daarvan opgemaakte proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[geopposeerde] is een onderneming gericht op verkoop, montage en onderhoud van liftinstallaties. VvE [naam] is een vereniging van eigenaars van het flatgebouw [naam] te [plaats] .
2.2.
[geopposeerde] heeft op 10 februari 2021 een tweetal offertes uitgebracht en geadresseerd aan VvE [naam] ter attentie van de heer [A] . Eén van de offertes heeft betrekking op het moderniseren van de liftinstallatie van VvE [naam] voor een totaalbedrag van € 33.429,88 (inclusief btw). In de offerte staat vermeld dat de eerste betaaltermijn van 45% van het totaalbedrag in rekening wordt gebracht bij opdracht. De andere offerte is een serviceovereenkomst voor een periode van 10 jaar waarin [geopposeerde] de lift van VvE [naam] onderhoudt tegen een jaarlijkse vergoeding van € 1.130,00 (exclusief btw). Beide offertes zijn op of omstreeks 12 maart 2021 door de heer [A] ondertekend.
2.3.
Op 1 april 2021 heeft [geopposeerde] aan VvE [naam] de eerste factuur gestuurd voor het moderniseren van de lift. Op 19 april 2021, 15 december 2021 en 13 december 2022 heeft [geopposeerde] aan VvE [naam] facturen gestuurd ten behoeve van de serviceovereenkomst. VvE [naam] heeft alle facturen onbetaald gelaten.
2.4.
Op 14 april 2021 heeft de heer [B] , destijds lid van VvE [naam] , een
e-mailbericht aan [geopposeerde] gestuurd. In het e-mailbericht staat onder meer het volgende geschreven:
“(…) Het volgende breng ik u onder de aandacht.
U heeft opdrachten ontvangen van Flatgebouw de [naam] op de [straat] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te [plaats] .
De opdrachten zijn ondertekend door dhr [A] .
Bij deze wordt u geïnformeerd dat dhr [A] hiertoe geen mandaat heeft van de
algemene ledenvergadering om deze orders te verstrekken
.
Ik geeft u het advies om de orders te annuleren, ze zullen zeker niet uitgevoerd
mogen worden. (…)”
2.5.
Op 29 april 2021 heeft het bestuur van VvE [naam] per brief aan haar leden gevraagd om te stemmen over de vraag of zij het contract met de toenmalige liftleverancier ( [onderneming] ) voort wilden zetten of wilden overstappen naar [geopposeerde] . Uiteindelijk heeft de ledenvergadering op 23 augustus 2021 besloten om het contract met [onderneming] een jaar voort te zetten.
2.6.
VvE [naam] is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: het handelsregister). Op het moment dat de heer [A] de offertes van [geopposeerde] tekende, stonden verschillende bestuurders van VvE [naam] in het handelsregister geregistreerd. De registratie van de heer [A] luidt als volgt:
Bestuurders
Naam [A] , [voornamen van A]
(…)
Datum in functie 29-10-2018 (datum registratie: 06-12-2018)
Titel Voorzitter
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd met beperkingen (zie opgaaf)”

3.Het geschil

3.1.
[geopposeerde] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis VvE [naam] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 20.854,03 te vermeerderen met rente en kosten. Bovendien heeft [geopposeerde] in de verstekprocedure gevorderd dat VvE [naam] wordt geboden om de leverings- en serviceovereenkomst uit te voeren op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 ineens en te vermeerderen met € 500,00 per dag dat VvE [naam] hiermee in gebreke blijft.
3.2.
[geopposeerde] heeft ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat zij twee overeenkomsten met VvE [naam] gesloten heeft die nagekomen moeten worden. Omdat VvE [naam] de eerste factuur van de overeenkomst tot het moderniseren van de lift niet heeft betaald, is zij volgens [geopposeerde] in verzuim. Daarnaast heeft VvE [naam] enkele jaarfacturen van de serviceovereenkomst onbetaald gelaten.
3.3.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [geopposeerde] toegewezen waarbij de rechtbank de gevorderde dwangsom heeft gemaximeerd tot € 50.000,00 en is VvE [naam] veroordeeld in de proces- en nakosten.
3.4.
VvE [naam] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd, dat de vorderingen van [geopposeerde] alsnog worden afgewezen en dat [geopposeerde] wordt veroordeeld in de kosten van het verzet.
3.5.
