ECLI:NL:RBMNE:2023:5326

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
16/335562-22 en 16/292529-22 en 16/108568-22 (gev. ttz) en 21-002258-19 en 13-701947-16 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in complexe strafzaak met meerdere geweldsdelicten en tbs-maatregel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2023, stonden meerdere geweldsdelicten centraal, waaronder mishandeling, bedreiging, poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 1984 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het mishandelen van zijn levensgezel, het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag, en het bedreigen van verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft de zaak behandeld op verschillende zittingen in 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en tbs met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast werd een benadeelde partij, slachtoffer 1, gedeeltelijk in het gelijk gesteld in zijn vordering tot schadevergoeding, terwijl de vordering van slachtoffer 2 werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/335562-22 en 16/292529-22 en 16/108568-22 (gev. ttz) en 21-002258-19 en 13-701947-16 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
zonder inschrijvingsadres in de basisregistratie personen,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 11 januari 2023, 4 april 2023, 16 mei 2023, 18 juli 2023 en 25 september 2023. Op de laatstgenoemde datum is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn raadsvrouw mr. A.Y. Bleeker, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenkingen komen er in het kort op neer dat verdachte:
16/108568-22
Feit 1: op 22 april 2022 in Amersfoort zijn levensgezel [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
Feit 2: op 29 april 2022 in Amersfoort zijn levensgezel [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
Feit 3: op 20 juli 2022 in Nijkerk en/of Amersfoort opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer 2] , heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag;
Feit 4:op 7 augustus 2022 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
16/292529-22
op 9 november 2022 in Naarden, gemeente Gooise Meren, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
16/335562-22
Feit 1:
primair: op 23 december 2022 in Amersfoort heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiairis dit ten laste gelegd als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel;
meer subsidiairis dit ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling;
meest subsidiairis dit ten laste gelegd als mishandeling.
Feit 2:
primair: op 19 december 2022 in Amersfoort openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] ;
subsidiairis dit ten laste gelegd als mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 16-108568-22 en van het onder 1 ten laste gelegde onder parketnummer 16-335562-22. Ten aanzien van de onder 16-292529-22 ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 3 van 16/108568-22 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 1
Wat betreft het onder feit 1 van 16/108568-22 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat er geen steunbewijs in het dossier zit voor de verklaring van aangeefster dat zij op 22 april 2022 door verdachte is mishandeld. Aangeefster heeft bij haar aangifte een aantal foto’s gevoegd. Volgens aangeefster zijn de foto’s gemaakt op 22 april 2022 en tonen zij de bloeduitstortingen die door de mishandeling zijn veroorzaakt. De geelgroene kleur van de betreffende bloeduitstortingen wijst er echter op dat deze op een eerder moment zijn ontstaan dan 22 april 2022.
Feit 3
Wat betreft het onder feit 3 van 16/108568-22 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk onttrekken van [slachtoffer 2] aan het over haar gestelde wettig gezag. Vaststaat dat [slachtoffer 2] (toen 16 jaar oud) op eigen initiatief bij haar ouders is weggegaan en met eigen vervoer naar verdachte is toegereden. In deze situatie kan sprake zijn een onttrekking aan het ouderlijk gezag, als vast komt te staan dat de dader beslissende invloed heeft gehad op de (voortdurende) scheiding tussen de minderjarige en degene die het gezag of opzicht uitoefent. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte daar beslissende invloed op heeft gehad. Verdachte heeft weliswaar een hotelkamer geboekt en heeft daarmee onderdak aan [slachtoffer 2] geboden, maar dat is op zichzelf onvoldoende om te kunnen spreken van een beslissende invloed (HR 22 april 1958, NJ 1959/17). Daarbij is van belang dat verdachte niet specifiek de hotelkamer heeft geboekt om onderdak te bieden aan [slachtoffer 2] , maar dat hij zelf geen plek had om te verblijven en daarom verbleef in de hotelkamer. De rechtbank acht in dat verband ook relevant dat [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard verdachte op te zoeken en bij hem te blijven omdat haar ouders dit afkeurden:
“Hoe meer haat zij geven, hoe meer ik het juist ga doen. Het gaat om de spanning.”
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder feit 2, met uitzondering van het onderdeel ‘levensgezel’, en feit 4 van 16/108568-22, het onder 16/292529-22 en het onder feit 1 en 2 van 16/335562-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank licht hieronder toe hoe dit oordeel tot stand is gekomen.
16/108568-22, feit 2
Bewijsmiddelen: [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 29 april 2022, met aangehechte foto’s van het letsel als bijlagen:
Ik doe aangifte van mishandeling. [2] Op 29 april 2022 was ik in de kamer van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] het pakje sigaretten naar mijn gezicht gooide. Het pakje kwam terecht op mijn linkerwang. Ik zag en voelde dat [verdachte] mijn capuchon vastpakte. Ik voelde dat [verdachte] mij naar voren trok. Ik voelde op dat moment pijn aan mijn hoofd. Toen ik in het halletje stond, voelde ik een duw. Ik zag dat [verdachte] dit deed. Door de kracht viel ik achterover. Ik kwam terecht op mijn stuitje en achterhoofd. [3]
Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] :
O: Ik heb een viertal foto's (foto 9 tm12) gemaakt van het zichtbare letsel dat aangeefster mij in haar nek, op haar armen en net boven haar billen (stuitje) liet zien.
A: Die blauwe plek op mijn stuitje en mijn stuitje zelf doen nog steeds pijn.
C: Ik heb van mijn collega, zijnde degene die jouw aangifte heeft opgenomen, een drietal foto's gemaild gekregen die je zou hebben gemaild op 30 april 2022 en 1 mei 2022. Ik toon je nu deze foto, waarop ik opvolgend de cijfers 6, 7 en 8 heb geplaatst.
V: Wat zien we op foto 6?
