ECLI:NL:RBMNE:2023:5177

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
10679221 \ MV EXPL 23-119
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning na explosie en gevaar voor omwonenden

In een kort geding heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting De Alliantie en twee huurders, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De Alliantie vorderde ontruiming van de huurwoning na een explosie die op 1 augustus 2023 plaatsvond bij de voordeur van het gehuurde. De explosie leidde tot aanzienlijke schade aan het appartementencomplex en veroorzaakte onveiligheid voor de omwonenden. De burgemeester had het gehuurde op 4 augustus 2023 gesloten vanwege de dreiging die uitging van de situatie. De huurders waren op de hoogte van deze dreiging, maar hadden dit niet gemeld bij de politie of de verhuurder, wat hen als slechte huurders kwalificeerde. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van de verhuurder, die verantwoordelijk is voor de veiligheid van andere huurders en omwonenden, zwaarder wogen dan die van de huurders. De huurders verbleven inmiddels elders en hadden geen bezwaar tegen de ontruiming. De kantonrechter besloot dat de huurders het gehuurde binnen een week na betekening van het vonnis moesten ontruimen, met veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10679221 \ MV EXPL 23-119
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2023
in de zaak van
STICHTING DE ALLIANTIE,
statutair gevestigd te Hilversum,
eisende partij,
hierna te noemen: De Alliantie,
gemachtigde: mr. S. Baggen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gemachtigde: mr. M.G. Blokziel,
toevoegingsnummer: [nummer] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te zonder bekende woon- en of verblijfplaats in of buiten Nederland,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.Het verloop van dit kort geding

1.1.
De Alliantie heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op 7 september 2023 in kort geding gedagvaard om op 19 september 2023 voor de kantonrechter in Almere te verschijnen. Daarbij heeft De Alliantie zeven producties meegestuurd. Voorafgaand de zitting heeft mr. Baggen productie 8 en heeft mr. Blokziel producties 1 tot en met 3 toegezonden.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 19 september 2023 plaatsgevonden. Namens De Alliantie zijn mevrouw [A] ( [functie 1] bij De Alliantie) en mevrouw [B] ( [functie 2] bij De Alliantie) verschenen, bijgestaan door mr. Baggen. [gedaagde sub 1] is verschenen en bijgestaan door mr. Blokziel. [gedaagde sub 2] is niet verschenen. De gemachtigden van De Alliantie en [gedaagde sub 1] hebben een pleitnota overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat vandaag de uitspraak is.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 29 april 2022 verhuurt De Alliantie de sociale huurwoning aan de [adres] in [plaats 1] (hierna: het gehuurde) aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Het betreft een driekamerappartement in een complex met 23 woningen.
2.2.
In de nacht van 1 op 2 augustus 2023 heeft zich bij de voordeur van het gehuurde een krachtige explosie voorgedaan. Door die explosie is aan het appartementencomplex en het gehuurde aanzienlijke schade ontstaan: beschadigd stucwerk, ingeblazen en ontzette deuren, ingeblazen liftdeuren, gescheurde dan wel ontzette muren op meerdere verdiepingen. De vier woningen op dezelfde verdieping als het gehuurde hebben dusdanige schade opgelopen dat de bewoners van die woningen elders moesten worden opgevangen.
2.3.
Bij besluit van 4 augustus 2023 heeft de burgemeester van [.] op grond van artikel 175 van de Gemeentewet het gehuurde gesloten tot 15 september 2023. In het besluit is -voor zover van belang- het volgende geschreven:

(…)
Verklaringen
U, de heer [gedaagde sub 2] , was tijdens de explosie in de woning aanwezig. Hij heeft ter plaatse aan de politie verklaard dat hij wakker was geworden van een harde knal. U wist niet waarom er een explosie had plaatsgevonden in zijn woning. Verder verklaarde u dat u met niemand een conflict heeft.
Ook u, mevrouw [gedaagde sub 1] , heeft een verklaring als getuige afgelegd bij de politie. U heeft verklaard dat:

u een relatie heeft met de heer [gedaagde sub 2] ;

u op een andere adres verblijf buiten [plaats 1] ;

op het adres buiten [plaats 1] op 7 juli 2023 twee onbekende mannen aan de deur zijn geweest. Deze mannen lieten u een foto zien en vroegen of dit uw vriend was. Deze mannen vertelden u dat er iets gestolen was en zij dit terug wilden;

op 28 juli 2023 opnieuw drie mannen op het adres in [plaats 2] aan de deur kwamen. Dat u verteld is dat het om een miljoen euro zou gaan. De mannen wilden de “Stenen” terug of als deze al verkocht waren het resterende geld.