VvE [naam] heeft ter onderbouwing hiervan gesteld dat er geen overeenkomsten met haar tot stand zijn gekomen. De heer [A] was niet bevoegd om de overeenkomsten met [geopposeerde] aan te gaan en [geopposeerde] wist dat of had dat moeten weten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat VvE [naam] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
In de kern gaat het in deze zaak om de vraag of [geopposeerde] twee overeenkomsten met VvE [naam] heeft gesloten en VvE [naam] dientengevolge gehouden is tot nakoming daarvan.
Geen besluit ledenvergadering VvE [naam]
4.3.
VvE [naam] is een vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 5:124 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Een vereniging van eigenaars is niet gelijk te stellen met een vereniging zoals opgenomen in Boek 2 BW. Iedere appartementseigenaar is op grond van artikel 5:125 lid 2 BW van rechtswege lid. Het bestuur van een vereniging van eigenaars kan de vereniging in beginsel niet onbeperkt en onvoorwaardelijk vertegenwoordigen. Ingevolge artikel 5:125 lid 1 BW kunnen besluiten binnen een vereniging van eigenaars met betrekking tot de gemeenschappelijke delen in beginsel alleen worden genomen door de algemene ledenvergadering. In artikel 5:131 lid 3 BW is bepaald dat het bestuur de middelen van de vereniging van eigenaars beheert en dat het zorgdraagt voor de tenuitvoerlegging van de besluiten van de vergadering van eigenaars, voor zover de statuten niet anders bepalen.
4.4.
De splitsingsakte van VvE [naam] bepaalt in artikel 52 lid 1 dat de vergadering van eigenaars (hierna: de vergadering) beslist over het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken. Uit het tweede lid van artikel 52 van de splitsingsakte volgt dat het bestuur geen onderhoudswerkzaamheden kan opdragen die niet op de begroting voorkomen, tenzij zij door de vergadering zijn gemachtigd. Artikel 53 lid 5 van de splitsingsakte bepaalt dat het bestuur de machtiging nodig heeft van de vergadering voor het verrichten van rechtshandelingen boven een bepaald belang. VvE [naam] heeft gesteld, en dit is niet weersproken, dat het voornoemde bedrag € 1.000,00 bedraagt, zodat naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat voor het sluiten van de overeenkomsten met [geopposeerde] goedkeuring van de ledenvergadering van VvE [naam] in beginsel nodig was.
4.5.
Het staat vast dat de offertes van [geopposeerde] door de heer [A] op of omstreeks 12 maart 2021 zijn getekend. Het staat eveneens vast dat pas op 29 april 2021 bij de leden van VvE [naam] het besluit in stemming werd gebracht over de vraag of het contract met liftleverancier [onderneming] werd voortgezet of dat zou worden overgestapt naar [geopposeerde] . De rechtbank constateert verder dat uit de door VvE [naam] overgelegde notulen van de ledenvergadering van 1 juli 2021, 12 juli 2021 en 23 augustus 2021 volgt dat het besluit om het contract met liftleverancier [onderneming] voort te zetten en niet over te stappen naar [geopposeerde] pas op 23 augustus 2021 werd genomen. Naar het oordeel van de rechtbank staat het daarmee vast dat er geen besluit van de ledenvergadering van VvE [naam] ten grondslag heeft gelegen aan het sluiten van de overeenkomsten door de heer [A] met [geopposeerde] .
[geopposeerde] mocht niet gerechtvaardigd vertrouwen op de bevoegdheid van de heer [A]
4.6.
[geopposeerde] betoogt dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de heer [A] als voorzitter bevoegd was om de overeenkomsten namens VvE [naam] te sluiten. Ter
onderbouwing wijst [geopposeerde] erop dat de heer [A] in het handelsregister ingeschreven stond als
“alleen/zelfstandig bevoegd”. Volgens [geopposeerde] heeft de tekst die daarachter staat (
“met beperkingen (zie opgaaf)”) geen waarde, omdat de beperkingen niet in het handelsregister zijn opgenomen. [geopposeerde] wijst er verder op dat de offertes op initiatief van de heer [A] zijn uitgebracht en dat bij het eerste overleg een medebewoner van de technische dienst van VvE [naam] samen met de heer [A] aanwezig was. Als er een intern conflict binnen VvE [naam] is ontstaan over de geldigheid van het tekenen van de overeenkomsten door de heer [A] , is dat volgens [geopposeerde] een interne aangelegenheid binnen VvE [naam] die haar niet raakt.
4.7.
VvE [naam] betwist gemotiveerd dat [geopposeerde] gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de bevoegdheid van de heer [A] .
4.8.
