ECLI:NL:RBMNE:2023:5173

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 23/3952
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor uitbreiding supermarkt en realisatie woningen in Blaricum

Op 2 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, waaronder Stichting tot Behoud van Karakteristiek Blaricum, een voorlopige voorziening vroegen tegen de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van Blaricum op 6 april 2023 had verleend voor de uitbreiding van een supermarkt, de realisatie van drie woningen en het veranderen van de inrit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat het belang van de vergunninghoudster zwaarder weegt dan dat van de verzoekers. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college zich op de ruimtelijke onderbouwing mocht baseren en dat de gevolgen van de uitbreiding voor de verkeerssituatie en parkeeroverlast niet zodanig zijn dat de vergunning geschorst moet worden. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekers over de parkeernorm en verkeersveiligheid niet overtuigend geacht en concludeerde dat de omgevingsvergunning naar verwachting in stand zal blijven. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft en geen invloed heeft op een eventuele bodemprocedure. De verzoekers hebben geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3952

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2023 in de zaak tussen

Stichting tot Behoud van Karakteristiek Blaricum,

en 32 anderen (zie de bijbehorende bijlage), allen gevestigd of wonend in [woonplaats] , verzoekers,
(gemachtigde: mr. J. Massali),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum

(gemachtigde: mr. S. Paffen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] BVuit [vestigingsplaats] , (vergunninghoudster).
(gemachtigde: mr. H. Doornhof)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om de omgevingsvergunning die het college op 6 april 2023 heeft verleend aan vergunninghoudster te schorsen.
2. Vergunninghoudster exploiteert aan de [adres 1] in [plaats] een [bedrijfsnaam] ( [bedrijfsnaam] ) supermarkt (de supermarkt). Omdat zij de supermarkt wil uitbreiden heeft ze de panden aan de [adres 2] en de [adres 3] aangekocht. Deze panden worden ten behoeve van de uitbreiding gesloopt. Met de uitbreiding zal het winkelvloeroppervlak worden vergroot van 960 m² naar ongeveer 1.300 m². Het magazijn zal inpandig worden uitgebreid. Op de eerste verdieping van de uitbreiding worden drie appartementen gerealiseerd. De bestaande parkeerplaats aan de [straat 1] wordt met 12 parkeerplaatsen naar 40 parkeerplaatsen uitgebreid en de aan die zijde gelegen uitrit wordt verplaatst in oostelijke richting.
3. Met het besluit van 6 april 2023 heeft het college aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met het bestemmingsplan uitbreiden van de supermarkt, het realiseren van drie woningen en het veranderen van de inrit (uitweg) op het perceel [adres 1] in [plaats] . De strijdigheid met de van toepassing zijnde bestemmingsplannen [locatie] 2018 en [locatie] Herziening 2020 ziet op de toegestane bouwhoogte aan de achterzijde (aan de [straat 1] ), het bouwen buiten de aangegeven bouwvlakken en het realiseren van parkeerplaatsen op gronden met de bestemming ‘tuin’.
4. Verzoekers vrezen dat het bouwplan leidt tot parkeeroverlast, een hogere
parkeerdruk en een verslechtering van de parkeersituatie. Ook komt de verkeersveiligheid rondom de kruisingen nabij de supermarkt in het gedrang. Volgens verzoekers is de uitbreiding van de supermarkt op [adres 1] niet passend en duurzaam. Er zijn geschiktere en alternatieve locaties binnen de gemeente Blaricum aanwezig. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de verleende omgevingsvergunning.
5. Het college heeft de omgevingsvergunning voorbereid met de uitgebreide procedure zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo), waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening niet is ingediend binnen de beroepstermijn is de omgevingsvergunning in werking getreden [1] .
6. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 september 2023 op zitting behandeld. Namens verzoekers zijn verschenen mr. drs. [A] , [verzoeker 1] , bijgestaan door de gemachtigde en [B] (verkeerskundige). Het college is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. G. de Josselin, [C] (projectleider ruimtelijke ordening) en [D] (verkeerskundige). Namens vergunninghoudster is verschenen [E] , bijgestaan door haar gemachtigde en mr. [F] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De beroepsprocedure