Dat u heeft begrepen dat met “Stenen” cocaïne wordt bedoeld.
Politie-informatie en onderzoek politie
Uit politiedocumentatie blijkt dat u, de heer [gedaagde sub 2] , in de afgelopen vijf jaar bent veroordeeld voor verschillende delicten, waaronder poging doodslag/moord. Ook is bij de politie informatie bekend dat het aannemelijk is dat u, de heer [gedaagde sub 2] , zich in het criminele circuit bevindt.
Uit buurtonderzoek van de politie in de omgeving van de explosie blijkt dat het onveiligheidsgevoel bij buurtbewoners groot is.
Door de politie is onder leiding van het Openbaar Ministerie een opsporingsonderzoek gestart naar de explosie. Hierbij zal onderzoek worden gedaan naar de precieze aanleiding en toedracht. Het onderzoek van de politie heeft tot dusver nog niet geleid tot (de aanhouding van) een verdachte. Omdat het onderzoek van de politie nog niet heeft geleid tot (de aanhouding van) een verdachte en omdat de aanleiding en toedracht van de explosie nog niet is opgehelderd, kan de politie niet uitsluiten dat er opnieuw ernstige verstoringen van de openbare orde zullen ontstaan met alle gevolgen van dien. Op basis van bovenstaande informatie is het aannemelijk dat er een ernstige dreiging op u, de heer [gedaagde sub 2] , bestaat.
(…)
Handhaving van de openbare orde
(…)
Volgens de politie heeft u, de heer [gedaagde sub 2] , verklaard niet te weten waarom er een explosie heeft plaatsgevonden bij het appartement waar hij woont. Uit uw verklaring blijkt dat er wel degelijk dreiging op u, de heer [gedaagde sub 2] , is gericht. Daarnaast is er informatie bekend dat het aannemelijk is dat u, de heer [gedaagde sub 2] , zich in het criminele milieu bevindt. Gezien het feit dat u, de heer [gedaagde sub 2] , hierover geen informatie verstrekt aan de politie kunnen er geen beschermingsmaatregelen worden gestart en zijn er thans geen andere, minder ingrijpende maatregelen mogelijk om de veiligheid van u beiden, buurtbewoners en passanten te kunnen blijven waarborgen. Bovendien heeft er op dit moment nog geen gerichte interventie of aanhouding plaatsgevonden, die het risico kunnen doen afnemen. Gelet op de situatie van acuut en ernstig levensgevaar, ken ik aan het recht opleven en lichamelijke integriteit van alle betrokkenen meer gewicht toe, dan aan uw recht om in de woning te kunnen verblijven.
Bevel
(…)
Ik beveel u daarom op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet, het appartement aan de [adres] te [plaats 1]per vrijdag 4 augustus 2023 om 12:00 uurvoor de duur van zes weken te verlaten, het appartement te sluiten en gesloten te houden en het appartement te betreden.
(…)’
2.4.
Naar aanleiding van het sluitingsbevel van 4 augustus 2023 heeft de gemachtigde van De Alliantie bij brief van 16 augustus 2023 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gesommeerd de huurovereenkomst uiterlijk 21 augustus 2023 op te zeggen tegen 20 september 2023 en het gehuurde uiterlijk op die datum leeg en ontruimd aan De Alliantie op te leveren. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.5.
[gedaagde sub 2] heeft zich uitgeschreven van het adres van het gehuurde.
2.6.
Bij besluit van 15 september 2023 is de sluiting van het gehuurde verlengd met zes weken tot vrijdag 27 oktober 2023, 12.00 uur.

