ECLI:NL:RBMNE:2023:5232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
16/040836-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

Op 4 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 1 februari 2023 in Maarssen een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot moord en poging doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bestond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, wat blijkt uit verklaringen van de ex-partner van de verdachte en de omstandigheden van het delict. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 11.940,02 toegewezen gekregen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen en voor een ander deel niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de benadeelde partij voor dat deel naar de burgerlijke rechter kan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/040836-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [geboorteplaats] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juni 2023 en 20 september 2023. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. M.S. Martherus-Meijers, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A. Aaldijk, advocaat te 's-Gravenhage, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn raadsvrouw, mr. L. Aarts, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 1 februari 2023 te Maarssen tezamen met een ander, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade geprobeerd heeft de heer [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiair: op 1 februari 2023 te Maarssen tezamen met een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade geprobeerd heeft de heer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging moord, met uitzondering van het medeplegen, wettig en overtuigend te bewijzen. Het is verdachte geweest die het slachtoffer op 1 februari 2023 heeft opgewacht en hem meerdere malen met kracht op het hoofd heeft geslagen met een hard voorwerp. Deze gedragingen kunnen volgens de officier van justitie naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op de dood. Zij concludeert dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte ook willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Naar algemene ervaringsregels is bekend dat het meerdere keren met een hard voorwerp op het hoofd slaan, kan leiden tot schedel- en hersenletsel, hetgeen een dodelijke afloop tot gevolg kan hebben, aldus de officier van justitie. Gelet op de feiten en omstandigheden, waaronder het neptelefoontje waardoor het slachtoffer naar de plaats delict is gelokt, is de officier van justitie van mening dat sprake was van een vooropgezet plan tot een doelgerichte strafexpeditie en daarmee van voorbedachten rade.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde. Kort gezegd heeft zij daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat het verdachte was die de ten laste gedragingen heeft gepleegd. Vervolgens heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde poging moord en poging doodslag, omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van aangever. Ten aanzien van de onder subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling (met voorbedachten rade) heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het medeplegen. Van het medeplegen dient verdachte te worden vrijgesproken aangezien de vereiste nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hierna zal worden overwogen acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die aangever heeft aangevallen. De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven en zal verdachte hiervan vrijspreken. Het subsidiair tenlastegelegde feit, de poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt echter vrijgesproken van het onderdeel ‘medeplegen’, nu bewijs voor een voldoende nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt.
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft op 1 februari 2023 aangifte gedaan en daarbij verklaard, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 1 februari 2023 omstreeks 20.00 uur werd ik gebeld door een onbekende man met een anoniem nummer. Ik hoorde de man zeggen dat hij een storing had aan zijn ketel, waardoor hij geen warm water meer had. Omstreeks 20.08 uur werd ik weer gebeld door een anoniem nummer. Dezelfde man vertelde mij dat zijn vrouw thuis zou zijn. [2] Om 21.30 uur liep ik richting de woning van [adres] . Uit het niets zag ik vanuit mijn rechterooghoek een persoon naar mij toe rennen.
