ECLI:NL:RBMNE:2023:5296

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/539105 / FA RK 22-836
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding, alimentatie en vermogensrechtelijke afwikkeling met toepassing van internationaal privaatrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2023, gaat het om een echtscheiding tussen een man en een vrouw die in 1989 in Marokko zijn getrouwd. De man, vertegenwoordigd door mr. M. Kaouass, verzoekt de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. M. Amrani, zich refereert aan dit verzoek. Naast de echtscheiding zijn er ook verzoeken gedaan over kinderalimentatie, partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank heeft eerder, op 14 maart 2023, de beslissing over deze verzoeken aangehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek tot echtscheiding, aangezien beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben. Het Nederlands recht is van toepassing op de echtscheiding. De rechtbank heeft echter onvoldoende informatie ontvangen om een definitieve beslissing te nemen over de kinderalimentatie en partneralimentatie. De vrouw heeft een verzoek ingediend voor kinderalimentatie, en de rechtbank heeft vastgesteld dat het Nederlands recht van toepassing is op dit verzoek, terwijl voor de partneralimentatie het Belgisch recht van toepassing is, gezien de verblijfplaats van de vrouw in België.

De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om inkomensgegevens en andere relevante informatie te verstrekken, en heeft hen aangespoord om zich te beperken tot de gevraagde informatie. De rechtbank heeft ook aangegeven dat zij zich onbevoegd zal verklaren voor verzoeken met betrekking tot onroerende zaken in Marokko, aangezien de Marokkaanse rechter bevoegd is om hierover te oordelen. De zaak is gecompliceerd door de internationale aspecten en de verschillende rechtsstelsels die van toepassing zijn. De rechtbank heeft de beslissing aangehouden en partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten verder toe te lichten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers: C/16/539105 / FA RK 22-836 (echtscheiding)
C/16/554589 / FA RK 23-663 (vermogensrechtelijke afwikkeling)
Echtscheiding
Beschikking van 13 september 2023
in de zaak van
[de man],volgens de huwelijksakte genaamd
[de man],
wonend in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Kaouass,
tegen
[de vrouw],volgens de huwelijksakte genaamd
[de vrouw],
wonend in [woonplaats 2] (België),
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Amrani.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 14 maart 2023 de beslissing op het verzoek tot echtscheiding en de nevenverzoeken over de kinderalimentatie, de partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden tot een nader te bepalen zitting.
1.2.
De rechtbank heeft partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling een e-mail gestuurd met het verzoek zich uit te laten over het toepasselijk recht op de alimentatie en de nationaliteit van partijen ten tijde van de huwelijkssluiting.
1.3.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier van 29 augustus 2023 van de vrouw met bijlage;
  • de brief van 29 augustus 2023 van de vrouw.
1.4.
Op 31 augustus 2023 heeft opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun advocaten.

2.Waar deze procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdag] 1989 in [plaats 1] (Marokko) met elkaar getrouwd. Ze hebben in ieder geval de Nederlandse nationaliteit. Ze zijn de ouders van de 12-jarige [minderjarige] .
2.2.
De man verzoekt de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. De vrouw refereert zich aan het verzoek tot echtscheiding van de man. Daarnaast hebben partijen verzoeken gedaan over het gezag over [minderjarige] , kinderalimentatie, partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.3.
In de genoemde tussenbeschikking van 14 maart 2023 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoek over het gezag.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De rechtbank stelt iedere definitieve beslissing uit en stelt partijen in de gelegenheid zich nader uit te laten zoals onder het kopje ‘De beslissing’ staat vermeld. Partijen hebben de rechtbank op dit moment op diverse punten onvoldoende voorgelicht om een eindbeslissing te kunnen nemen. De rechtbank zal hierna uitleggen wat zij nog van partijen verwacht en waarom.
De echtscheiding
3.2.
De rechtbank is bevoegd van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen (artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003, hierna Brussel II
bis), omdat partijen beiden de Nederlandse nationaliteit hebben. Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het Nederlands recht van toepassing.
3.3.
