ECLI:NL:RBMNE:2023:5211

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
10418023 \ UC EXPL 23-2095
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de contractspartij in een koopovereenkomst voor een bed

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] BV, en een gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag wie de contractspartij is in een koopovereenkomst voor een bed. De eiseres stelt dat de gedaagde de contractspartij is, terwijl de gedaagde betoogt dat dit [bedrijf 2] B.V. is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde inderdaad de partij is met wie de koopovereenkomst is gesloten. De eiseres vorderde een schadevergoeding van € 9.280,00, omdat de gedaagde het bed niet had afgenomen en de koopprijs niet had voldaan. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, omdat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over de schadevergoeding toegewezen vanaf 28 februari 2023. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat deze niet aan de wettelijke eisen voldeden. De gedaagde is verder veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn begroot op € 1.281,84. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10418023 UC EXPL 23-2095 SGK/44740
Vonnis van 4 oktober 2023
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] BV, mede h.o.d.n. " [bedrijf 1] ",
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.N. Meijer van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Op 21 maart 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] gedagvaard. Op 31 mei 2023 heeft [gedaagde] schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft vervolgens een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
Op 4 september 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig de heer [A] (CEO van [eiseres] ) en gemachtigde
mr. P.N. Meijer. [gedaagde] was er niet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] goed is opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling is een e-mail van [gedaagde] ontvangen. Omdat deze e-mail is ontvangen nadat de mondelinge behandeling is gesloten en nadat de datum voor dit vonnis is bepaald, wordt deze e-mail buiten beschouwing gelaten.