A: Deze foto heb ik zelf genomen op 30 april 2022. Op deze foto is een streep/rode veeg op mijn gezicht te zien. Dat is het letsel dat door [verdachte] veroorzaakt is toen hij dat pakje sigaretten tegen mijn gezicht gooide. Ik had daar toen veel pijn aan. [4]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023:
Op 29 april 2022 in Amersfoort heb ik een pakje sigaretten naar [slachtoffer 2] gegooid. Ik heb haar geraakt. Ik heb haar bij haar capuchon gepakt. Het zou kunnen dat ik haar geduwd heb. Ik wilde haar mijn huis uit krijgen. [5]
Partiële vrijspraak feit 2
Wat betreft het tenlastegelegde onder feit 2 van 16/108568-22 acht de rechtbank het niet wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 2] de levensgezel van verdachte was. Voor een bewezenverklaring van het onderdeel levensgezel moet er tussen verdachte en [slachtoffer 2] sprake zijn van een voldoende duurzame relatie die vergelijkbaar is met de relatie tussen echtgenoten of geregistreerd partners. Niet is vereist dat er sprake is van samenwonen. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen om de relatie van verdachte en [slachtoffer 2] te bestempelen als een bestendige en duurzaam relatie; betrokkenen duiden deze relatie als ‘knipperlichtrelatie’. Er zijn daarnaast onvoldoende aanwijzingen in het dossier om te spreken van een gemeenschappelijke huishouding. Op basis van het voorgaande kan niet worden gesproken van een duurzame relatie en nauwe lotsverbondenheid tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Daarom kwalificeert [slachtoffer 2] niet als levensgezel van verdachte.
16/108568-22, feit 4
Bewijsmiddelen: [6]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 augustus 2022:
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood door [verdachte] . Op 7 augustus 2022 werd ik gebeld door [verdachte] . Ik had de luidspreker op mijn telefoon aangezet. Ik hoorde [verdachte] zeggen: ‘Als ik je tegen kom, dan vermoord ik je. De laatste keer dat je moeder je ziet is tussen zes planken.’ [7]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 22 februari 2023:
Het ging om een telefoontje van hem naar [slachtoffer 2] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ]. Hij bedreigde haar met dat haar moeder haar terug zou zien in een kist of iets van tussen 6 planken. We zaten buiten bij [slachtoffer 2] en we hoorden alles wat hij zei, dat hij tegen haar aan het schreeuwen was. [8]
Bewijsoverweging
De raadsman heeft aangevoerd dat de getuigenverklaringen niet betrouwbaar zijn, waardoor de rechtbank niet tot de overtuiging kan komen dat verdachte de bedreiging heeft begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de over deze verdenking afgelegde getuigenverklaringen met enige terughoudendheid moeten worden bekeken omdat alle getuigen familie zijn van aangeefster en er de nodige vijandigheid bestaat tussen haar familie en verdachte. De rechtbank vindt de verklaringen van [getuige 1] en aangeefster voldoende betrouwbaar en daarmee bruikbaar als bewijsmiddel. Daarbij is van belang dat de politie niet alleen aangeefster, maar ook drie getuigen heeft gehoord over de tenlastegelegde telefonische bedreiging. Alle drie getuigen verklaren (net als aangeefster) zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris in de kern consistent en gelijkluidend over het feit dat zij verdachte [slachtoffer 2] hebben horen bedreigen met de dood toen de telefoon op luidsprekerstand stond. De rechtbank weegt mee dat aangeefster op het moment dat zij haar verklaring bij de rechter-commissaris aflegde nog c.q. weer een relatie had met verdachte en dan ook verklaart dat zij zelf geen aangifte wilde doen maar dat moest van haar moeder. Zij lijkt op dat moment dan ook geen motief te hebben om een leugenachtige verklaring afleggen. De verdediging zelf is ten slotte in staat geweest om de getuigen te kunnen bevragen bij de rechter-commissaris.
16/292529-22
Bewijsmiddelen: [9]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 10 november 2022:
Aangever: Voornaam: [slachtoffer 3] .
Op 9 november 2022 in [instelling 1] , een beschermd wonen in [woonplaats] , kreeg ik een melding van mijn collega dat er een man (verder te noemen in dit proces-verbaal ‘verdachte’) zou zitten in de kamer van [slachtoffer 2] . [10] Op eerder genoemde dag, datum, omstreeks 22:50 uur, kwam de verdachte samen met [slachtoffer 2] terug. Ik hoorde verdachte zeggen "Ga je mij die sleutel nog terug geven of niet?" en "Geef mij die kankersleutel". Ik zag dat de verdachte een baksteen in zijn hand hield. Ik hoorde de verdachte zeggen "Ik ga jullie allemaal dood maken". Ik maakte hieruit op dat hij daarmee mij en mijn collega's bedoelde. Vervolgens hoorde ik de verdachte zeggen: "Jij bent helemaal de lul" en "Jullie moeten [slachtoffer 2] met mij meegeven, anders zal ik jullie opwachten". Dit in combinatie met de bedreiging "Ik ga jullie dood maken" voelde bedreigend. Ook hoorde ik de verdachte zeggen: "Ik maak jou af”. Op dit moment keek hij direct naar mij toe. Ik wist zeker dat hij mij bedoelde. [11]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 10 november 2022:
Op 9 november 2022 [12] kwam ik bij de instelling. Ik zag [slachtoffer 2] en een man op haar kamer. [13] Ik hoorde dat de man dreigende teksten uitte naar [slachtoffer 3] . Ik zag dat de man, terwijl hij stond te schreeuwen, naar [slachtoffer 3] keek. [14]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023:
Op 9 november 2022 was ik met [slachtoffer 2] op haar kamer in [woonplaats] , waar zij woonde in een soort begeleid-wonen-vorm. Ik ben toen weggestuurd. Later ben ik teruggekomen met een baksteen in mijn hand. [15]
16/335562-22
Bewijsmiddelen [16]
Feit 1:
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 24 december 2022:
Ik woon in een kamer van het [instelling 2] te [woonplaats] . Op 23 december 2022 kwam [verdachte] naar mij gelopen. Ik zag dat hij een mes vast hield. Hij begon mij direct te steken. Hij stak mij met zijn rechterhand met daarin een mes in mijn linkerschouder/bovenarm. Ik heb daar nu ook een wond zitten. Ik probeerde de steken van [verdachte] af te weren en werd daarbij gestoken in de muis van mijn linkerhand. Ook werd ik gestoken in mijn rug ter hoogte van mijn schouderblad. Volgens de artsen zit er een klein gaatje in mijn linkerlong. Dat is de reden dat ik nog langer moet blijven in het ziekenhuis. [17]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 24 december 2022:
Het mes van [verdachte] was een groot mes, 30 cm, metaalkleurig. [18] [verdachte] begon [slachtoffer 1] te steken met het mes. Hij had het mes in zijn rechterhand en stak een aantal keer in de linkerkant van het lichaam van [slachtoffer 1] . [19]
Een letselrapportage forensische geneeskunde van GGD regio Utrecht van 31 december 2022:
Naam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Datum letselonderzoek: 29 december 2022
Gemelde toedracht: een steekpartij.