Ik zag dat de persoon een zwarte loden pijp vasthield. Ik zag dat de persoon met de loden pijp op mijn hoofd sloeg. Ik voelde hierna nog twee klappen op mijn hoofd met de loden pijp. Door de klappen ben ik op de grond gevallen. Op het moment dat ik opstond voelde ik dat ik weer een klap tegen mijn hoofd kreeg. [3]
Getuige [getuige 1] heeft op 2 februari 2023 een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2023 hoorde ik geschreeuw op straat. Ik zag dat de voorste man viel en ten val kwam. Ik zag dat de andere man de op de grond liggende man sloeg met een Chromekleurig voorwerp. Ik denk dat dit een moer of ringsleutel was. Ik zag dat deze klap op het hoofd terecht kwam van de man die op de grond lag. [4]
Getuige [getuige 2] heeft op 16 februari 2023 een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Wat [verdachte] bij [slachtoffer] heeft gedaan, is met voorbedachten rade geweest. [verdachte] heeft het hier vaak over gehad. Het is een stappenplan. [5] [slachtoffer] heeft een tatoeage van de vader van [verdachte] op zijn borst. [verdachte] begrijpt deze tatoeage niet en heeft gezegd dat hij deze tatoeage van het lichaam van [slachtoffer] zou willen afschrobben. Hij had het hier twee jaren geleden al over. [6] [verdachte] heeft een zwarte lijst met mensen die hij fysiek iets aan wil doen. [slachtoffer] stond ook op deze lijst. [7]
Uit het onderzoek naar de telefoongegevens van aangever blijkt het volgende:
Het (anonieme) telefoonnummer waarmee het slachtoffer werd gebeld omstreeks 20.00 uur en 20.08 uur betrof [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van [A] . [8]
Uit het onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en medeverdachte blijkt het volgende:
Uit de telefoongegevens blijkt dat de telefoonnummers [telefoonnummer] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer] ( [A] ) contact met elkaar hadden op 1 februari 2023 om 19.45 uur. [9]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de getuigen
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de getuigenverklaring van [getuige 2] betrouwbaar is en daarmee bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte erin wordt geluisd door zijn ex-vriendin. Zij heeft namelijk een gedetailleerde verklaring afgelegd. Er zijn geen aanwijzingen, anders dan de enkele en verder niet onderbouwde stelling van verdachte, dat zij niet naar waarheid heeft verklaard. Ditzelfde geldt ook voor de aangifte van [slachtoffer] , waarin bovendien de naam van verdachte niet is genoemd.
Vrijspraak poging moord/doodslag; wel poging zware mishandeling
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de poging moord en poging doodslag. Van (voorwaardelijk) opzet op een bepaald gevolg is sprake wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Hiervoor kunnen feiten van algemene bekendheid worden gebruikt. Feiten van algemene bekendheid zijn feiten waarvoor geen specialistische kennis nodig is en waarvan de juistheid redelijkerwijs niet betwist kan worden. Dat het hoofd en de kreukelzone directe impact kunnen verdragen zonder noemenswaardige schade te ondervinden, maakt dat niet direct als feit van algemene bekendheid kan worden aangenomen dat het slaan met een hard voorwerp op het hoofd leidt tot een aanmerkelijke kans op de dood. Om iets over deze kans te zeggen, moet inzicht zijn verkregen in het gewicht van het voorwerp waarmee wordt geslagen, de snelheid waarmee het voorwerp het hoofd heeft geraakt en de plek waarop is geslagen.
De rechtbank weet niet met welk voorwerp is geslagen. Aangever heeft het in zijn aangifte over een loden pijp, terwijl hij het in zijn aanvullend verhoor specifieker heeft over een groot stuk gereedschap, dat het deel dat de dader in zijn hand had qua diameter smaller was dan hetgeen zijn hoofd heeft geraakt, dat het een soort champagnefles was qua vorm, dat het voelde als iets van staal of metaal en dat hij het lastig vindt aan te geven hoe groot het was. De getuigen hebben over het voorwerp ook niet meer duidelijkheid kunnen verschaffen. Getuige [getuige 1] denkt dat het een moer- of ringsleutel was. Naar aanleiding van een latere, verdiepende, vraag van de politie hierover geeft hij aan dat hij niet goed kon zien wat voor gereedschap het was. Al het voorgaande bezien betekent het dat de rechtbank bewezen verklaart dat met een hard voorwerp is geslagen, maar dat de rechtbank geen inzicht heeft verkregen in (bijvoorbeeld) het gewicht van het voorwerp. Evenmin heeft de rechtbank informatie over de plek waar precies is geslagen en welke impact deze op het hoofd heeft (gehad). Het geneeskundig rapport is (te) summier en ook uit de verklaringen kan niet worden afgeleid waar exact op het hoofd is geslagen. Wat duidelijk is, is dat aangever nadat hij op zijn hoofd was geslagen, is opgestaan en naar zijn auto is gelopen en is weggereden.