2.De overwegingen van de kantonrechter

Wat is er aan de hand?
2.1.
[eiseres] stelt dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten voor de koop van een bed (hierna: de koopovereenkomst). [gedaagde] heeft het bed echter niet in ontvangst genomen en niet de gehele koopprijs voldaan. [eiseres] stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden. Om de schade te beperken heeft [eiseres] het bed aan een ander verkocht, maar voor minder dan waarvoor zij het aan [gedaagde] had verkocht. Daarnaast heeft zij voor deze (dekkings)verkoop kosten moeten maken. [eiseres] wil dat [gedaagde] de schade die zij heeft geleden (totaal € 9.280,00) aan haar vergoedt. Daarnaast wil zij dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van deze procedure aan haar betaalt.
2.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Volgens [gedaagde] is niet hij, maar [bedrijf 2] B.V. de partij met wie [eiseres] de koopovereenkomst heeft gesloten. [gedaagde] B.V. is ook de partij die op de opdrachtbevestiging staat en die de aanbetaling heeft gedaan. Volgens [gedaagde] was het bed bedoeld voor een zakelijk project in Huis ter Heide en heeft de koop niets met hem privé van doen.
Wat is het oordeel van de kantonrechter?
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de partij is met wie [eiseres] de koopovereenkomst heeft gesloten. De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] daarom toewijzen. Hierna wordt dit oordeel van de kantonrechter toegelicht.
Contractspartij
2.4.
Partijen zijn het niet eens of [gedaagde] of [bedrijf 2] B.V. de partij is met wie [eiseres] de koopovereenkomst heeft gesloten. Het staat vast dat [gedaagde] de showroom van [eiseres] heeft bezocht en vervolgens de koopovereenkomst heeft gesloten. De vraag die voorligt is of [gedaagde] hierbij namens zichzelf of namens de B.V. heeft gehandeld.
Als uitgangspunt geldt dat degene die een overeenkomst aangaat in beginsel zichzelf bindt, tenzij hij uitdrukkelijk aan de wederpartij kenbaar maakt niet voor zichzelf te handelen maar voor een ander. Of [gedaagde] voor zichzelf of voor de B.V. heeft gehandeld, moet worden bepaald aan de hand van wat partijen tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid. Alle omstandigheden van het geval moeten hierbij in aanmerking worden genomen.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat [gedaagde] bij het sluiten van de koopovereenkomst voor zichzelf heeft gehandeld.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [gedaagde] twee keer de showroom van [eiseres] heeft bezocht. [gedaagde] heeft toen op bedden proefgelegen en uiteindelijk expliciet voor een model gekozen met verstelbare schouder- en lendesteunen, vanwege klachten aan zijn schouder en heup. Dat het bed voor een zakelijk project was bedoeld heeft [gedaagde] volgens [eiseres] niet aangegeven. Bovendien moest het bed, zo volgt ook uit de orderbon, op het woonadres van [gedaagde] worden afgeleverd en bij de levertermijn is ook rekening gehouden met de voortgang van de bouw van de woning van [gedaagde] .
2.6.
Doordat [gedaagde] niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling, heeft hij op deze nadere toelichting van [eiseres] niet gereageerd en niet aangevoerd dat dit niet klopt. [gedaagde] heeft weliswaar in zijn verweer voor de mondelinge behandeling aangevoerd dat de koop niets met [gedaagde] privé van doen heeft en het bed was bedoeld voor een zakelijk project in Huis ter Heide, maar gelet op de toelichting van [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling had hij dit nader moeten onderbouwen. Het enkele feit dat de opdrachtbevestiging – op verzoek van [gedaagde] – aan [bedrijf 2] B.V. is gericht en de aanbetaling ook door [bedrijf 2] B.V. is gedaan, kan niet tot de conclusie leiden dat [bedrijf 2] B.V. de contractspartij is. [eiseres] heeft verteld dat het niet ongebruikelijk is dat klanten dit – om financiële redenen – administratief zo organiseren. [eiseres] wijst er bovendien op dat [gedaagde] nog steeds als klant wordt vermeld op de orderbon. Wanneer [bedrijf 2] B.V. als contractspartij moest worden aangemerkt, had het voor de hand gelegen dat zij op de orderbon ook werd vermeld als klant.
Tekortkoming nakoming overeenkomst
2.7.
Op grond van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst had [gedaagde] het bed in ontvangst moeten nemen en vervolgens het restant van de koopsom moeten voldoen. Het staat vast dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan. [gedaagde] is daardoor tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Schade
2.8.
[gedaagde] moet de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden aan haar vergoeden. [eiseres] stelt dat zij € 9.280,00 aan schade heeft geleden.
[gedaagde] heeft het bed uiteindelijk aan een derde verkocht, maar voor € 15.050,00 terwijl zij het bed aan [gedaagde] had verkocht voor € 25.000,00. Daarnaast heeft zij € 1.330,00 aan kosten gemaakt voor de verkoopinspanningen. [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat dit niet klopt en uit de wet volgt dat deze schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen.
Wettelijke rente
2.9.
[gedaagde] moet ook wettelijke rente over de schade betalen vanaf 28 februari 2023. [eiseres] heeft [gedaagde] op 13 februari 2023 verzocht om het schadebedrag van € 9.280,00 binnen 15 dagen te voldoen, maar dat heeft [gedaagde] niet gedaan. [gedaagde] heeft ook geen verweer gevoerd tegen de wettelijke rente.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.10.
De door [eiseres] over de schadevergoeding gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet van toepassing op een vordering tot betaling van schadevergoeding. Of buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd moet in dit geval worden getoetst aan de eisen zoals geformuleerd in het Rapport Voorwerk 2 en bijgesteld in het Rapport BGK-Integraal. Dit betekent dat [eiseres] niet alleen moet stellen dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt, maar ook dat die kosten zien op werkzaamheden die meer omvatten dan alleen een sommatie, het doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Dat heeft [eiseres] niet gedaan.
Proceskosten
2.11.
Omdat [eiseres] grotendeels gelijk krijgt, wordt [gedaagde] in de proceskosten van deze procedure veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en dat hij de proceskosten van [eiseres] moet betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 107,84
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde €
660,00(2 punten x tarief € 330,00)
Totaal € 1.281,84
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals gevorderd.
Als [eiseres] kosten moeten maken om deze beslissing uit te voeren, moet [gedaagde] die ook betalen. Die eventuele kosten worden hieronder vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 9.280,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2023 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.281,84, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling;
- te vermeerderen, als het vonnis door de deurwaarder is betekend, met de explootkosten die hiervoor in rekening zijn gebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023, in aanwezigheid van de griffier.