ECLI:NL:RBMNE:2023:5331

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
UTR_22_5316
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor dakterras in stedelijke omgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakterras op een appartementencomplex in Utrecht. Eiseres, die direct naast het complex woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die op 8 maart 2022 door het college van burgemeester en wethouders is verleend. Het college heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, waarna zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil niet gaat over een onvergunde splitsing van het pand, maar over de vraag of de omgevingsvergunning in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bouwtekeningen niet afwijken van de feitelijke situatie en dat er geen sprake is van een tweede dakterras. Eiseres heeft verschillende gronden aangevoerd, waaronder zorgen over geluidsoverlast en privacy, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze gronden niet slagen vanwege het relativiteitsvereiste. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5316

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. T.B.H. Nguyen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] B.V.uit [vestigingsplaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: R. Kok).

Inleiding

1.1.
In een besluit van 8 maart 2022 (het primaire besluit) heeft het college aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een dakterras op het gebouw aan de [adres 1] in [woonplaats] . In dit gebouw zijn appartementen gevestigd. Het dakterras is inmiddels gerealiseerd.
1.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres woont aan de [straat 3] 10 in Utrecht. Haar woning grenst direct aan een complex met daarin de appartementen [straat 3] 2 tot en met [adres 4] dat aan de andere zijde direct tegen het hoofgebouw aan de [adres 1] ligt.
1.3.
In een besluit van 3 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.4.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2023. Eiseres is, met vooraf bericht van verhindering, niet verschenen. Het college en de derde-partij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Het geschil

2. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan. De bouwhoogte van het bouwplan dat de vergunninghouder wil realiseren overschrijdt de maximaal toegestane bouwhoogte van artikel 4 van het bestemmingsplan [locatie] e.o. (het bestemmingsplan). Het college heeft de vergunning verleend met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 26, eerste lid, onder f, van het bestemmingsplan. Op grond van deze bepaling is het college bevoegd een vrijstelling te verlenen voor het overschrijden van de maximale hoogte voor het plaatsen van hekwerken, met dien verstande dat de maximale hoogte met niet meer dan 1,2 mag worden overschreden. Hier voldoet de aanvraag aan. Op de bouwtekeningen bij de vergunningaanvraag staat een hoogte van 1 meter. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend, omdat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij vindt dat de vergunning niet verleend had mogen worden en heeft verschillende gronden aangevoerd. De rechtbank zal hierna de beroepsgronden van eiseres bespreken.