Gemelde behandeling: Op de SEH zijn een drietal steekwonden gehecht. De steekwond in de rug veroorzaakte een klaplong. Ter behandeling is op de SEH een thoraxdrain geplaatst om zuurstof af te zuigen, zodat de ingeklapte long zich weer kon ontplooien. Betrokkene is drie etmalen opgenomen geweest in het UMCU. Op de derde dag is de thoraxdrain verwijderd en werd hij ontslagen uit het ziekenhuis. Hij moet na 10-14 dagen een controle borstfoto laten maken om te zien of de long goed ontplooid blijft. [20]
Feitelijk is het toegebrachte letsel als matig ernstig te kwalificeren. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een scherp trauma in de borstkas steeds als potentieel ernstig moet worden aangezien (omwille van de vitale structuren in de borstkas zoals hart, longen, luchtwegen, aorta en longslagader, grote aderen naar linker en rechter hart en zenuwen). Met name verbloedingen en de verstoring van de hart- of longfunctie kan levensbedreigend zijn of zich in die richting ontwikkelen.
Samenvatting letsel: Steekwonden linker rug, linker bovenarm/schouder, linker duimweb; klaplong. Snij- en steekwonden worden verklaard door de inwerking van klievend en/of perforerend scherprandig uitwendig mechanisch geweld, door (zich) snijden/steken met of aan een scherprandig en (in geval van een steekwond tevens) scherppuntig voorwerp of uitsteeksel van een groter object/ structuur. [21]
Letsel 1.
Lichaamsdeel: rug.
Hoger op de linker rug, onder het niveau van het linker schouderblad is een vooral verticaal verlopende, 2 cm lange scherprandige huidklieving zichtbaar, waarbij middels 2 hechtingen de huidranden bij elkaar worden gehouden. [22]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen
De verdediging heeft aangevoerd dat de in het dossier afgelegde verklaringen niet kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel, omdat de verklaringen niet betrouwbaar zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever betrouwbaar is. Aangever is tweemaal gehoord, een keer als aangever en een keer als verdachte (in verband met de verdenking dat hij verdachte [verdachte] heeft gestoken). Zijn verklaringen komen grotendeels met elkaar overeen. In beide verklaringen is [slachtoffer 1] concreet en specifiek over zijn eigen aandeel, namelijk dat hij een mes ter hand heeft genomen en [verdachte] heeft gestoken. De verklaring wordt bovendien ondersteund door de getuigenverklaring van getuige [getuige 3] , ook op de onderdelen waar het gaat om het eigen aandeel van [slachtoffer 1] . Zowel [slachtoffer 1] als [getuige 3] verklaren bijvoorbeeld dat [slachtoffer 1] ook een mes had en heeft gestoken. [getuige 3] was destijds weliswaar de vriendin van [slachtoffer 1] , maar de rechtbank ziet ondersteuning voor hun verklaringen in de verklaring van getuige en medebewoner [getuige 4] . [23] Ook hij verklaart, net als [slachtoffer 1] en [getuige 3] , dat er eerst sprake is geweest van een gewelddadige confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] op de gang voordat het steekincident plaatsvond.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het op basis van de afgelegde verklaringen in combinatie met de bevindingen van de forensische opsporing niet mogelijk is om buiten redelijke twijfel vast te stellen in welke kamer de steekpartij precies heeft plaatsgevonden. Dit doet echter geen afbreuk aan de betrouwbaarheid en de inhoud van de bewijsmiddelen in het licht van de bewezenverklaring, waartoe de rechtbank komt. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het aantreffen van de bloedsporen in beide kamers (van aangever en verdachte), waarbij het meeste bloed is aangetroffen in de kamer van verdachte, niet betekent dat de verklaring van aangever onjuist is.
Voorwaardelijk opzet
Poging tot doodslag kan alleen bewezen worden verklaard, indien verdachte opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer. Dat het handelen van verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer, oftewel dat hij vol opzet had, is niet gebleken. Daarmee rijst de vraag of sprake was van voorwaardelijk opzet.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat de aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer als gevolg van de messteken in zijn lichaam kwam te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan deze kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft het slachtoffer in de rug (onder het schouderblad), in de linker bovenarm en in de linker duim gestoken. Als gevolg van de messteek in de rug heeft het slachtoffer een klaplong heeft gekregen. Dit betekent dat verdachte het slachtoffer met een zodanige kracht met het mes in de rug heeft gestoken, op een plaats waar zich vitale organen bevinden, waaronder de longen, dat een klaplong bij het slachtoffer is ontstaan. Uit de letselrapportage volgt dat een scherp trauma in de borstkas steeds als potentieel ernstig moet worden aangezien (omwille van de vitale structuren in de borstkas zoals hart, longen, luchtwegen, aorta en longslagader, grote aderen naar linker en rechter hart en zenuwen). Met name verbloedingen en de verstoring van de hart- of longfunctie kunnen levensbedreigend zijn of zich in die richting ontwikkelen. Door de messteek in de rug net onder het schouderblad ontstond de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Het meermalen steken met een mes waaronder het met kracht steken in de rug, ter hoogte van de plek waar zich vitale organen bevinden, is naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat verdachte met deze gedragingen de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] ook bewust heeft aanvaard. Het tenlastegelegde opzet is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 19 december 2022:
Op 19 december 2022 zag ik hem voor de ingang [locatie] bij [straat] in [woonplaats] met zijn vriendin. [24] Op een gegeven moment haalde hij uit en kreeg ik een harde klap op mijn gezicht. Naar mijn idee heb ik 4 of 5 klappen gehad voordat ik op de grond terecht kwam. Hij trok mij vervolgens naar de grond en ik zag dat hij met zijn knie mijn hoofd wilde raken. Ik voelde dat ik geraakt werd op mijn gezicht. Door de val op de grond voelde ik gelijk pijn aan mijn rechterschouder. Vervolgens kon ik weer opstaan en hielden we elkaar vast. Toen zag ik een vriendin die bij hem was naar mij toekomen. Ik zag dat ze een voorwerp in haar handen had. Ik voelde mijn op mijn achterhoofd werd geraakt door haar. Toen ik bijkwam van de schrik voelde ik pijn aan mij hoofd en aan mij linker slaap. Daarnaast had ik pijn aan mijn rechterschouder en mijn rechterarm. Ik heb hier tintelingen in mijn vingers van over gehouden. [25]
Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 4] :
Datum onderzoek: 21 december 2022.