De rechtbank heeft op basis van de informatie in het dossier de medische feiten niet op waarde kunnen schatten en om die reden kan niet worden geconcludeerd dat een aanmerkelijke kans bestond op een dodelijke afloop. Op basis van de beschikbare informatie kan wél worden geconcludeerd dat het meermalen slaan met een hard voorwerp op het hoofd, zwaar lichamelijk letsel tot gevolg had kunnen hebben. Dat betekent dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiaire tenlastegelegde feit.
Voorbedachten rade
De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat verdachte heeft gehandeld ter uitvoering van een vooropgezet plan. Dit plan zou volgens zijn ex-partner [getuige 2] al twee jaren bestaan. Het slachtoffer stond volgens haar namelijk op de zwarte lijst van verdachte. Daarnaast kan ook uit de omstandigheden waaronder het feit is begaan worden opgemaakt dat sprake is geweest van een vooropgezet plan. Voorafgaand aan het delict heeft verdachte het slachtoffer telefonisch laten benaderen door een kennis en op basis van valse informatie hem naar de plaats delict gelokt. Hierna is verdachte van achteren naar het slachtoffer toegerend en heeft hem met een hard voorwerp, dat verdachte had meegenomen naar de plaats delict, mishandeld. Verdachte heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap gegeven. Dit kan onder meer worden opgemaakt uit de verklaring van zijn ex-partner, maar ook uit het feit dat er tussen de gepleegde telefoontjes en het delict anderhalf uur is verstreken. Desondanks heeft verdachte uitvoering gegeven aan zijn vooropgezette plan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 1 februari 2023 te Maarssen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een hard voorwerp, meermalen, tegen het hoofd, van [slachtoffer] heeft geslagen, en
- vervolgens terwijl die [slachtoffer] weerloos op de grond ligt, eenmaal op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Allereerst is door de verdediging gewezen op de jonge leeftijd van verdachte. Daarnaast is de aandacht gevestigd op de effecten van de tijd die verdachte in detentie heeft doorgebracht. Dit heeft zowel bij verdachte als bij zijn naasten veel impact gehad. Verdachte is onder meer zijn eigen bedrijf kwijtgeraakt. Desondanks wil hij zijn leven een positieve wending geven door weer op zoek te gaan naar werk en wellicht zijn eigen bedrijf een doorstart te geven. De verdediging verzoekt verder om rekening te houden met het feit dat verdachte
first offenderis en reeds lange tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verzocht wordt om met inachtneming van de LOVS-oriëntatiepunten voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van de voorlopige hechtenis niet overschrijdt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, te weten poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. Deze mishandeling heeft in het openbaar plaatsgevonden en meerdere getuigen zijn blootgesteld aan het zien van dit geweld. Verdachte heeft het nietsvermoedende slachtoffer op geraffineerde wijze naar de plaats delict gelokt, waar hij het slachtoffer vervolgens met voorbedachten rade van achteren heeft aangevallen. Verdachte heeft daarbij meermalen met een hard voorwerp ingeslagen op het hoofd van het slachtoffer. Dit heeft ertoe geleid dat het slachtoffer lichamelijk letsel heeft overgehouden aan het delict, bestaande uit drie hoofdwonden en verschillende kneuzingen. Naast het fysieke letsel, heeft het delict ook een grote psychische impact gehad op het slachtoffer. Zijn leven wordt momenteel gekenmerkt door gevoelens van angst, die tevens een grote impact hebben op de naasten van het slachtoffer. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zeer zwaar aan. Temeer nu het gaat om een delict dat is gepleegd binnen de familiaire sfeer.
De persoon van de verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke geweldsmisdrijven;
  • een advies van Reclassering Nederland van 31 augustus 2023, uitgebracht door E.M.F.A. Strasek, reclasseringswerker;
  • een psychologisch rapport van 25 mei 2023, uitgebracht door S.A. van Groningen, gz-psycholoog en E.J. Muller, klinisch psycholoog;
  • een NIFP-consult van 17 maart 2023, uitgebracht door A. Brouwer, arts in opleiding tot psychiater en A.Z. Botermans, psychiater.
Uit het psychologisch rapport blijkt dat onvoldoende aanwijzingen bestaan om persoonlijkheidsproblematiek, een stemmings- of rouwstoornis of andere psychopathologie vast te stellen. Ook is vrijwel geen zicht ontstaan op de kwaliteit van forensisch relevante zaken zoals de agressieregulatie en frustratietolerantie.
