ECLI:NL:RBMNE:2023:5324

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
16-066696-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een terbeschikkinggestelde voor mishandeling in de tbs-kliniek met toepassing van artikel 9a Sr

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een terbeschikkinggestelde verdachte, die op 2 oktober 2022 in Amersfoort een andere persoon heeft mishandeld met een mes. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, niet bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging had vrijspraak bepleit, stellende dat het letsel van het slachtoffer niet ernstig was en dat er geen getuigen waren die de aanval hadden gezien. De rechtbank concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was en sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling.

Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde, mishandeling, wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseerde zich op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook op het geconstateerde letsel. De verdachte had het slachtoffer onverwachts aangevallen met een broodmes, wat leidde tot snijwonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische toestand, en besloot geen straf of maatregel op te leggen, maar paste artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 350,00 gevorderd, welke door de rechtbank werd toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-066696-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats]
aan de [adres 1] , [postcode] te [plaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 2 oktober 2022 in Amersfoort heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in de rug en de arm te steken/snijden (primair),
Dan wel op voornoemde datum en plaats [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes in de rug en arm te steken/snijden (subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde (poging zware mishandeling) wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het letsel van [slachtoffer] is niet ernstig. Het betreffen oppervlakkige huidbeschadigingen. Er is voorts niemand die de aanval door verdachte op de heer [slachtoffer] heeft gezien. Mede daarom is niet vast te stellen met welke kracht en snelheid er gestoken of gesneden zou zijn, zodat niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans is geweest op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De heer [A] , [functie] bij [locatie] , heeft aangifte gedaan namens de heer [slachtoffer] en daarbij het volgende verklaard:
Ik ben werkzaam als [functie] bij [locatie] , onderdeel van de [stichting] , gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] . Ik doe aangifte namens [slachtoffer] , in behandeling op [locatie] , onderdeel van de [stichting] . Op zondag 2 oktober 2022, was ik aan het werk als [functie] op [locatie] . Omstreeks 09.45 uur werd ik gebeld door groepsleiding, [getuige] , die mij verzoekt direct naar de afdeling te komen. Toen ik daar aan kwam zag ik dhr. [slachtoffer] zitten op een stoel in kantoor met zijn begeleiders daar omheen. Ik hoorde dat Dhr. [slachtoffer] tegen ons zei dat hij zojuist was aangevallen door dhr. [verdachte] met een broodmes met kartels. Ik hoorde dat Dhr. [slachtoffer] zei dat hij op dat moment op de bank zat en dat Dhr. [verdachte] achter hem langs liep en hem vervolgens met een broodmes op zijn rug raakte. Dhr. [slachtoffer] vertelde mij dat dhr. [verdachte] zo'n vier a vijf keer heeft uitgehaald en hem uiteindelijk heeft geraakt op zijn schouder en linkerarm. Ik zag dat hij daarbij zichtbare verwondingen had. Ik zag dat er op zijn rug een kleine schram zat en op zijn linkerarm een snee van ongeveer twee centimeter en blauwe plekken daar omheen. Zijn trui en t-shirt zijn op die plekken kapot. Ik hoorde dat Dhr. [slachtoffer] hulp ging halen bij het kantoor, zo'n tien meter verderop, waar groepsleiding aan het overleggen was. Wanneer zij de woonkamer inliepen, zagen zij dhr. [verdachte] met het mes richting de trap lopen. [2] .
De heer [slachtoffer] heeft het volgende verklaard:
Ik ben door [verdachte] mishandeld. Ik heb pijn en letsel door de mishandeling. Omstreeks 09.45 uur zat ik in de woonkamer op [.] , een afdeling van [locatie] ( [verblijfplaats] ) op de bank TV te kijken. Ik zag dat Dhr. [verdachte] mij plotseling van achter aanviel met een mes. Ik zag en voelde dat hij mij daarbij op mijn rug en mijn arm raakte. Dat deed op dat moment veel pijn. [3] .
Mevrouw [getuige] heeft de volgende verklaring afgelegd:
Ik, [getuige] , was op zondag 2 oktober 2022 aan het werk op [.] , een afdeling op [locatie] onderdeel van de [verblijfplaats] . Omstreken 09:45 uur kwam dhr. [slachtoffer] naar het kantoor, klopte op de deur en wees naar de gang. Ik zocht naar een situatie, maar toen hoorde ik dhr. [slachtoffer] zeggen: "Hij heeft mij bedreigd". Ik zie dan dhr. [verdachte] met een gekarteld broodmes staan rechts van de trap naar de bovenverdieping.
Ik vraag dhr. wat er beneden is gebeurd. Ik hoor dhr. antwoorden hij moet stoppen met spelletjes spelen, waarop ik vraag wie er spelletjes met hem speelt. Ik hoor dhr. de naam van dhr. [slachtoffer] zeggen en vult aan dat hij hem s nachts lastig valt. Ik heb hierna aan dhr. gevraagd wat er precies beneden is gebeurd. Ik hoor dhr. zeggen ik wilde [slachtoffer (voornaam)] neersteken en heb hem gevraagd of dit ook is gelukt. Ik hoor dhr. dit beantwoorden met ja, dit is gelukt.
Beneden zijn mijn collegas en ik met dhr. [slachtoffer] gaan praten en heb ik hem gevraagd wat er is gebeurd. Ik hoorde dat dhr. [slachtoffer] toen zei ja ik weet het niet. Hij heeft mij neergestoken, uit het niets. Ik gaf hem een klopje op zijn schouder en zag hem toen verkrampen. Ik vroeg aan hem of hij pijn had, hetgeen dhr. [slachtoffer] bevestigd. Als dhr. [slachtoffer] zijn trui uit doet, zie ik een snee op zijn linker bovenarm van ongeveer 1,5 cm. [4] .
Verdachte heeft ter zitting het volgende verklaard:
Ik was bang voor hem. Ik had een broodmes. Ik wil dat hij uit mijn buurt blijft. Ik wilde hem waarschuwen door met het mes naar hem toe te gaan. Ik herinner me niet wat ik met het broodmes heb gedaan. Toen hij naar de leiding ging was er al wat gebeurd.
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet op zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer heeft gehad.
De rechtbank dient vervolgens na te gaan of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet. Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel is vereist dat de aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer als gevolg van de aanval met een broodmes zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Het is onduidelijk met welke intensiteit de aanval heeft plaatsgevonden en met welke kracht verdachte het slachtoffer heeft gestoken of gesneden. Dit betekent dat ook het voorwaardelijk opzet niet kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde (mishandeling) wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank gaat uit van de lezing van het slachtoffer en dus dat verdachte het slachtoffer heeft aangevallen en bij die aanval heeft gesneden met een broodmes. De rechtbank vindt daarvoor steun in de verklaringen voornoemd van de heer [A] en mevrouw [getuige] , in het geconstateerde letsel en in de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat hij met een broodmes naar het slachtoffer is toegegaan omdat hij hem wilde waarschuwen.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde (mishandeling) heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 2 oktober 2022 te [plaats 2] [slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes in de rug en de arm van die [slachtoffer] te snijden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van een schulduitsluitingsgrond en dat verdachte daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte was ten tijde van het incident volledig ontoerekeningsvatbaar. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar de rapportage van 19 september 2020 van het psychiatrisch onderzoek van Pro Justitia, uitgevoerd door [B] , psychiater te [plaats 3] . Daarin is het advies opgenomen de maatregel tot terbeschikkingstelling - die sinds 2012 loopt - en de verpleging van overheidswege te verlengen. Uit de rapportage volgt tevens dat bij verdachte sprake is van schizofrenie en dat hij functioneert op zwakbegaafd niveau. Verder wijst de raadvrouw er op dat verdachte in het kader van zijn huidige traject is aangemeld voor overplaatsing naar de longstay. Het strafbare feit kan dan ook in het geheel niet aan verdachte worden toegerekend.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen geslaagd beroep op volledige ontoerekeningsvatbaarheid toekomt. Uit de dossierstukken blijkt dat verdachte wist waar hij was en wat hij ging doen en dat hij het slachtoffer dus welbewust heeft mishandeld.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat sprake was van volledige ontoerekeningsvatbaarheid bij verdachte toen hij het slachtoffer op 2 oktober 2022 aanviel. Uit voornoemd de Pro Justitia rapport volgt weliswaar dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, maar uit die rapportage noch uit andere rapportages blijkt dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde volledig ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank is wel van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend en zal dit bij haar verdere overwegingen betrekken, met name ten aanzien van de strafmaat. Er is evenwel geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de hem bewezen geachte geen straf op te leggen en derhalve artikel 9a Wetboek van Strafrecht toe te passen. Hij weegt daarbij mee dat verdachte is aangemeld voor verblijf op de longstay van de TBS-kliniek, alsmede de nadelige gevolgen die verdachte reeds heeft ondervonden als gevolg van deze zaak, waaronder het feit dat zijn TBS-verloven sinds het moment van aangifte zijn ingetrokken.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de context waarin de ten laste gelegde feiten zich hebben afgespeeld, het relatief geringe letsel bij het slachtoffer en de persoon van verdachte. Zij heeft daarbij in het bijzonder verwezen naar voornoemde psychiatrische rapportage uit 2020 waaruit blijkt dat sprake is van schizofrenie bij verdachte en dat verdachte zwakbegaafd is. Als gevolg daarvan kan het handelen van verdachte op 2 oktober 2022 in verminderde mate aan hem te worden toegerekend. Daarnaast heeft zij benadrukt dat het de bedoeling is dat verdachte zal gaan verblijven op de longstay.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft het slachtoffer geheel onverwachts aangevallen en daarbij gesneden met een broodmes. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Het slachtoffer heeft laten weten dat hij als gevolg van de mishandeling lange tijd angstig is geweest. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten. De rechtbank heeft verder acht geslagen op voormelde Pro Justitia rapportage van 19 september 2020. Uit dat rapport volgt dat bij verdachte (onder meer) sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van schizofrenie. Uit het rapport volgt geen advies omtrent de toerekenbaarheid van verdachte, maar gelet op de aard van de stoornis en de omstandigheid dat verdachte sinds 2012 in een tbs-kliniek verblijft, gaat de rechtbank ervan uit dat deze stoornis verdachte ook ten tijde van het ten laste gelegde heeft beïnvloed. De rechtbank zal daarom verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toerekenen. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte is aangemeld voor verblijf op de longstay en dat hij de negatieve gevolgen van zijn handelen inmiddels heeft ervaren nu sinds het incident alle verloven zijn ingetrokken.
Resumerend is de rechtbank van oordeel dat het geen toegevoegde waarde heeft om verdachte een straf of maatregel op te leggen. Daarom zal, conform de vordering van de officier van justitie, toepassing worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