Schaafwonden linker en rechter hand, een bult op de linker zijkant van het hoofd en een bult op het achterhoofd. Re. schouder recent gebroken geweest, was al pijnlijk, nu toegenomen. Het lukt niet om de arm te heffen boven het hoofd. [26]
Een proces-verbaal van camerabeelden van [instelling 3] , [woonplaats] :
Ik zag dat de beelden waren opgenomen op 19 december 2022. Op de camerabeelden is bij de verdachte zichtbaar dat hij muts draagt en een rugzak. Tijdens de vechtpartij komt er een onbekende vrouw in beeld. [27]
De verdachte loopt voor hem en geeft aangever eerst een klap met zijn linkerhand en dan met zijn rechterhand tegen het lichaam van aangever. [28] Hierna loopt de verdachte uitdagend weer op aangever af en maakt een trappende beweging in zijn richting. De verdachte geeft met zijn linkerhand een klap op het hoofd van aangever. [29] De verdachte geeft met zijn rechterhand een klap tegen het hoofd van aangever. De verdachte haalt uit naar aangever en slaat hem met zijn rechterhand twee maal op zijn hoofd. [30] De verdachte geeft tweemaal voorwaartse trap naar aangever. Bij de tweede trap raakt hij aangever licht op zijn jas. De verdachte haalt wederom uit met zijn rechterhand op het hoofd van aangever. De verdachte haalt nogmaals uit met zijn rechterhand op het hoofd van aangever. [31] Tijdens duw en trek is zichtbaar dat er een glimmend voorwerp vanaf de rechterzijde van het lichaam van de verdachte op de grond valt. Dit voorwerp lijkt op een steekwapen. Het voorwerp lijkt op een kaasmes. [32] Tijdens de worsteling kijkt de verdachte richting het mes dat op de grond ligt, zijn rechterarm beweegt /wijst richting het mes. Hierna verschijnt er rechts een vrouw in beeld die genoemd glimmend voorwerp van de grond pakt. [33] De vrouw brengt het voorwerp, dat op een soort kaasmes lijkt, dicht bij het hoofd/gezicht van aangever. De vrouw blijft met het mes wijzen in de richting van aangever. De verdachte slaat aangever wederom met zijn rechterhand op zijn hoofd. Hij pakt aangever vervolgens van achteren vast. [34] Terwijl de verdachte aangever vast houdt brengt de vrouw, die het mes nog in haar rechterhand heeft, twee maal haar rechterhand kort en snel achter elkaar richting het lichaam van aangever. De verdachte gooit aangever met een zwaai op de grond. Aangever zit voorover gebogen op zijn knieën op de grond. De verdachte trapt cq geeft een knietje tegen het lichaam van aangever. Dit doet hij driemaal. [35] De verdachte houdt de verdachte vast terwijl de vrouw een knietje richting het lichaam van aangever geeft. De vrouw haalt nog een keer uit met haar rechterhand, waarin zij nog steeds het mes vasthoudt, richting aangever. [36] De verdachte loopt achter hem aan en geeft met zijn rechterhand aangever nogmaals een klap op zijn hoofd. [37]
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023:
Op 19 december 2022 was ik samen met [slachtoffer 2] bij [instelling 3] in [woonplaats] . Ik zag daar [slachtoffer 4] . We zijn in gevecht geraakt. [38]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/108568-22
feit 2:
op 29 april 2022 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft mishandeld door een pakje sigaretten tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] te gooien en door die [slachtoffer 2] vast te pakken bij haar capuchon en die [slachtoffer 2] vervolgens naar voren te trekken aan haar capuchon en door die [slachtoffer 2] te duwen waardoor die [slachtoffer 2] achterover is gevallen;
feit 4:
op 7 augustus 2022 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je tegen kom dan vermoord ik je" en "De laatste keer dat je moeder je ziet is tussen zes planken";
16/292529-22
op 9 november 2022 te Naarden [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga jullie allemaal doodmaken", "ik maak jou af" en/of "ik maak je dood kankerflikker";
16/335562-22
feit 1:
op 23 december 2022 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, meermalen in de schouder of arm en rug van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
op 19 december 2022 te Amersfoort op de openbare weg, te weten [straat] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het
- uitdagend/dreigend op voornoemde [slachtoffer 4] aflopen en
- meermalen slaan tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 4] en
- meermalen trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en
- maken van stekende bewegingen en/of zwaaien met een mes, in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 4] en
- van achteren vastpakken van die [slachtoffer 4] en
- op de grond gooien van die [slachtoffer 4] en vervolgens – terwijl die [slachtoffer 4] op de grond ligt – meermalen een knietje geven tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] ,

terwijl het door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten schaafwonden op de handen en bulten op het hoofd van die [slachtoffer 4] , ten gevolge heeft gehad.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

16/335562-22, feit 1
6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Aan verdachte komt primair een geslaagd beroep op noodweer toe en subsidiair is sprake van een geslaagd beroep op noodweerexces.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door verdachte geschetste noodweerscenario niet aannemelijk is geworden. De verklaring van verdachte mist feitelijke grondslag en kan daarom niet als basis dienen voor een noodweerverweer. Aan de inhoudelijke beoordeling van het noodweerverweer kan dan ook niet worden toegekomen. Omdat er geen sprake is van noodweer, kan ook een beroep op noodweerexces niet slagen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is, ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Deze verdediging mag voorts de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden. Daarnaast mag er geen sprake zijn van eigen schuld (culpa in causa).