3.Het geschil

3.1.
De Alliantie vordert samengevat - ontruiming van het gehuurde aan de [adres] te [plaats 1] , met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De Alliantie legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De Alliantie zegt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Zij hebben zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde niet gedragen als een goed huurder. Door de betrokkenheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dragen zij het risico van onderlinge vetes en afrekeningen in het criminele circuit. [gedaagde sub 1] is in haar vorige woning al betrapt op de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs. [gedaagde sub 1] wist bovendien van de dreiging en lijkt mede in verband daarmee al ruim een maand voor de aanslag bij haar ouders te zijn ingetrokken. Er waren immers mannen bij haar aan de deur in het gehuurde alsook bij de woning van haar ouders geweest, die op zoek waren naar (iemand die leek op) [gedaagde sub 2] . Zij heeft daarvan geen melding gemaakt bij De Alliantie of de politie. [gedaagde sub 2] bevindt zich in het criminele circuit en werkt niet mee aan het politieonderzoek om verdere aanslagen en dergelijke te voorkomen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] creëren daardoor omstandigheden die verstrekkende gevolgen hebben gehad, en ook weer kunnen hebben, voor het gehuurde, de directe omgeving en alle omwonenden van het gehuurde en de wijk waarin het gehuurde is gelegen. De Alliantie heeft spoedeisend belang bij haar vordering, nu zij tegenover haar andere huurders en/of de omwonenden ook een zorgplicht heeft. Er moet een einde komen aan deze situatie, zodat de andere huurders en/of omwonenden op korte termijn weer in alle rust en veiligheid kunnen wonen in hun woning.
3.3.
[gedaagde sub 1] is verschenen en voert verweer.
3.4.
[gedaagde sub 2] is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verstekverlening
4.1.
[gedaagde sub 2] is niet verschenen en er is ook geen bericht van verhindering ontvangen. De Alliantie heeft de betekende dagvaarding en de oproeping in de Staatscourant overgelegd. De kantonrechter heeft geconstateerd dat [gedaagde sub 2] correct is opgeroepen voor de zitting van 19 september 2023. Omdat ook de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen heeft de kantonrechter verstek verleend tegen [gedaagde sub 2] . Op grond van het in artikel 140 lid 3 Rv bepaalde wordt thans één vonnis gewezen dat voor alle partijen wordt beschouwd als een vonnis op tegenspraak.
Spoedeisend belang
4.2.
[gedaagde sub 1] heeft het spoedeisend belang van de vordering van de Alliantie betwist. [gedaagde sub 1] stelt dat het sluitingsbevel van de burgemeester is verlengd tot 27 oktober 2023. Het gehuurde mag niet betreden worden en een (nieuwe) verlenging van die beslissing is denkbaar. Het is nu feitelijk niet mogelijk om te voldoen aan een eventuele ontruimingsbevel. Ook zou uit het lopende politieonderzoek naar voren kunnen komen dat er sprake was van een vergissing. Met deze omstandigheden in het achterhoofd ziet [gedaagde sub 1] niet in waarom een bodemprocedure niet afgewacht kan worden. Daar komt bij dat het gehuurde zwaar beschadigd is door de explosie en herstel nog wel lange tijd op zich zal laten wachten. Van enige bewoning kan dan ook op korte termijn geen sprake zijn, aldus [gedaagde sub 1] .
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat De Alliantie wel degelijk spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De explosie heeft grote impact op de omwonenden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehad. Volgens informatie van De Alliantie is één omwonende inmiddels op zoek gegaan naar een andere woning en verblijft een andere omwonende nog elders op kosten van zijn verzekeraar, omdat hij niet durft terug te keren naar zijn eigen woning. Nog daargelaten de vraag of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op dit moment feitelijk kunnen terugkeren naar de woning, hebben die omwonenden – en daarmee De Alliantie – een groot belang om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de vraag óf [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de toekomst weer terug zullen keren naar de woning.
Toetsingskader in kortgeding
4.4.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
De ontruiming
4.5.
[gedaagde sub 1] zegt – kort samengevat – dat zij betreurt wat er is gebeurd. Maar zij is zelf ook slachtoffer van deze situatie en zij wordt ten onrechte gestigmatiseerd. Door de gebeurtenissen heeft zij geen eigen woning meer en heeft zij de relatie met [gedaagde sub 2] verbroken, omdat er signalen kwamen vanuit het criminele milieu, waar zij geen deel van uitmaakt en ook niet wenst te maken. Dit verweer van [gedaagde sub 1] kan haar niet baten en de kantonrechter overweegt als volgt.
4.6.
