ECLI:NL:RBMNE:2023:5179

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 23/4726
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag op medische gronden en toepassing hardheidsclausule

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar urgentieaanvraag op medische gronden. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde van minimaal twee jaar onafgebroken ingezetenschap in de gemeente. Eiseres had op 1 februari 2022 de aanvraag ingediend, terwijl zij pas sinds 10 mei 2021 op het woonadres ingeschreven stond. De rechtbank heeft de zaak op 26 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder.

Eiseres woont samen met haar ex-partner en hun drie kinderen bij de ex-schoonmoeder. De kinderen lijden onder de spanningen in het huishouden, en eiseres heeft een verklaring van een instelling overgelegd ter onderbouwing van de klachten van de kinderen. De rechtbank oordeelt dat verweerder de urgentieaanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres, maar concludeert dat er geen noodsituatie is die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentie krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023. Eiseres kan binnen zes weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4726

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.A. Adjiembaks),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigden: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de urgentieaanvraag op medische gronden van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres woont sinds juli 2019 samen met haar ex-partner en hun drie minderjarige kinderen bij de moeder van haar ex-partner. Op 1 februari 2022 heeft zij een urgentieaanvraag ingediend op medische gronden. Er zijn spanningen/ruzies tussen eiseres, haar ex-partner en zijn familie. De kinderen lijden daar onder. De ex-schoonmoeder heeft mondeling en schriftelijk laten weten dat zij en de kinderen de woning per 1 augustus 2022 moeten verlaten, omdat de woning te koop wordt gezet. Haar kinderen hebben lichamelijke en psychische klachten (slecht slapen en een ontwikkelachterstand). Eiseres heeft ter onderbouwing van de klachten van de kinderen in bezwaar een verklaring van [instelling] van 28 april 2022 overgelegd.
3. Verweerder heeft de urgentieaanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarde dat zij op het moment van indienen van een verzoek om een urgentieverklaring minimaal twee jaar onafgebroken ingezetene is van de gemeente Almere. [1] Eiseres heeft namelijk op 1 februari 2022 urgentie aangevraagd en staat vanaf 10 mei 2021 ingeschreven op het woonadres [adres] in [woonplaats] . Hiervoor had eiseres van 30 mei 2018 tot 10 mei 2021 een woonadres in [plaats] . Verder is niet gebleken van een economische en/of maatschappelijke binding in de zin van artikel 14, derde lid, van de Huisvestingswet 2014. Ook heeft zij niet voldaan aan de voorwaarde dat zij de situatie niet zelf heeft veroorzaakt of dat zij deze niet had kunnen voorkomen. [2] Zij is in juli 2019 gaan inwonen bij haar schoonouders en toen was al er sprake van spanningen door de strikte regels waaraan zij zich moest houden. Aangezien de urgentieaanvraag niet voldoet aan de algemene voorwaarden heeft verweerder de medische situatie van eiseres niet voorgelegd aan een keuringsarts. [3] Verder ziet verweerder geen aanleiding om de hardheidsclausule op grond van artikel 27 van de Huisvestingsverordening toe te passen.
4. Eiseres voert aan dat haar kinderen enorm lijden onder de spanningen en ruzies in huis. Zij verwijst daartoe naar de verklaring van [A] van [instelling] van 28 april 2022, die zij heeft overgelegd in bezwaar. Verweerder gaat er in het kader van hardheidsclausule aan voorbij dat [instelling] heeft aangegeven dat de kinderen angstig zijn en in hun ontwikkeling zijn geschaad. De zoon [zoon] imiteert het negatieve gedrag dat hij ziet. Verweerder neemt dit niet mee in de besluitvorming. Ook merkt eiseres op dat de zus van de ex-partner met twee grote zoons bij oma komen inwonen. Dat hierdoor de onderliggende spanningen zullen oplopen, zoals [instelling] aangeeft, is voor te stellen, aldus eiseres. Indien verweerder hier onduidelijkheid over had, had verweerder [instelling] hierover om een nadere toelichting kunnen vragen. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat de woning niet meer te koop staat, dat zij met haar kinderen nog steeds bij haar ex-schoonmoeder woont, maar dat zij inmiddels met tien personen in de woning wonen.
5. De rechtbank stelt aan de hand van de beroepsgronden zoals opgenomen in overweging 4 en hetgeen besproken is op zitting vast dat niet ter discussie staat dat eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening.
6. In geschil is of verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen en op grond daarvan aan eiseres urgentie moet verlenen.
7. De rechtbank stelt voorop dat zij begrip heeft voor de situatie van eiseres, en dat de situatie verre van ideaal is. De rechtbank vindt echter desalniettemin dat verweerder zich in redelijkheid op standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende aanleiding is om haar met toepassing van de hardheidsclausule urgentie te verlenen. Met een urgentieverklaring krijgt iemand voorrang op andere personen, die ook hard op zoek zijn naar een woning. Een urgentieverklaring is dus de uitzondering op de regel. De hardheidsclausule is daar weer een uitzondering op, omdat iemand dan urgentie krijgt terwijl hij of zij niet aan de voorwaarden daarvoor voldoet. Om die reden past verweerder de hardheidsclausule zeer terughoudend en alleen in zeer uitzonderlijke situaties toe. [4] Verweerder heeft in de situatie van eiseres en haar kinderen mogen oordelen dat er geen sprake is van een noodsituatie. Verweerder heeft daarbij voldoende rekening gehouden met de belangen van de kinderen door te stellen dat eiseres en de kinderen in een lastige situatie zitten, maar dat zij niet dakloos zijn. Zij wonen nog steeds in de woning in [woonplaats] bij de ex-schoonmoeder/oma. Van een verkoop van de woning waardoor eiseres en haar kinderen de woning moeten verlaten is – zoals eiseres ter zitting heeft gesteld – geen sprake meer. De brief van de [instelling] bevestigt verder weliswaar de ervaren spanningen tussen de huisgenoten, maar er staat ook vermeld dat de kinderen het tot nu toe redelijk doen in hun ontwikkeling en gedrag. Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat het huidige woonprobleem een zodanige negatieve invloed heeft op de kinderen van eiseres, dat urgentie verleend dient te worden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen urgentie krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2023.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 11, vierde lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening Almere 2019 (de Huisvestingsverordening)
2.artikel 11, vierde lid, aanhef en onder g, van de Huisvestingsverordening.
3.conform Bijlage II, paragraaf I, onder 3 sub a van de Huisvestingsverordening
4.Artikel 27 van de Huisvestingsverordening