Uitgangspunt van de wet (artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) is dat de rechter zoveel mogelijk in één keer beslist over de echtscheiding en de nevenvoorzieningen. De man verzoekt de echtscheiding alvast uit te spreken, maar de vrouw maakt hiertegen bezwaar. Er kunnen goede redenen zijn af te wijken van het wettelijke uitgangspunt, maar de man stelt alleen dat hij vastloopt bij diverse instanties omdat partijen nog niet gescheiden zijn. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is dat niet genoeg om alvast de echtscheiding uit te spreken.
De kinderalimentatie
3.4.
De rechtbank is bevoegd van de verzoeken over de kinderalimentatie kennis te nemen, omdat deze zijn ingediend als nevenvoorziening in de echtscheidingsprocedure (artikel 3 sub c Verordening (EG) nr. 4/2009, hierna de Ali-Vo). De rechtbank constateert dat – in tegenstelling tot waar tijdens de mondelinge behandeling van uit is gegaan – op grond van artikel 15 Ali-Vo jo. artikel 4 lid 3 Haags Protocol van 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (hierna: Protocol) het Nederlands recht van toepassing is op dit alimentatieverzoek, omdat de vrouw een zelfstandig verzoek tot het vaststellen van kinderalimentatie in Nederland heeft ingediend.
3.5.
De rechtbank beschikt over onvoldoende gegevens om de kinderalimentatie te kunnen berekenen. Zij zal partijen in de gelegenheid stellen hun inkomensgegevens ten tijde van hun uiteengaan
in 2015in het geding te brengen, alsmede actuele inkomensgegevens, vergezeld van een behoefte- en draagkrachtberekening. Vervolgens zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld op elkaar te reageren.
De partneralimentatie
3.6.
De rechtbank is ook bevoegd van de verzoeken over de partneralimentatie kennis te nemen (artikel 3 sub c Ali-Vo). Op de verzoeken is het Belgisch recht van toepassing, omdat de onderhoudsgerechtigde (de vrouw) haar gewone verblijfplaats in België heeft (artikel 15 Ali-Vo jo. artikel 3 Protocol). De vrouw heeft een beroep gedaan op artikel 5 Protocol, in die zin dat zij zich het recht voorbehoudt zich tegen toepassing van het Belgisch recht te verzetten als zij daardoor in een ongunstiger positie zou komen te verkeren dan wanneer Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank gaat aan dit voorwaardelijke beroep op artikel 5 van het Protocol voorbij, omdat het criterium voor een geslaagd beroep op dit artikel is dat het recht van een andere staat nauwer verbonden is met het huwelijk. De vrouw heeft niet uitdrukkelijk gesteld dat het huwelijk nauwer verbonden is met het Nederlands recht.
De rechtbank zal de vrouw een termijn verschaffen om zich nader uit te laten over de inhoud van het Belgisch recht en de toepassing daarvan op voorliggend verzoek om partneralimentatie, vergezeld van berekeningen naar Belgisch recht. Vervolgens wordt de man in de gelegenheid gesteld om te reageren.
De vermogensrechtelijke afwikkeling
Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.7.
De rechtbank zal hierna per onderdeel beoordelen of zij bevoegd is van de verzoeken kennis te nemen. Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdag] 1989 in [plaats 1] (Marokko), zodat het toepasselijk recht moet worden bepaald aan de hand van het arrest [A] / [B] ( Hoge Raad 10 december 1976, NJ 1977/275 ). Van een rechtskeuze voorafgaand aan het huwelijk is niet gebleken. Ten tijde van de huwelijkssluiting hadden partijen allebei uitsluitend de Marokkaanse nationaliteit. Om die reden is het Marokkaans recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Geen gemeenschap van goederen
3.8.
Het Marokkaans recht kent geen gemeenschap van goederen. Iedere echtgenoot houdt wat van hem/haar is en wat hij of zij tijdens het huwelijk verkrijgt. Wel zijn er overeenkomsten over en weer mogelijk (bijvoorbeeld koop of schenking). Dit betekent het volgende voor de verzoeken van partijen.
Het huis in [plaats 2] (Marokko)
3.9.
Partijen zijn het erover eens dat zij samen eigenaar zijn van het huis in [plaats 2] . Zoals hiervoor al is uitgelegd, bestaat er tussen partijen op grond van het Marokkaans recht geen gemeenschap van goederen. Het huis vormt dus een eenvoudige gemeenschap. De vrouw verzoekt de verdeling van de woning vast te stellen in die zin dat het huis wordt verkocht (en de rechtbank begrijpt: geleverd) aan een derde. Het betreft hier dus een zakelijk recht.