Met De Alliantie is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde sub 1] zich niet heeft gedragen als een goed huurder. Uit haar hiervoor onder 2.3 weergegeven verklaring als getuige bij de politie, volgt immers dat zij in juli 2023 al wist dat er een dreiging was tegen haar (ex)partner [gedaagde sub 2] (die tevens medehuurder is). Deze dreiging hield verband met cocaïne en een miljoen euro. [gedaagde sub 1] moet zich er van bewust zijn geweest dat deze dreiging een gevaar opleverde voor de woning; het is immers algemeen bekend dat dergelijke dreigingen tegenwoordig met regelmaat gepaard gaan met aanslagen (met explosieven en/of vuurwapens) op woningen. Door na te laten van deze dreiging melding te maken bij politie of De Alliantie – maar zelf buiten de woning te verblijven – heeft [gedaagde sub 1] een gevaarlijke situatie voor de woning en de omwonenden ervan laten ontstaan, welk gevaar zich ook daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Dat zij niet zeker wist of de dreiging daadwerkelijk tegen [gedaagde sub 2] was gericht of misschien op een vergissing berustte, doet niet af aan haar plicht daarvan melding te maken. Overigens acht de kantonrechter het – gelet op het herhaalde bezoek van de ‘mannen’ – aannemelijk dat de dreiging tegen [gedaagde sub 2] was gericht; daarbij speelt een rol dat door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet is betwist dat [gedaagde sub 2] zich in het (zware) criminele milieu begeeft.
Belangenafweging
4.7.
Om te beoordelen of [gedaagde sub 1] het gehuurde moet ontruimen, moet naast het belang van De Alliantie ook dat van [gedaagde sub 1] worden afgewogen. De vordering van De Alliantie tot ontruiming kan worden toegewezen als (i) het belang van De Alliantie zwaarder moet wegen dan dat van [gedaagde sub 1] én (ii) dit belang de gevraagde voorziening – ontruiming – rechtvaardigt. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is.
4.8.
De Alliantie heeft als verhuurder ook verplichtingen tegenover haar eigen huurders en omwonenden en zij kan in hun belang – hun huur- en woongenot en hun veiligheid – niet tolereren dat een dergelijke situatie zich weer in de toekomst zal voordoen. Het gevaar voor herhaling van een dergelijke situatie zal er zijn zolang [gedaagde sub 1] (en/of [gedaagde sub 2] ) in het gehuurde zullen blijven wonen. Haar huurders en de omwonenden verdienen rust en de onrust en het onveilig gevoel moeten dan ook worden weggenomen. Daar komt bij dat [gedaagde sub 1] zelf ook heeft aangegeven liever niet meer terug te willen keren naar het gehuurde. Dat zij het gehuurde mogelijk kan inzetten in het kader van een eventuele woningruil, is een belang dat minder zwaar weegt dan de belangen van De Alliantie. Verder is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] in een noodsituatie zal komen te verkeren als zij het gehuurde moet verlaten. [gedaagde sub 1] verblijft op dit moment al geruime tijd bij haar ouders. Dat de situatie niet ideaal is kan wel zo zijn, maar het is niet zo dat [gedaagde sub 1] op straat zal komen te staan als zij het gehuurde zal moeten ontruimen.
De conclusie
4.9.
Gelet op het voorgaande is de kans groot dat de bodemrechter een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen. Naar het oordeel van de kantonrechter is het daarom gerechtvaardigd om vooruitlopende daarop de vordering tot ontruiming van het gehuurde toe te wijzen. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het gehuurde moeten ontruimen.
De ontruimingstermijn
4.10.
De ontruimingstermijn zal worden toegewezen als gevorderd. [gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat zij niet binnen de gevorderde ontruimingstermijn kan ontruimen, nu het sluitingsbevel nog van kracht is. De Alliantie heeft ter zitting verklaard dat zij zich realiseert dat, zolang het sluitingsbevel van kracht is, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het gehuurde feitelijk niet kunnen ontruimen. De Alliantie zal daarom het vonnis pas betekenen als het gehuurde weer is vrijgegeven. De kantonrechter gaat er van uit dat De Alliantie zich zal houden aan hetgeen zij ter zitting heeft gezegd en dat De Alliantie pas over zal gaan tot de tenuitvoerlegging van het vonnis als het sluitingsbevel is opgeheven.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] krijgen ongelijk en zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van De Alliantie als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,86
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
782,86
4.12.
De wettelijke rente over de proceskosten zal als hierna in ‘De beslissing’ is vermeld worden toegewezen.
4.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in ‘De beslissing’ is vermeld.
4.14.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om het gehuurde gelegen aan de ( [postcode] ) [adres] te [plaats 1] binnen één week na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van De Alliantie zijn, en de sleutels af te geven aan De Alliantie, welke ontruiming – na betekening van het vonnis – na die datum zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het beginsel in artikel 555 e.v. in verbinding met artikel 444 Rv;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van De Alliantie tot dit vonnis vastgesteld op € 782,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
HHt/37278