Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
mishandeling
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een terbeschikkinggestelde verdachte, die op 2 oktober 2022 in Amersfoort een andere persoon heeft mishandeld met een mes. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, niet bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging had vrijspraak bepleit, stellende dat het letsel van het slachtoffer niet ernstig was en dat er geen getuigen waren die de aanval hadden gezien. De rechtbank concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was en sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling.
Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde, mishandeling, wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseerde zich op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook op het geconstateerde letsel. De verdachte had het slachtoffer onverwachts aangevallen met een broodmes, wat leidde tot snijwonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische toestand, en besloot geen straf of maatregel op te leggen, maar paste artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 350,00 gevorderd, welke door de rechtbank werd toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het delict.