De rechtbank overweegt dat [geopposeerde] een professionele organisatie is met een specifieke afdeling voor verenigingen van eigenaars. Van haar mag verwacht worden dat zij op de hoogte is van de wettelijke bevoegdheidsregels binnen een vereniging van eigenaars. Daarbij komt dat [geopposeerde] na raadpleging van het handelsregister gewaarschuwd had moeten zijn. In het handelsregister is immers opgenomen dat de heer [A] , voorzitter van VvE [naam] , slechts alleen/zelfstandig bevoegd is met beperkingen. Daaruit volgt dat [geopposeerde] er niet op mocht vertrouwen dat de heer [A] VvE [naam] onbeperkt en onvoorwaardelijk mocht vertegenwoordigen. Dat de specifieke beperkingen niet geregistreerd staan in het handelsregister maakt dat niet anders. Het had op de weg van [geopposeerde] gelegen om aan de heer [A] te vragen of VvE [naam] het besluit om de overeenkomsten te tekenen draagt. Ook had zij bij het eerste overleg voor het sluiten van de overeenkomsten aan de medebewoner kunnen vragen of diegene een bestuursfunctie binnen VvE [naam] vervult. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [geopposeerde] zich er onvoldoende van vergewist of de heer [A] bevoegd was VvE [naam] , en daarmee alle bewoners die van rechtswege lid zijn, te vertegenwoordigen. Onder die omstandigheden mocht zij redelijkerwijs niet aannemen dat de heer [A] bevoegd was de offertes voor de liftinstallatie te tekenen/vertegenwoordigingsbevoegd was.
Geen sprake van een noodsituatie
4.9.
[geopposeerde] betoogt tot slot nog dat de heer [A] gehandeld heeft overeenkomstig artikel 53 lid 6 van de splitsingsakte van VvE [naam] . Volgens [geopposeerde] is er slechts één lift aanwezig in het flatgebouw die veel problemen gaf waardoor mensen soms hun woning niet uit konden. Daarnaast was er sprake van een Covid lockdown en kon er geen ledenvergadering gehouden worden, aldus [geopposeerde] . VvE [naam] betwist dat er sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 53 lid 6 van de splitsingsakte. Er was volgens VvE [naam] geen sprake dat de lift het helemaal niet meer deed en ondanks de coronamaatregelen kon men per brief of telefonisch contact houden.
4.10.
Artikel 53 lid 6 van de splitsingsakte van VvE [naam] bepaalt dat het bestuur voor het nemen van ‘
spoedeisende maatregelen’ zonder opdracht van de ledenvergadering verbintenissen mag aangaan. Naar het oordeel van de rechtbank is daar sprake van als er acuut maatregelen moeten plaatsvinden en een besluit van de vergadering daartoe niet kan worden afgewacht. Een dergelijke situatie is niet gesteld of gebleken. In dat kader acht de rechtbank het van belang dat de offertes op 10 februari 2021 zijn uitgebracht en de eerste factuur, die bij opdracht en voor het starten van de werkzaamheden werd gefactureerd, pas op 1 juli 2021 door [geopposeerde] aan VvE [naam] is verzonden. Van het acuut moeten treffen van maatregelen was dus geen sprake. Er kon bovendien, ondanks de coronabeperkingen, met de ledenvergadering telefonisch of per brief worden gecorrespondeerd. Uit de door VvE [naam] overgelegde notulen van ledenvergaderingen en van een stemming blijkt dat dit ook gebeurde. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 53 lid 6 van de splitsingsakte.
Slotsom
4.11.
De slotsom luidt dat de twee overeenkomsten tussen [geopposeerde] en VvE [naam] niet rechtsgeldig zijn. Dat betekent dat daarvan geen nakoming kan worden gevorderd en dat het verstekvonnis moet worden vernietigd. De vorderingen van [geopposeerde] zullen alsnog worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
[geopposeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in
art. 141 Rv voor rekening van VvE [naam] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat VvE [naam] in eerste instantie niet is verschenen. De door [geopposeerde] te vergoeden kosten aan de zijde van VvE [naam] worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat €
1.532,00(2 punten × tarief € 766,00)
Totaal € 4.369,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 12 april 2023 onder zaaknummer / rolnummer 553807 / HA ZA 23-88 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
wijst de vorderingen af,
5.3.
veroordeelt VvE [naam] in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen, aan de zijde van [geopposeerde] begroot op € 186,44 voor de kosten van de betekening van het verstekvonnis,
5.4.
veroordeelt [geopposeerde] in de overige kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van VvE [naam] tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de overige kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van VvE [naam] tot op heden begroot op € 4.369,00,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: