ECLI:NL:RBMNE:2023:5327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
536824
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen broers over de afwikkeling en vereffening van vennootschappen met betrekking tot voorraad en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee broers die samen aandeelhouders en bestuurders zijn van de vennootschappen [onderneming 1] B.V. en [onderneming 2] B.V. De broers hebben een verstoorde verstandhouding, die is ontstaan halverwege 2018. Eiser heeft in 2020 voorgesteld om de vennootschappen te ontbinden en de voorraad van [onderneming 2] onderling te verdelen. Er is een concept vaststellingsovereenkomst opgesteld, maar partijen hebben uiteindelijk geen overeenstemming bereikt. Gedaagde heeft op 14 januari 2021 de vennootschappen in liquidatie geregistreerd, wat heeft geleid tot verdere conflicten over de verdeling van de voorraad.

Eiser vordert in deze procedure afgifte van de voorraad of een vervangende schadevergoeding, omdat hij meent dat gedaagde zichzelf heeft bevoordeeld bij de verdeling van de voorraad. De rechtbank oordeelt dat de voorraad nog steeds eigendom is van [onderneming 2] en dat er geen wilsovereenstemming is bereikt over de verdeling. Hierdoor zijn de vorderingen van eiser niet toewijsbaar. De rechtbank wijst de vorderingen af en compenseert de proceskosten tussen de partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/536824 / HA ZA 22-205
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna: eiser,
advocaat: mr. M.N. Guntenaar te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna: gedaagde,
advocaat: mr. D. Coskun te Duiven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de brief van 22 december 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie en akte eiswijziging in conventie;
- de mondelinge behandeling van 8 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van gedaagde.
1.2.
Ter zitting hebben partijen voor een deel van de vorderingen een minnelijke regeling getroffen, die is vastgelegd in een proces-verbaal. Daarop heeft eiser de vorderingen 1, 2 en 4 in conventie ingetrokken. Gedaagde heeft zijn vorderingen in reconventie in zijn geheel ingetrokken.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Partijen zijn broers en samen aandeelhouders en bestuurders van [onderneming 1] B.V. (hierna: [onderneming 1] ). [onderneming 1] is op haar beurt aandeelhouder en bestuurder van de werkmaatschappij [onderneming 2] B.V. ( [onderneming 2] ). [onderneming 2] houdt zich bezig met de in- en verkoop van ‘smart-home’-producten.
2.2.
Halverwege 2018 ontstaat er een verstoorde verstandhouding tussen partijen. Over en weer zijn voorstellen gedaan om de aandelen van de ander over te nemen, maar er werd geen overeenstemming over de prijs bereikt. Uiteindelijk is in 2020 door eiser voorgesteld om het bedrijf te staken, ontbinden en vereffenen en de in [onderneming 2] aanwezige voorraad onderling evenredig tussen partijen te verdelen. Er wordt daarvoor een concept vaststellingsovereenkomst opgesteld.
2.3.
De voorraad van [onderneming 2] lag opgeslagen in twee opslagboxen bij [onderneming 3] (box [nummeraanduiding 1] en box [nummeraanduiding 2] ). Beide partijen hebben de aanwezige voorraad in ‘hun’ box geteld. Vervolgens komt in oktober 2020 het bericht van gedaagde dat hij de voorraad in box [nummeraanduiding 2] heeft verdeeld en dat eiser box [nummeraanduiding 1] moet verdelen. Gedaagde gaat vervolgens zelf tot die verdeling over. Eiser is het hier niet mee eens en zegt benadeeld te zijn door de wijze waarop gedaagde de voorraad heeft verdeeld. Over de vaststellingsovereenkomst worden partijen het niet meer eens.
2.4.
Ondanks dat er tussen partijen uiteindelijk geen (schriftelijke) overeenstemming is bereikt, registreert gedaagde op 14 januari 2021 in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel dat [onderneming 1] en [onderneming 2] in liquidatie zijn als gevolg van een ontbindingsbesluit van 31 december 2020. Daarnaast zet gedaagde box [nummeraanduiding 2] bij [onderneming 3] op zijn eigen naam, staakt hij de bankrekening(en) van de ondernemingen, waardoor eiser tijdelijk geen toegang meer had tot box [nummeraanduiding 1] bij gebreke van betaling, en zegt gedaagde de e-mailaccounts van de ondernemingen op.
2.5.
Volgens eiser heeft gedaagde zichzelf bevoordeeld voor circa € 47.000,- door de wijze waarop hij de voorraad heeft verdeeld. Op 6 december 2021 stelt de advocaat van eiser gedaagde in gebreke voor de wijze waarop gedaagde zijn functie als vereffenaar uitvoert en wordt afgifte van voorraad gevorderd, dan wel een vervangende schadevergoeding in het geval gedaagde de voorraad niet meer in zijn bezit heeft.
2.6.
Partijen komen er onderling niet uit, waarna eiser deze procedure start tegen gedaagde. Eiser verwijt gedaagde (nu nog) kort gezegd zijn taak als vereffenaar van de beide vennootschappen niet correct uit te voeren. Het verwijt ziet op de gemaakte vereffeningsafspraak om de voorraad evenredig tussen partijen te verdelen en eiser vordert daarvan in de eerste plaats nakoming. Daarnaast verwijt eiser gedaagde in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van [onderneming 2] onrechtmatig handelen wegens benadeling bij de verdeling van de voorraad, waarvan hem als bestuurder een ernstig verwijt valt te maken.