Uit het advies van Reclassering Nederland komt naar voren dat verdachte een lastige jeugd heeft gehad. Het verlies van zijn vader door suïcide is een traumatische ervaring, die als een rode draad door het leven van verdachte loopt. Desondanks lijkt verdachte zijn leven verder redelijk op de rit te hebben. Hij beschikt(e) over een goedlopend eigen bedrijf en woont samen met zijn moeder, waarmee hij een goede relatie heeft.
Gevangenisstraf
Gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden en vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank heeft hierbij gelet op vergelijkbare zaken en in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat het delict zich heeft afgespeeld in de openbaarheid en binnen de familiaire kring en met de gevolgen die het delict hebben gehad, en nog steeds hebben, voor het slachtoffer. Daar staat tegenover dat de rechtbank ook oog heeft voor de persoon van de verdachte.
De rechtbank ziet gelet op de opgemaakte rapportages over verdachte geen aanknopingspunten om een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld, op te leggen aan verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 22.291,09. Dit bedrag bestaat uit € 9.791,09 aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de schadeposten voldoende zijn onderbouwd en toegelicht. De gevorderde schade staat in rechtstreeks verband met het gepleegde delict. De officier van justitie verzoekt dan ook om het gevorderde bedrag geheel toe te wijzen, het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omwille van de bepleite vrijspraak. Subsidiair voert de verdediging gemotiveerd verweer ten aanzien van de volgende posten:
Gasvoordrukmeter
Allereerst stelt de verdediging dat onvoldoende is onderbouwd dat slachtoffer de gasvoordrukmeter in zijn handen had ten tijde van het delict. Er is daarmee geen sprake van rechtstreekse schade en de verdediging verzoekt derhalve de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair voert de verdediging aan dat aanzienlijk goedkopere gasvoordrukmeters te koop zijn en verzoekt het bedrag te matigen.
Kleding
De verdediging vraagt om het gevorderde bedrag met betrekking tot de schade aan de kleding te matigen, aangezien een aankoopbon van de trui ontbreekt en de verdediging van mening is dat gevorderde bedrag te hoog is voor een dergelijke trui.
Fysio en aanvullende verzekering fysio
De verdediging vraagt primair om deze kosten af te wijzen, aangezien verdachte voorafgaand aan het delict ook al naar de fysiotherapeut ging, waardoor het rechtstreekse verband met de tenlastegelegde feiten niet kan worden vastgesteld.
Mislopen van nieuwe klanten.
Primair verzoekt de verdediging de schadeposten af te wijzen. Subsidiair wordt om niet-ontvankelijkheid verzocht, nu een nadere onderbouwing van de schadeposten een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
Eigen risico
Ten aanzien van het eigen risico van 2023 vraagt de verdediging om het gevorderde bedrag te verminderen met een bedrag van € 9,75, nu dit bedrag al in rekening is gebracht voor het delict heeft plaatsgevonden. Daarnaast vraagt de verdediging om het gevorderde bedrag voor het eigen risico van 2024 niet toe te kennen, nu het hier gaat om toekomstige kosten, hetgeen niet kan worden aangemerkt als concrete en daadwerkelijk geleden schade.
Advieskosten aanvragen uitstel betaling
De verdediging is van mening dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd en vraagt om afwijzing dan wel deze vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Misgelopen omzet en nieuwe klanten
Door de verdediging wordt gesteld dat een voldoende onderbouwing voor misgelopen omzet ontbreekt, nu facturen van voor het delict ontbreken. Tevens ontbreekt een onderbouwing voor het gevorderde bedrag in verband met het mislopen van nieuwe klanten.
Immateriële schade
De verdediging is van mening dat het gevorderde bedrag niet in verhouding staat met het letsel en dat de psychische schade die zou zijn ontstaan onvoldoende is onderbouwd. Verzocht wordt om het bedrag te matigen tot een bedrag ter hoogte van € 1.000,- tot
€ 2.500,-.