Indien door of namens verdachte een beroep wordt gedaan op noodweer, moet de rechtbank allereerst beoordelen of de feitelijke toedracht, zoals door verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd en uit de wettelijke bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk is geworden. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de door verdachte geschetste toedracht een beroep op noodweer rechtvaardigt. Meer concreet moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het door verdachte begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging – waarin de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit besloten liggen – tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Het door verdachte geschetste scenario
Verdachte verklaart dat hij met aangever [slachtoffer 1] in een worsteling terecht is gekomen, terwijl aangever daarbij een mes in zijn hand had. Aangever begon met het steken op het hoofd van verdachte. Verdachte heeft zich vervolgens afgeweerd waardoor hij verwondingen aan zijn polsen heeft opgelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij geen mes bij zich had en niet weet hoe de steekverwondingen bij aangever zijn veroorzaakt, maar dat het zou kunnen zijn dat dit in de worsteling tussen hem en aangever is gebeurd.
De verklaring van getuige [slachtoffer 2] , destijds de vriendin van verdachte, ondersteunt de verklaring van verdachte Zij heeft eveneens verklaard dat verdachte door aangever werd gestoken, waarna verdachte zich heeft afgeweerd en een gevecht is ontstaan. Zij heeft ook verklaard dat verdachte geen mes had en dat zij, net als verdachte, niet weet hoe de verwondingen bij aangever veroorzaakt zijn.
Geen geslaagd beroep op noodweer
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte geschetste feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden. Vaststaat dat zowel verdachte als aangever steekverwondingen hebben opgelopen. Verdachte zijn verklaring dat hij in een noodweersituatie verkeerde (aangever zou eerst hebben gestoken), wordt alleen ondersteund door zijn (toenmalige) vriendin [slachtoffer 2] en niet door andere getuigen. Aangever, getuige [getuige 3] en getuige [getuige 4] verklaren over twee achtereenvolgende confrontaties waar enige tijd tussen zat, terwijl verdachte en [slachtoffer 2] daar niet over verklaren. Getuige [getuige 4] heeft ook nog gehoord dat verdachte, toen hij wegliep, zei dat de popo (de rechtbank begrijpt: de politie) eraan kwam.
Daar komt bij dat verdachte geen concrete en voldoende specifieke verklaring heeft afgelegd over zijn eigen handelingen. Het kan, gelet op de afgelegde getuigenverklaringen en zijn eigen verklaring, niet anders dan dat hij aangever meerdere steekverwondingen (op rug, arm en duim) heeft toegebracht. Juist op dat punt weet verdachte niet wat er tussen hem en aangever is gebeurd en ook de (toenmalige) vriendin van verdachte zegt niet gezien te hebben dat verdachte heeft gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij geen mes had, maar de rechtbank kan dit niet rijmen met de bij aangever vastgestelde verwondingen. Nu verdachte en zijn (toenmalige) vriendin als enige hebben verklaard dat sprake was van een situatie waarin hij zichzelf moest verdedigen en zij onvoldoende specifiek verklaren over de
helefeitelijke toedracht (met name de handelingen die verdachte heeft verricht), is de door hem geschetste feitelijke toedracht niet aannemelijk geworden.
Aan de inhoudelijke beoordeling van het noodweerverweer komt de rechtbank dan ook niet toe. Omdat er geen sprake is van noodweer, kan ook een beroep op noodweerexces niet slagen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Kwalificatie van de feiten
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-108568-22, feit 2: mishandeling;
16-108568-22, feit 4 en 16-292529-22: telkens, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
16-335562-22, feit 1, primair:poging tot doodslag;
16-335562-22, feit 2, primair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de reeds ondergane voorlopige hechtenis volstaat, indien de rechtbank de verdediging volgt in de bepleite vrijspraken. In dat kader heeft de verdediging opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht. De verdediging heeft ook aangevoerd dat een tbs-maatregel met dwangverpleging de toets van proportionaliteit niet doorstaat, wanneer wordt uitgegaan van de door de verdediging bepleite vrijspraken. De verdediging heeft verzocht te kijken naar een alternatieve variant van strafoplegging om verdachte de gewenste behandeling te geven, namelijk een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische opname. Als de rechtbank van oordeel is dat de oplegging van een tbs-maatregel aangewezen is, dan wordt de rechtbank verzocht om tbs met voorwaarden op te leggen, aldus de verdediging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten, waarvan het merendeel geweldsfeiten betreft. Verdachte heeft zijn minderjarige ex-vriendin mishandeld en bedreigd met de dood. Ook heeft verdachte een medewerker van de begeleid-wonen instelling, waar zijn ex-vriendin verbleef, bedreigd met de dood. Het zwaartepunt van de feiten ligt echter bij de door verdachte gepleegde poging tot doodslag en de openlijke geweldpleging. Beide incidenten hebben plaatsgevonden op een woonlocatie van een hulpverleningsinstantie waar verdachte op dat moment verbleef. Bij beide incidenten heeft verdachte dusdanig ruzie gekregen met een andere bewoner van de woonlocatie dat hij (ernstig) geweld heeft toegepast. Bij één van de incidenten heeft verdachte tijdens het gevecht een mes gebruikt waardoor het slachtoffer meerdere steekwonden heeft opgelopen. Bij beide incidenten hebben de slachtoffers lichamelijk letsel opgelopen. In het geval van slachtoffer [slachtoffer 1] had dit geweld een dodelijke afloop kunnen hebben. Door medisch ingrijpen is dat gelukkig niet het geval geweest. Van het steekincident en de ernstige gevolgen daarvan zijn ook medebewoners en toevallige aanwezigen getuige geweest; voor hen moet het een beangstigende ervaring zijn geweest. Een dergelijk ernstig geweldsfeit, leidt ook tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit kan verdachte ernstig worden aangerekend.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het meest recente uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, waaronder een veroordeling tot een ISD-maatregel. Verdachte is in de afgelopen vijf jaar, maar ook daarvoor, meermalen veroordeeld voor huiselijk geweld, andere mishandelingen en bedreigingen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Rapportages
Over verdachte zijn door een psychiater en een psycholoog persoonlijkheidsrapportages opgemaakt, en de reclassering heeft een advies opgesteld. Hieronder vat de rechtbank de meest relevante inhoud uit deze rapportages zakelijk samen.
In een Pro-Justitia-rapportage van 22 mei 2023 heeft psychiater I.F.F.M. Elzakkers over verdachte onder andere het volgende gerapporteerd. Bij verdachte is er sprake van een post traumatische stress stoornis (PTSS), een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking (LVB). Er is sprake van een stoornis in alcoholgebruik, in cannabisgebruik en in cocaïnegebruik, hetgeen nu in een gereguleerde omgeving in remissie is. Ook is er een vermoeden op het bestaan van ADHD. Voornoemde was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en heeft daardoor de keuzes van verdachte beïnvloed. Specifiek wat betreft de mishandeling in november 2022 speelde ook een alcohol intoxicatie. Het advies is om verdachte de ten laste gelegde feiten, behalve wat betreft het onder feit 3 van
Zaak 16/-108568-22 ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het ontbreekt verdachte aan voldoende zelfreflectie, impulscontrole en gewetensfunctie om voldoende zelfcontrole uit te oefenen in situaties waarin hij zich gekrenkt voelt. Verdachte voelt zich al snel gekrenkt door zijn beperkte begripsvermogen en prikkelbaarheid, passend bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis, de LVB en de vermoedde ADHD.
Het ontbreekt verdachte aan coping om goed met stressvolle situaties om te gaan. Deze verstoringen in het psychisch functioneren zijn ernstig en bij verdachte niet alleen vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis te begrijpen, maar ook vanuit de LVB en de vermoedde ADHD.
Het recidiverisico wordt door de psychiater ingeschat als hoog. Daarbij zijn de volgende factoren het meest in het oog springend: de antisociale persoonlijkheidsstoornis met de beperkte impulscontrole, instabiliteit in gedrag, het middelengebruik, de beperkte coping en de diverse stressvolle leefomstandigheden, zowel in het verleden als in de toekomst. Er zijn weinig beschermende factoren in het leven van verdachte; te weinig om tegenwicht te bieden aan de risicofactoren. Positieve levensdoelen zijn een stabiele woon- en werksituatie, zodat hij weer contact met zijn kinderen kan hebben.
De psychiater adviseert een langdurige behandeling in een klinische setting en benoemt daarbij de maatregel tbs met dwangverpleging. Ambulante behandeling wordt niet geadviseerd, vanwege de zeer beperkte motivatie van verdachte, een duidelijk delictpatroon met telkens weer een terugval en de verwachting dat het zich aan voorwaarden houden verdachte zal overvragen. Verdachte heeft eerder een ISD traject gehad; dit heeft onvoldoende effect gehad om de stoornissen en het gedrag van verdachte positief te beïnvloeden en recidive te voorkomen.
In een Pro-Justitia-rapport van 8 juni 2023 heeft GZ-psycholoog G.J.W. Pol onder andere het volgende over verdachte gerapporteerd. De psycholoog komt tot de vaststelling dat verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de zin van zwakbegaafdheid, van ADHD, van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, van een (ernstige) stoornis in het gebruik van alcohol, een (matig-ernstige) stoornis in het gebruik van cannabis en een (matige) stoornis in het gebruik van cocaïne (alle drie in vroege gedwongen remissie), en van een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis bestaande uit een trage cognitieve verwerkingssnelheid, een aandachtsstoornis, een beperkt werkgeheugen, een beperkte cognitieve flexibiliteit, een beperkt vermogen om te plannen en een gebrekkig vermogen om impulsen te inhiberen. Voornoemde was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde, en dat heeft verdachte toen ook beïnvloed. Verdachte heeft toen te maken gehad met dezelfde psychische dynamiek. Door zijn stoornissen is hij niet in staat geweest de bij hem ontstane negatieve gevoelens adequaat te hanteren en te beheersen. Hij heeft die gevoelens op impulsief-agressieve wijze geageerd. Over het middelengebruik wordt door de psycholoog gezegd dat het niet onmogelijk wordt geacht dat dit een extra ontremmend effect heeft gehad. Het advies is om verdachte de feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op herhaling van agressief of anderszins grensoverschrijdend delictgedrag wordt door de psycholoog ingeschat als hoog. Deze kans is met name verhoogd wanneer verdachte weer middelen zou gaan gebruiken.
Om dit recidiverisico te beperken dient verdachte behandeling te ondergaan. Gelet op de aard en ernst van de problematiek en het verloop van de tot nu toe ingezette interventies is het raadzaam dat verdachte in eerste instantie klinisch wordt behandeld en dat deze behandeling plaatsvindt in een forensisch-psychiatrische verslavingskliniek met een voldoende stevige structuur. Eerder heeft verdachte zich vaak niet aan de gemaakte afspraken en voorwaarden gehouden. Er heeft geen blijvende gedragsverandering plaatsgevonden. Gelet op de beperkingen van verdachte wordt een voorwaardelijk kader niet haalbaar geacht. Verdachte heeft een beperkt zelfreflecterend vermogen en is niet intrinsiek voor een behandeling gemotiveerd. De geadviseerde behandeling is slechts haalbaar wanneer deze plaatsvindt binnen een gedwongen en stevig kader. Daartoe adviseert de psycholoog oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
In een reclasseringsadvies van 4 juli 2023 heeft reclasseringswerker A. Verwijmeren onder andere het volgende gerapporteerd. De reclassering schat zowel het algemene risico op recidive en het risico op geweld in als hoog. In het leven van verdachte zijn meerdere (forensische) interventies ingezet, maar die hebben niet geleid tot een blijvende gedragsverandering. De reclassering ziet derhalve geen mogelijkheden om door middel van interventies een gedragsverandering te bewerkstelligen. Er worden daarom ook geen bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen over. Dit betekent dat de rechtbank verdachte het bewezen verklaarde in verminderde mate zal toerekenen.
Tbs met dwangverpleging
Gezien de adviezen van de deskundigen, de eerder door verdachte gepleegde strafbare feiten en de eerdere behandelingen van verdachtes problematiek neemt de rechtbank ook de conclusie over dat het risico op nieuwe gewelddadige strafbare feiten hoog is en dat het daarom noodzakelijk is dat verdachte gedwongen wordt behandeld voor zijn stoornissen. De rechtbank vindt, gelet op de hiervoor genoemde adviezen en de ernst van de feiten, oplegging van de tbs-maatregel passend en noodzakelijk.