3.De beoordeling

Inleiding
3.1.
Na het bereiken van een (gedeeltelijke) minnelijke regeling resteren er alleen in conventie nog twee vorderingen ter beoordeling. Eiser vordert van gedaagde in zijn rol van (indirect) bestuurder primair betaling van een bedrag van $ 46.958,-, dan wel een daaraan gelijk bedrag in euro’s, aan vervangende schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente vanaf 1 januari 2021. Subsidiair vordert hij kort gezegd afgifte van de helft van de voorraad (zoals geconcretiseerd in de (aangevulde) productie 16 bij dagvaarding) op straffe van een dwangsom. Tot slot vordert eiser vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.505,94.
3.2.
De vorderingen worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Voorraad is eigendom van [onderneming 2]
3.3.
Uit de stukken blijkt niet dat tussen partijen in hun hoedanigheid van aandeelhouder/bestuurder een vaststellingsovereenkomst is gesloten of anderszins al wilsovereenstemming is bereikt over de overname c.q. verdeling van de voorraad van [onderneming 2] . Dit betekent dat de voorraad feitelijk dus nog toebehoort aan [onderneming 2] en niet aan partijen zelf.
3.4.
Vaststaat dat [onderneming 2] is ontbonden per 31 december 2020 en dat de vereffening tot heden nog niet heeft plaatsgevonden. Onderdeel van de vereffening betreft het liquideren van de nog aanwezige activa van de vennootschap, waaronder dus de nog aanwezige voorraad van [onderneming 2] , die zich feitelijk onder beide partijen bevindt.
3.5.
Dat betekent dat partijen gehouden zijn de bij hen aanwezige voorraad, die nog steeds eigendom is van [onderneming 2] , af te geven aan [onderneming 2] . Tussen partijen onderling bestaat een dergelijke (afgifte)verplichting niet. Daarop stranden de vorderingen van eiser. Eiser noch gedaagde zijn rechthebbende van de voorraad van [onderneming 2] , waarvan eiser in deze procedure afgifte dan wel waarvoor eiser vervangende schadevergoeding vordert. Zolang de vereffening nog niet is afgerond en [onderneming 2] nog bestaat, kan alleen [onderneming 2] een dergelijke vordering instellen. [onderneming 2] is echter geen partij in dit geschil.
3.6.
Dit betekent dat zowel de primaire als subsidiaire vordering van eiser wordt afgewezen. Hetzelfde lot treft de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat dit een afgeleide is van de hoofdvordering.
Proceskosten
3.7.
Gelet op de relatie tussen partijen (broers) zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit geldt ook voor de procedure in reconventie. Weliswaar heeft gedaagde zijn vordering in reconventie ingetrokken, maar dit betekent niet dat daarmee geen beslissing meer hoeft te worden genomen over de proceskosten.

4.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Hurenkamp en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.
CR4529