Ten slotte verzoekt de verdediging de rechtbank, in het geval van toewijzing van enige schadevergoeding, tot uitdrukking te brengen dat er sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten gasvoordrukmeter, kapotte kleding (tot € 100,-), reiskosten, fysiotherapiebehandelingen, psychotherapiebehandelingen (tot € 310,-), eigen risico zorgverzekeraar (tot € 375,25), verlies aan verdienvermogen (tot € 5.208,-) en opvragen medische informatie psychotherapeut (tot € 37,50) ter hoogte van in totaal € 6.940,02 komt voor vergoeding in aanmerking. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze schadeposten tot de genoemde bedragen voldoende onderbouwd en ook is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal daarom de gevorderde materiële schade tot genoemd bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer materiële schade gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen.
Ten aanzien van de schadepost eigen risico wordt het gedeelte van € 9,75 afgewezen, omdat dit bedrag al in rekening is gebracht voorafgaand aan de pleegdatum.
De behandeling van het overige deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het gaat om de volgende kostenposten:
Kapotte kleding
Ten aanzien van de kapotte kleding heeft de rechtbank gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid en schade met betrekking tot de trui begroot op € 100,-. Voor het meergevorderde bedrag van € 80,-- zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Psychotherapiebehandelingen
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor het bedrag van € 75,- voor de toekomstige EMDR-sessie, nu nog geen sprake is van een daadwerkelijke verandering van het vermogen van de benadeelde partij op dit punt als gevolg van het strafbare feit.
Eigen risico
Voor het bedrag van € 385,-- zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit een toekomstig bedrag is waardoor nu nog geen sprake is van een daadwerkelijke verandering van het vermogen van de benadeelde partij.
Advies en boekhoudwerkzaamheden [naam]
De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel in de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien onvoldoende gespecificeerd is welke kosten zijn gemaakt en voor welke concrete doeleinden.
Gebruik aanvullende verzekering in verband met fysiotherapie
De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel in de vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat de kosten van de aanvullende verzekering onvoldoende zijn onderbouwd en het niet duidelijk is geworden welke kosten het gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit.
Verlies verdienvermogen ad € 1.000,-
De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel in de vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat dit bedrag onvoldoende is onderbouwd. Niet inzichtelijk is gemaakt op basis waarvan deze inschatting is gemaakt.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft tevens immateriële schade gevorderd. De benadeelde partij is het slachtoffer geworden van een poging zware mishandeling met voorbedachten rade met voor hem ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van het feit in 8.3. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek .
Aangever heeft lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het strafbare feit en is daarmee aangetast in de persoon. Het psychische letsel dat daaruit voortvloeit vormt daarmee rechtstreekse schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht, een schadevergoeding van € 5.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Overig
Gelet op de bewezenverklaring ziet de rechtbank geen aanleiding om de door de verdediging verzochte hoofdelijkheid op te leggen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.940,02, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 238 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 11.940,02 (€ 6.940,02 aan materiële schade en € 5.000,-- aan immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering voor wat betreft de meer gevorderde schade ad € 9,75 (eigen risico) af;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde materiële en immateriele schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 11.940,02 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 238 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Schormans, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. L.J.F. Driessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2023.
mr. F.H. Schormans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te Maarssen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan
niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- met een loden pijp, althans een hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal met
kracht tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer]
heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] weerloos op de grond ligt, meermalen, althans
eenmaal met kracht op het hoofd, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft
geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te Maarssen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen
- met een loden pijp, althans een hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal met
kracht tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer]
heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] weerloos op de grond ligt, meermalen, althans
eenmaal met kracht op het hoofd, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft
geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid
1. Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal 09Ketel23 / MD5R023011 van 14 februari 2023, genummerd 2023033162, opgemaakt door politie Districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 211. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 73.
3.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 74.
4.een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 1] , pagina 133.
5.een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2] , pagina 138.
6.een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2] , pagina 140.
7.een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2] , pagina 141.
8.een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de telefoongegevens van aangever, pagina 120.
9.een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de telefoongegevens van verdachte en [A] , pagina 122.