Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2] B.V.,
3.
[eiseres sub 3] B.V.,
1.[gedaagde sub 1] B.V.,
2.
[gedaagde sub 2] B.V.,
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 14 september 2023, waarvan aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota’s van [eisers c.s.]
- de pleitnota van [gedaagde c.s.]
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
, [groep] geen enkele aanspraak heeft of kan maken op (een deel van) de vergoedingen die [eiser sub 1] , zijn vennootschappen en/of de aan hen gelieerde contractspartijen uit welken hoofde dan ook vanwege hun activiteiten hebben. [groep] zal zich onthouden van enige verklaring of aanspraak, binnen of buiten rechte, waarin [groep] stelt of suggereert dat zij tot meer gerechtigd is dan de Vergoeding, onverminderd de geheimhoudingsclausule hierna.”
de aan hen gelieerde contractspartijenen in het bijzonder of [bedrijf 2] daaronder valt. In de vaststellingsovereenkomst zelf is niet uitgelegd wat er met gelieerde contractspartijen wordt bedoeld. [bedrijf 2] is niet vennootschapsrechtelijk met [eisers c.s.] verbonden en wordt in dit artikel of elders in de vaststellingsovereenkomst niet genoemd als partij die is uitgesloten van aanspraken door [gedaagde c.s.] en/of [groep] . Volgens [eisers c.s.] valt [bedrijf 2] , als haar belangrijkste zakenpartner, onder dit artikel en was dat [gedaagde c.s.] bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst ook duidelijk. [gedaagde c.s.] betwist dat en stelt dat dit in de gesprekken die partijen voor de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst hebben gevoerd (namens [eisers c.s.] was [D] daar als onderhandelaar bij betrokken), niet aan de orde is geweest. En dat het nooit de bedoeling is geweest om eventuele schade die [bedrijf 2] heeft veroorzaakt of nog zal veroorzaken onderdeel te laten zijn van de vaststellingsovereenkomst.