Overwegingen
3. Het college kan een omgevingsvergunning om van het bestemmingsplan af te wijken verlenen als de gevraagde activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bij de beslissing om wel of niet toepassing te geven aan deze afwijkingsbevoegdheid heeft het college beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter stelt niet zelf vast of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht.
4. De rechtbank stelt voorop dat het in deze beroepsprocedure gaat om de vraag of het college in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor het dakterras op het gebouw aan de [adres 1] in Utrecht. Het gaat in deze procedure níet om de vraag of al dan niet sprake is van een onvergunde splitsing van dit gebouw in appartementen. Daarom kunnen de beroepsgronden die betrekking hebben op splitsing van het gebouw niet slagen. Dit geldt ook voor de beroepsgrond dat er niet zou zijn gehandhaafd op een onvergunde splitsing. Het standpunt van eiseres dat onduidelijk is wanneer er wat is gebouwd, is ook niet relevant voor beantwoording van de vraag of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Deze beroepsgrond kan daarom ook niet slagen.
5. Eiseres wijst erop dat op het dak van [adres 5] drie rookgasafvoeren pal naast de locatie van het nieuwe dakluik staan. Deze drie afvoeren staan niet op de bouwtekening, terwijl dat wel verplicht is. De afstandseis die hiervoor geldt is niet gecontroleerd. Eiseres vindt dat de vergunning in ieders belang behoort te worden getoetst op veiligheid.
6. De rechtbank is het met het college eens dat deze grond niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden, vanwege het relativiteitsvereiste. Het relativiteitsvereiste houdt kort gezegd in dat iemand in een beroepsprocedure alleen met succes een beroep kan doen op een norm, als deze norm bedoeld is om zijn of haar belangen te beschermen. Dat is hier niet het geval. De betreffende rechtsnormen in het Bouwbesluit strekken namelijk niet tot bescherming van de belangen van eiseres als omwonende, maar van de bewoners van de woning waarin het verbrandingstoestel (cv-ketel) zich bevindt. Dat zijn in dit geval de bewoners van het appartement aan de [adres 5] en in de toekomst ook [adres 6] .
7. Eiseres betoogt verder dat met de verlening van de omgevingsvergunning voor het dakterras de privacy van de bewoners aan de [straat 1] en de [straat 2] wordt aangetast.
8. Het relativiteitsvereiste staat ook hier in de weg aan beoordeling van de beroepsgrond. De rechtsnormen waar eiseres zich op beroept strekken in dit geval niet tot bescherming van haar belangen. Eiseres wijst namelijk op de belangen van bewoners aan de [straat 1] en de [straat 2] , niet op haar eigen belangen.
Feitelijke situatie versus bouwtekeningen
9. Eiseres voert aan dat de feitelijke situatie anders is dan is weergegeven op de bouwtekeningen bij de vergunningaanvraag. De rechtbank begrijpt eiseres zo dat zij vindt dat het hoekpand aan de [adres 1] groter is dan in de omgevingsvergunning is aangegeven en dat een deel langs de [straat 3] dat aan het huis van eiseres grenst is weggelaten op de tekening.
10. De beroepsgrond slaagt niet. Het dakterras wordt op de bouwtekening getekend op het adres [adres 1] . De rechtbank heeft op basis van het dossier geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de bouwtekeningen op relevante punten afwijken van de feitelijke situatie. De rechtbank ziet niet in waarom het college op basis van deze tekeningen de aanvraag niet had kunnen beoordelen. Dat er panden aan de [straat 3] of delen daarvan niet zijn opgenomen in de tekeningen, is niet relevant voor de beoordeling van het bouwplan voor de [adres 1] .
11. Verder voert eiseres aan dat er geen noodzaak is om een tweede dakterras te realiseren. Het appartement [adres 5] heeft al een groot balkon aan de achterzijde en is dus al voorzien van een buitenruimte. De stedenbouwkundige was door een onjuiste bouwtekening niet op de hoogte van het feit dat het pand al 34 m² aan buitenruimte heeft in de vorm van balkons en terrassen. Met het gewenste dakterras erbij is sprake van in totaal 50 m² aan terras aan de achterzijde en op het dak, terwijl de interne richtlijnen van het college slechts 16 m² toestaan.