De rechtbank kan besluiten tot het opleggen van tbs als iemand een misdrijf heeft gepleegd waar volgens de wet een gevangenisstraf van vier jaar of meer op staat of als het gaat om een misdrijf waarvoor de wet bepaalt dat oplegging van tbs-maatregel mogelijk is. Daarnaast moet die persoon toen hij de feiten beging een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens hebben gehad. Tot slot moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat aan die persoon een tbs-maatregel wordt opgelegd. Aan al deze voorwaarden is in dit geval voldaan en de rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De bewezenverklaarde bedreiging, poging tot doodslag en openlijke geweldpleging zijn feiten die voldoen aan de eis zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, sub 2°, Wetboek van Strafrecht. De rechtbank baseert het oordeel dat verdachte tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens had, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een posttraumatische stressstoornis, een licht verstandelijke beperking en stoornissen in het gebruik van cocaïne, cannabis en alcohol, op de conclusie van de psychiater die de persoonlijkheid van verdachte heeft onderzocht en hierover een rapport opgemaakt, zoals hierboven uitgebreid is weergegeven. Verder is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de deskundigen naar voren hebben gebracht over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico. Dat de veiligheid van anderen oplegging van de tbs-maatregel vereist, volgt verder uit de aard van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder de bewezen verklaarde poging tot doodslag. Het is niet verantwoord verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Alleen de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld en de kans op recidive voldoende zal worden ingeperkt.
De rechtbank is van oordeel dat tbs met voorwaarden of een veroordeling met bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel in dit geval moet worden uitgesloten als een toereikende maatregel. Uit de rapportages en adviezen van de deskundigen volgt dat er weinig tot geen vertrouwen is dat de voor verdachte noodzakelijke behandeling, die deels klinisch, intensief en langdurig zal moeten zijn, succesvol kan plaatsvinden in een voorwaardelijk (tbs-)kader. Het als hoog ingeschatte recidiverisico op langere termijn, de complexe problematiek van verdachte en de geen of onvoldoende effect sorterende behandelgeschiedenis, maakt dat een dergelijk voorwaardelijk kader in dit geval niet passend is om het recidiverisico in te perken en de (algemene) veiligheid van personen en goederen te waarborgen.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, omdat de (algemene) veiligheid van personen en goederen dit eist.
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
De tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege wordt aan verdachte opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft immers twee slachtoffers lichamelijk letsel toegebracht. Dat is de ene keer gekwalificeerd als openlijke geweldpleging en de andere keer als poging tot doodslag. Het voorgaande brengt mee dat de duur van de maatregel niet gemaximeerd zal zijn.
Strafoplegging
Gelet op de aard en ernst van de feiten, de recidive voor soortgelijke feiten en verder op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank het geboden om verdachte naast de tbs-maatregel met dwangverpleging een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank houdt meer dan de officier van justitie rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en zal verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de messen verbeurd verklaard dienen te worden. Deze zijn gebruikt bij het plegen van het onder 1 van 16/335562-22 ten laste gelegde feit.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een mes met bruin heft verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het onder feit 1 van 16/335562-22 bewezen verklaarde feit begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een zwart mes, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.

10.BENADEELDE PARTIJ

16/108568-22
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 344,95, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 van 16/108568-22 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat het vergoeding betreft van schade aan goederen die niet in de tenlastelegging staan opgenomen. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, vanwege de bepleite vrijspraak.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
16/335562-22
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.229,22. Dit bedrag bestaat uit € 229,22 materiële schade en € 6.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 van 16/335562-22 ten laste gelegde feit.
10.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering primair moet worden afgewezen. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. De raadsman heeft ook gesteld dat er sprake is van eigen schuld van de benadeelde, waar rekening mee moet worden gehouden bij beoordeling van de vordering.
10.6
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schade ter hoogte van in totaal € 229,22 (eigen risico ziektekostenverzekering en ziekenhuisdaggeldvergoeding) komt voor vergoeding in aanmerking. De schade is onderbouwd en staat in rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade stelt de rechtbank allereerst vast dat er sprake is van lichamelijk letsel bij de benadeelde, ten gevolge van het bewezen verklaarde feit, zodat op grond van artikel 6:106 onder b Burgerlijk Wetboek een grondslag bestaat voor toekenning van een schadevergoeding wegens immateriële schade. Benadeelde partij heeft drie dagen in het ziekenhuis gelegen vanwege een drain die moest worden aangebracht voor de klaplong die hij opliep doordat hij werd gestoken. Dit volgt uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting. Benadeelde partij stelt dat hij psychische klachten heeft overgehouden aan het steekincident maar hij heeft die klachten niet specifiek beschreven zodat de rechtbank daar geen rekening mee kan houden bij de schatting van het nadeel. Verder is de rechtbank van oordeel dat rekening dient te worden gehouden met eigen schuld van de benadeelde op grond van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. Uit het dossier volgt dat er aan het steekincident een confrontatie met slaan en duwen vooraf is gegaan tussen verdachte en benadeelde waarin benadeelde als eerste heeft geslagen (zie getuige [getuige 3] ). Vanuit die confrontatie is vervolgens later het steekincident ontstaan. Benadeelde heeft als eerste geslagen, maar hij heeft niet hoeven verwachten dat hij meermalen gestoken zou worden met een mes. De rechtbank neemt in de beoordeling van de vordering in deze strafzaak dus slechts een beperkte mate van eigen schuld aan.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade al met al geschat kan worden op
€ 3.000,00. Dit bedrag komt voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 3.229,22 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.229,22 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 42 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen toegewezen kunnen worden.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat toewijzing niet redelijk is gelet op de bepleite vrijspraken.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 24 november 2016 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam (parketnummer 13/701947-16) is verdachte een gevangenisstraf van 65 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Bij arrest van 15 juni 2021 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem (parketnummer 21/002258-19) is verdachte een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 37a, 37b, 38e, 45, 57, 141, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en feit 3 van 16/108568-22 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 en feit 4 van 16/108568-22, het onder 16/292529-22 en het onder feit 1 primair en feit 2 primair van 16/335562-22 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswegewordt verpleegd;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd: 1 STK Mes, bruin heft (PL0900-2022380954-3094976);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer: 1 STK Mes, zwart (PL0900-2022380954-3094977);
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (16/335562-22)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.229,22, bestaande uit een bedrag van € 3.000 immateriële schade en € 229,22 materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan € 3.229,22 van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.229,22 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 42 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (16/108568-22)