3.10.
De vraag of de rechtbank bevoegd is in dit geval is complex. De Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I bis Vo) is van toepassing als een verweerder woonplaats heeft in een lidstaat van de Europese Unie, maar artikel 24 dat ziet op – kort gezegd – zakelijke rechten en onroerende zaken is alleen van toepassing als een onroerende zaak in een EU-lidstaat ligt. De rechtbank is van oordeel dat ondanks dat artikel 24 hier dus formeel niet van toepassing is, aan voornoemd artikel reflexwerking toekomt en dat moet worden aangenomen dat alleen de rechter van de staat waar de onroerende zaak is gelegen over zakelijke geschillen kan oordelen. Dat is in dit geval de Marokkaanse rechter. De rechtbank zal zich daarom in de eindbeschikking onbevoegd verklaren om van het verzoek kennis te nemen.
Het appartement in [plaats 1] (Marokko)
3.11.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de man eigenaar is van een appartement in [plaats 1] . De man stelt namelijk dat hij dit appartement aan zijn zus heeft geschonken. De vrouw verzoekt de verdeling van het appartement vast te stellen, in die zin dat het appartement wordt verkocht (en de rechtbank begrijpt: geleverd) aan een derde. Daarnaast stelt zij dat zij op grond van artikel 49 Mudawanna aanspraak maakt op de helft van de waarde van het appartement.
De rechtbank oordeelt dat om de vraag te kunnen beantwoorden of het appartement kan worden verdeeld dan wel of de vrouw aanspraak heeft op enig vergoedingsrecht, eerst de vraag moet worden beantwoord wie eigenaar is van het appartement. Het gaat hier dus om een zakelijk recht. De rechtbank zal zich dus op dezelfde gronden als in het geval van het huis in [plaats 2] in de eindbeschikking onbevoegd verklaren om van het verzoek kennis te nemen.
De overige bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap
3.12.
Aangezien er geen sprake is van een huwelijksgoederengemeenschap en de vrouw haar verzoek met betrekking tot de bankrekeningen, de voertuigen en eventuele schulden niet nader heeft gespecificeerd, zal het verzoek als onvoldoende bepaalbaar worden afgewezen.
Tot slot
3.13.
De rechtbank streeft ernaar zo spoedig mogelijk een eindbeslissing te nemen, omdat deze procedure al sinds 16 mei 2022 loopt. Partijen staan elkaar behoorlijk naar het leven, door meerdere (ingetrokken) procedures te voeren in Marokko die hen veel geld en energie hebben gekost. Ook gaan partijen in deze procedure weinig voortvarend te werk door niet voor of op de mondelinge behandeling een adequaat beeld te schetsen van het toepasselijk recht – temeer omdat de rechtbank hier van tevoren nog een e-mail over heeft gestuurd. De rechtbank zal daarom streng zijn. Dat betekent dat in beginsel geen uitstel zal worden verleend van de gestelde termijnen en dat het niet tijdig kunnen overleggen van stukken voor rekening en risico van de betreffende partij komt. Partijen worden daarnaast geacht zich te beperken tot de door de rechtbank gevraagde informatie. Op andere stellingen of stukken zal de rechtbank geen acht slaan.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt beide partijen in de gelegenheid om:
  • uiterlijk 26 oktober 2023inkomensgegevens te overleggen ten tijde van hun uiteengaan in 2015 alsmede actuele inkomensgegevens, vergezeld van een behoefte- en draagkrachtberekening voor de kinderalimentatie;
  • uiterlijk 9 november 2023schriftelijk op het standpunt van de ander te reageren,
4.2.
stelt de vrouw in de gelegenheid
uiterlijk 26 oktober 2023de rechtbank schriftelijk te informeren over de inhoud van het Belgisch recht en de toepassing daarvan op het voorliggende verzoeken over de partneralimentatie, vergezeld van berekeningen naar Belgisch recht,
4.3.
stelt de man vervolgens in de gelegenheid
uiterlijk 9 november 2023schriftelijk te reageren op de nadere onderbouwing van de vrouw van de partneralimentatie,
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.E. Heinemann, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. F. de Kleijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.