Overwegingen

Beoordelingskader
3. Het college kan een omgevingsvergunning om van het bestemmingsplan af te wijken verlenen als de gevraagde activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bij de beslissing om wel of niet toepassing te geven aan deze afwijkingsbevoegdheid heeft het college beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter stelt niet zelf vast of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht.
Omvang van het geschil
4. De rechtbank stelt voorop dat het in deze beroepsprocedure gaat om de vraag of het college in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor het dakterras op het gebouw aan de [adres 1] in Utrecht. Het gaat in deze procedure níet om de vraag of al dan niet sprake is van een onvergunde splitsing van dit gebouw in appartementen. Daarom kunnen de beroepsgronden die betrekking hebben op splitsing van het gebouw niet slagen. Dit geldt ook voor de beroepsgrond dat er niet zou zijn gehandhaafd op een onvergunde splitsing. Het standpunt van eiseres dat onduidelijk is wanneer er wat is gebouwd, is ook niet relevant voor beantwoording van de vraag of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Deze beroepsgrond kan daarom ook niet slagen.
Relativiteitsvereiste
5. Eiseres wijst erop dat op het dak van [adres 5] drie rookgasafvoeren pal naast de locatie van het nieuwe dakluik staan. Deze drie afvoeren staan niet op de bouwtekening, terwijl dat wel verplicht is. De afstandseis die hiervoor geldt is niet gecontroleerd. Eiseres vindt dat de vergunning in ieders belang behoort te worden getoetst op veiligheid.
6. De rechtbank is het met het college eens dat deze grond niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden, vanwege het relativiteitsvereiste. Het relativiteitsvereiste houdt kort gezegd in dat iemand in een beroepsprocedure alleen met succes een beroep kan doen op een norm, als deze norm bedoeld is om zijn of haar belangen te beschermen. Dat is hier niet het geval. De betreffende rechtsnormen in het Bouwbesluit strekken namelijk niet tot bescherming van de belangen van eiseres als omwonende, maar van de bewoners van de woning waarin het verbrandingstoestel (cv-ketel) zich bevindt. Dat zijn in dit geval de bewoners van het appartement aan de [adres 5] en in de toekomst ook [adres 6] .
7. Eiseres betoogt verder dat met de verlening van de omgevingsvergunning voor het dakterras de privacy van de bewoners aan de [straat 1] en de [straat 2] wordt aangetast.
8. Het relativiteitsvereiste staat ook hier in de weg aan beoordeling van de beroepsgrond. De rechtsnormen waar eiseres zich op beroept strekken in dit geval niet tot bescherming van haar belangen. Eiseres wijst namelijk op de belangen van bewoners aan de [straat 1] en de [straat 2] , niet op haar eigen belangen.
Feitelijke situatie versus bouwtekeningen
9. Eiseres voert aan dat de feitelijke situatie anders is dan is weergegeven op de bouwtekeningen bij de vergunningaanvraag. De rechtbank begrijpt eiseres zo dat zij vindt dat het hoekpand aan de [adres 1] groter is dan in de omgevingsvergunning is aangegeven en dat een deel langs de [straat 3] dat aan het huis van eiseres grenst is weggelaten op de tekening.
10. De beroepsgrond slaagt niet. Het dakterras wordt op de bouwtekening getekend op het adres [adres 1] . De rechtbank heeft op basis van het dossier geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de bouwtekeningen op relevante punten afwijken van de feitelijke situatie. De rechtbank ziet niet in waarom het college op basis van deze tekeningen de aanvraag niet had kunnen beoordelen. Dat er panden aan de [straat 3] of delen daarvan niet zijn opgenomen in de tekeningen, is niet relevant voor de beoordeling van het bouwplan voor de [adres 1] .
Een tweede dakterras?
11. Verder voert eiseres aan dat er geen noodzaak is om een tweede dakterras te realiseren. Het appartement [adres 5] heeft al een groot balkon aan de achterzijde en is dus al voorzien van een buitenruimte. De stedenbouwkundige was door een onjuiste bouwtekening niet op de hoogte van het feit dat het pand al 34 m² aan buitenruimte heeft in de vorm van balkons en terrassen. Met het gewenste dakterras erbij is sprake van in totaal 50 m² aan terras aan de achterzijde en op het dak, terwijl de interne richtlijnen van het college slechts 16 m² toestaan.
12. De rechtbank overweegt allereerst dat het college niet het nut of de noodzaak van een aanvraag mag toetsen. Het college moet elke aanvraag toetsen aan de geldende regelgeving, of dat nu een eerste of tweede dakterras zou zijn. In dit geval is er echter ook geen sprake van een tweede dakterras. De vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat het vergunde dakterras er niet als tweede dakterras is bijgekomen maar in plaats van een bestaand dakterras is gerealiseerd. Het college heeft zich hier bij aangesloten. Gelet hierop is geen sprake van een tweede terras en is het totaal toegestane oppervlakte aan dakterras van 16 m² niet overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Wie kan gebruik maken van het dakterras?
13. Eiseres voert aan dat het college bij de besluitvorming de betrokken belangen niet goed heeft afgewogen. Het is onduidelijk hoeveel mensen er gebruik mogen maken van het vergunde dakterras. Eiseres vreest ervoor dat de bewoners van de appartementen aan de [adres 7] , [adres 8] en [adres 6] in de toekomst ook gebruik zullen maken van het dakterras. Op de tekening staat namelijk geen fysieke barrière die voor deze bewoners toegang tot het dakterras verhindert.
14. In het bestreden besluit staat dat het dakterras bedoeld is voor appartement [adres 5] . De vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat alleen de bewoners van het appartement aan de [adres 5] en, na splitsing van dit appartement, ook de bewoners van appartement aan de [adres 6] , gebruik kunnen maken van het vergunde dakterras. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze toelichting van de vergunninghouder te twijfelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college bij de belangenafweging uit is gegaan van de juiste toekomstige gebruikers.
Belangenafweging
15. Eiseres stelt dat het belang van de vergunninghouder bij het dakterras niet opweegt tegen de nadelige gevolgen voor eiseres en andere omwonenden. Eiseres wijst in dat kader op geluidsoverlast, een beperking van de gebruiksmogelijkheden en dat de kleine tuinen van de omwonenden al worden gedomineerd worden door dakterrassen.
16. Volgens het college staat voorop dat de beperkte afmetingen van het dakterras een beperkend effect zullen hebben op de mogelijke geluidsoverlast. Het college wijst er verder op dat het dakterras in een dichtbevolkte stedelijke omgeving is gerealiseerd, waarbij enige geluidsoverlast niet meteen onaanvaardbaar is.
17. Het perceel staat in een stedelijke omgeving. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] (de Afdeling) dat in een stedelijke omgeving enige overlast inherent is. Naar het oordeel van de rechtbank is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van eiseres geen sprake. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er geen recht bestaat op een blijvende situatie, en dat eiseres in een stedelijke omgeving enige verandering en overlast moet dulden. Het college heeft in voldoende mate rekening met de belangen van omwonenden gehouden door een afstand tot de dakrand van 3 meter aan de voorzijde en 2 meter aan de achterzijde aan te houden en een maximum oppervlakte van 16 m² toe te staan. Bij een dakterras van dergelijke omvang kunnen een beperkt aantal personen tegelijkertijd hierop plaatsnemen. Ook ziet de rechtbank om dezelfde reden niet in waarom het dakterras de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen zou beperken en dat de tuinen van omwonenden gedomineerd zouden worden door het dakterras.

Evidente privaatrechtelijke belemmering

18. Eiseres voert aan dat het college niet heeft onderzocht of de Vereniging van Eigenaren (VvE) toestemming heeft gegeven voor het bouwplan.
19. Het al dan niet ontbreken van toestemming van de VvE is een privaatrechtelijke aangelegenheid. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan een privaatrechtelijke belemmering alleen dan aan de verlening van een omgevingsvergunning in de weg staan als deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering aan de uitvoering van een activiteit in de weg staat. [2]
20. Deze beroepsgrond zou kunnen slagen als op voorhand duidelijk is dat er geen toestemming is gegeven door de VvE. Dit is niet het geval. Op de zitting heeft de gemachtigde van de vergunninghouder verklaard dat zijn eigen BV samen met vergunninghouder eigenaar van het pand zijn, dat zij dus samen de VvE vormen en dat zij allebei voorstander van het bouwplan zijn. Dat maakt aannemelijk dat de VvE heeft ingestemd met het bouwplan. Er is in dit geval dan ook geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het dakterras op het gebouw aan de [adres 1] in Utrecht heeft kunnen verlenen. In het geval de rechtbank van oordeel is dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven, heeft eiseres de rechtbank nog verzocht om hier twee voorwaarden aan te verbinden. Gelet op de bespreking van de beroepsgronden, komt de rechtbank tot de conclusie dat het college de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank zal daarom het beroep ongegrond verklaren en is verder niet bevoegd voorwaarden aan de omgevingsvergunning te verbinden.
21. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
5 oktober 2023.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1640.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1997.