12. De rechtbank overweegt allereerst dat het college niet het nut of de noodzaak van een aanvraag mag toetsen. Het college moet elke aanvraag toetsen aan de geldende regelgeving, of dat nu een eerste of tweede dakterras zou zijn. In dit geval is er echter ook geen sprake van een tweede dakterras. De vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat het vergunde dakterras er niet als tweede dakterras is bijgekomen maar in plaats van een bestaand dakterras is gerealiseerd. Het college heeft zich hier bij aangesloten. Gelet hierop is geen sprake van een tweede terras en is het totaal toegestane oppervlakte aan dakterras van 16 m² niet overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Wie kan gebruik maken van het dakterras?
13. Eiseres voert aan dat het college bij de besluitvorming de betrokken belangen niet goed heeft afgewogen. Het is onduidelijk hoeveel mensen er gebruik mogen maken van het vergunde dakterras. Eiseres vreest ervoor dat de bewoners van de appartementen aan de [adres 7] , [adres 8] en [adres 6] in de toekomst ook gebruik zullen maken van het dakterras. Op de tekening staat namelijk geen fysieke barrière die voor deze bewoners toegang tot het dakterras verhindert.
14. In het bestreden besluit staat dat het dakterras bedoeld is voor appartement [adres 5] . De vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat alleen de bewoners van het appartement aan de [adres 5] en, na splitsing van dit appartement, ook de bewoners van appartement aan de [adres 6] , gebruik kunnen maken van het vergunde dakterras. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze toelichting van de vergunninghouder te twijfelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college bij de belangenafweging uit is gegaan van de juiste toekomstige gebruikers.
15. Eiseres stelt dat het belang van de vergunninghouder bij het dakterras niet opweegt tegen de nadelige gevolgen voor eiseres en andere omwonenden. Eiseres wijst in dat kader op geluidsoverlast, een beperking van de gebruiksmogelijkheden en dat de kleine tuinen van de omwonenden al worden gedomineerd worden door dakterrassen.
16. Volgens het college staat voorop dat de beperkte afmetingen van het dakterras een beperkend effect zullen hebben op de mogelijke geluidsoverlast. Het college wijst er verder op dat het dakterras in een dichtbevolkte stedelijke omgeving is gerealiseerd, waarbij enige geluidsoverlast niet meteen onaanvaardbaar is.
17. Het perceel staat in een stedelijke omgeving. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State(de Afdeling) dat in een stedelijke omgeving enige overlast inherent is. Naar het oordeel van de rechtbank is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van eiseres geen sprake. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er geen recht bestaat op een blijvende situatie, en dat eiseres in een stedelijke omgeving enige verandering en overlast moet dulden. Het college heeft in voldoende mate rekening met de belangen van omwonenden gehouden door een afstand tot de dakrand van 3 meter aan de voorzijde en 2 meter aan de achterzijde aan te houden en een maximum oppervlakte van 16 m² toe te staan. Bij een dakterras van dergelijke omvang kunnen een beperkt aantal personen tegelijkertijd hierop plaatsnemen. Ook ziet de rechtbank om dezelfde reden niet in waarom het dakterras de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen zou beperken en dat de tuinen van omwonenden gedomineerd zouden worden door het dakterras.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
18. Eiseres voert aan dat het college niet heeft onderzocht of de Vereniging van Eigenaren (VvE) toestemming heeft gegeven voor het bouwplan.
19. Het al dan niet ontbreken van toestemming van de VvE is een privaatrechtelijke aangelegenheid. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan een privaatrechtelijke belemmering alleen dan aan de verlening van een omgevingsvergunning in de weg staan als deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering aan de uitvoering van een activiteit in de weg staat.
20. Deze beroepsgrond zou kunnen slagen als op voorhand duidelijk is dat er geen toestemming is gegeven door de VvE. Dit is niet het geval. Op de zitting heeft de gemachtigde van de vergunninghouder verklaard dat zijn eigen BV samen met vergunninghouder eigenaar van het pand zijn, dat zij dus samen de VvE vormen en dat zij allebei voorstander van het bouwplan zijn. Dat maakt aannemelijk dat de VvE heeft ingestemd met het bouwplan. Er is in dit geval dan ook geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering. De beroepsgrond slaagt niet.