9.BENADEELDE PARTIJ

De heer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 350,00. Dit bedrag bestaat uit € 100,00 aan materiële schade in verband met schade aan zijn kleding en € 250,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de gehele vordering toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen zowel materiële als immateriële schade heeft geleden. Hoewel de benadeelde partij de geleden schade niet met concrete stukken heeft onderbouwd, volgt uit het dossier voldoende dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat enerzijds de materiële schade in de vorm van kapotte kleding en anderzijds de immateriële schade in de vorm van een aantasting in de persoon ex artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen worden aangenomen. De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde schade van in totaal € 350,00 dan ook integraal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 350,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank ziet aanleiding om - gelet op de hiervoor vermelde bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte - het aantal dagen gijzeling waarmee deze verplichting wordt aangevuld als verdachte niet betaald op 1 dag te stellen.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9a, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak primair ten laste gelegde
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] van een bedrag van € 350,00 toe;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E.S. Dolmans, voorzitter, mr. N.P.J. Janssens en mr. J. Edgar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022 te Amersfoort, in elk in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of de arm,
althans het lichaam, van die [slachtoffer] te steken/snijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de rug en/of de arm, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] , te steken
en/of snijden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 november 2022, genummerd PL0900-2022291155, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 31. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.proces-verbaal van aangifte door [A] namens [slachtoffer] d.d. 2 oktober 2022 (pagina 5).
3.proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] d.d. 2 oktober 2022 (pagina 14).
4.proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 2 oktober 2022 (pagina 16).