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummer 13/701947-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 24 november 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 65 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/002258-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, bij vonnis van 15 juni 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en mr. L.J.F. Driessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2023.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/108568-22
1
hij op of omstreeks 22 april 2022 te Amersfoort zijn levensgezel, [slachtoffer 2] (16 jaar oud),
heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen/in haar rechterzij althans haar lichaam te slaan/stompen en/of
door die [slachtoffer 2] een trap tegen haar borst/linkerschouder althans haar lichaam te geven;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 29 april 2022 te Amersfoort zijn levensgezel, [slachtoffer 2] (16 jaar oud),
heeft mishandeld door een pakje sigaretten tegen de linkerwang/het gezicht van die [slachtoffer 2] te gooien en/of
door die [slachtoffer 2] vast te pakken bij haar capuchon en/of haar haren en die [slachtoffer 2] (vervolgens) naar voren te trekken aan haar capuchon en/of haar haren en/of door die [slachtoffer 2] op haar rechter bovenarm te stompen/slaan en/of
door die [slachtoffer 2] met kracht tegen haar keel te duwen waardoor die [slachtoffer 2] achterover is gevallen ;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 20 juli 2022 te Nijkerk en/of Amersfoort althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer 2] , geboren op [2005] ,
heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende;
( art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je tegen kom dan vermoord ik je" en/of "De laatste keer dat je moeder je ziet is tussen zes planken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/292529-22
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Naarden, gemeente Gooise Meren [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen
"ik ga jullie allemaal doodmaken", "ik maak jou af" en/of "ik maak je dood kankerflikker", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/335562-22
1
hij op of omstreeks 23 december 2022 te Amersfoort, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
met een of meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), meermalen, althans eenmaal, in de schouder en/of arm en/of rug, althans het
lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2022 te Amersfoort, althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwonden en/of een gaatje in de long, heeft toegebracht door met een of meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en),
meermalen, althans eenmaal, in de schouder en/of arm en/of rug, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te steken en/of te prikken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2022 te Amersfoort, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een of meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en),
meermalen, althans eenmaal, in de schouder en/of arm en/of rug, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2022 te Amersfoort, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een of meer messen, althans (een) scherp(e)
en/of puntig(e) voorwerp(en), meermalen, althans eenmaal, in de schouder en/of arm en/of rug, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te steken en/of te
prikken en/of te snijden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwonden en/of een
gaatje in de long ten gevolge heeft gehad
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 19 december 2022, te Amersfoort, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten [straat] , openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het - (uitdagend/dreigend) op voornoemde [slachtoffer 4] aflopen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 4] en/of
- meermalen, althans eenmaal, trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of
- maken van stekende bewegingen en/of zwaaien met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van het gezicht, althans het lichaam,
van die [slachtoffer 4] en/of
- ( van achteren) vastpakken/vastgrijpen van die [slachtoffer 4] en/of
- op de grond gooien van die [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) – terwijl die [slachtoffer 4] op de grond ligt – meermalen, althans eenmaal trappen en/of een knietje geven tegen
het lichaam van die [slachtoffer 4] , terwijl het door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schaafwond(en) op de hand(en) en/of een/of meerdere bult(en) op het hoofd van die [slachtoffer 4] , ten gevolge heeft gehad;;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 19 december 2022, te Amersfoort, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 4] te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] te trappen en/of
- die [slachtoffer 4] (van achteren) vast te pakken/vast te grijpen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] op de grond te gooien en/of – terwijl die [slachtoffer 4] op de
grond ligt – die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam te trappen en/of een knietje te geven;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 mei 2022, genummerd PL0900-2022119687, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 48. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 29 april 2022, pagina 7.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 29 april 2022, pagina 8.
4.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster van 3 mei 2022, pagina 52 en 53.
5.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 25 september 2023.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van6 oktober 2022, genummerd PL0900-2022233410, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 30. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Een proces-verbaal van aangifte van 11 augustus 2022, blad 1 (pagina 12 digitaal).
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, pagina 1.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 december 2022, genummerd PL0900-2022334012, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 40. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Een proces-verbaal van aangifte van 10 november 2022, pagina 10 van 40.
11.Een proces-verbaal van aangifte van 10 november 2022, pagina 11 van 40.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 10 november 2022, pagina 14 van 40.
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 10 november 2022, pagina 15 van 40.
14.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 10 november 2022, pagina 16 van 40.
15.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 25 september 2023.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 januari 2023, genummerd 1GA22Heil / MD3R022161, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 165. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
17.Een proces-verbaal van aangifte van 25 december 2022, pagina 54.
18.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 24 december 2022, pagina 52.
19.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 24 december 2022, pagina 53.
20.Een geschrift, te weten een letselrapportage van GGD Regio Utrecht, opgesteld door F. Woonink, forensisch arts KNMG, pagina 158.
21.Een geschrift, te weten een letselrapportage van GGD Regio Utrecht, opgesteld door F. Woonink, forensisch arts KNMG, pagina 159.
22.Een geschrift, te weten een letselrapportage van GGD Regio Utrecht, opgesteld door F. Woonink, forensisch arts KNMG, pagina 161.
23.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 23 december 2022, pagina’s 62 en 63.
24.Een proces-verbaal van aangifte van 23 december 2022, pagina 109.
25.Een proces-verbaal van aangifte van 23 december 2022, pagina 110.
26.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, opgesteld door zorgverlener [A] , pagina 123.
27.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 128.
28.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 129.
29.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 130.
30.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 131.
31.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 132.
32.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 133.
33.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 134.
34.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 135.
35.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 136.
36.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 137.
37.Een proces-verbaal van 28 december 2022, pagina 138.
38.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 25 september 2023.