7. Op de zitting is met partijen gesproken over de bevoegdheid van de voorzieningenrechter om ook uitspraak te doen op het beroep van verzoekers. [2] Partijen hebben aangegeven dat zij graag willen dat wordt kortgesloten, maar de voorzieningenrechter ziet aanleiding om in dit geval van die bevoegdheid geen gebruik te maken. Daarbij speelt een rol dat kort voor de zitting verschillende partijen nieuwe stukken hebben ingediend waarop andere partijen niet hebben kunnen reageren. Zo heeft het college bijvoorbeeld vragen opgeworpen over de ontvankelijkheid van een aantal verzoekers en heeft vergunninghoudster een nadere stikstofberekening overgelegd.
Toetsingskader
8. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
9. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze zaak of het, gelet op de belangen die betrokken partijen hebben, nodig is de omgevingsvergunning te schorsen totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep van verzoekers. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning en daarmee de kans van slagen van het beroep, en zij weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekers bij een schorsing daarvan.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
sloopvergunning
10. Het college heeft de omgevingsvergunning, naast de activiteiten bouwen, handelen in strijd met het bestemmingsplan en het maken of veranderen van een uitweg, ook verleend voor de activiteit slopen of verstoren van beschermd dorpsgezicht. Het college heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat geen van de te slopen panden binnen het beschermd dorpsgezicht liggen. Het slopen van deze panden is daarom niet vergunningplichtig. Verzoekers hebben dit standpunt van het college niet weersproken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevolgen van het ontbreken van een vergunningplicht voor slopen kunnen worden besproken in de bodemprocedure. Zij ziet hierin geen reden om de omgevingsvergunning te schorsen.
ruimtelijke onderbouwing
-
waar ziet de uitbreiding van de supermarkt op?
11. In de ruimtelijke onderbouwing van 5 april 2023 is aangegeven dat de uitbreiding van de supermarkt alleen betrekking heeft op de vergroting van het winkelvloeroppervlak en niet op uitbreiding van het assortiment. De functie die de supermarkt voor het dorp heeft past niet in het huidig beschikbare oppervlak. Er is meer ruimte nodig om het assortiment op peil te houden. Uitbreiding is nodig om toekomstbestendig te zijn. Daarnaast moet de supermarkt voldoen aan de landelijk [bedrijfsnaam] (interieur)formules. Dat betekent dat
de supermarkt ruimtelijker wordt opgezet met bredere paden en lage koelingen, aangepast aan de wensen en eisen van de hedendaagse klant. Hierdoor is meer ruimte nodig om hetzelfde assortiment te kunnen aanbieden. De nieuwe (interieur)formule past niet in een winkel van 960 m². Het verzorgingsgebied van de supermarkt blijft hetzelfde en een vergroting van de omzet is niet beoogd.
12. Verzoekers betwisten de ruimtelijke onderbouwing en verwijzen naar een rapport van 13 april 2023 van retaildeskundige [bedrijf] . Volgens dit rapport is de claim dat geen omzettoename zal ontstaan een ‘supermarktvreemde uitspraak’. Gelet op de geschatte investering die met de uitbreiding is gemoeid moet de supermarkt wekelijks minimaal ongeveer 2.800 klanten extra trekken om qua investering quitte te kunnen spelen.
13. Vergunninghoudster heeft tekeningen overgelegd van Interbuild Ontwerp & Management waarop is aangegeven hoe de huidige inrichting met schappen /stellingen is en hoe de inrichting na de uitbreiding zal worden. Daaruit blijkt de ruimere opzet van de schappen conform de nieuwe (interieur)formule van [bedrijfsnaam] . In de begeleidende brief van 13 september 2023 legt vergunninghoudster uit dat de verouderde winkelformule niet langer door [bedrijfsnaam] B.V. zal worden ondersteund en dat zij één van de laatste supermarkten in Nederland is die nog moet worden gewijzigd naar de nieuwe [bedrijfsnaam] -formule. De uitbreiding van de supermarkt is noodzakelijk om de winkel levensvatbaar en toekomstbestendig te houden.
14. Gelet op de ruimtelijke onderbouwing en de nadere toelichting van vergunninghoudster kan de voorzieningenrechter volgen dat de uitbreiding van de supermarkt niet is gericht op uitbreiding van het assortiment en het vergroten van de omzet. De overgelegde tekeningen sluiten aan bij de ruimtelijke onderbouwing. Uit de tekeningen blijkt de ruimere opzet van de schappen/stellingen conform de nieuwe (interieur)formule van [bedrijfsnaam] , waarbij het aantal vierkante meters stellingen afneemt. Wat verzoekers hier tegenin hebben gebracht berust naar het oordeel van de voorzieningenrechter slechts op aannames.
-
parkeren
15. Het college heeft de parkeernorm vastgesteld op 3,35 parkeerplaatsen per 100 m² bvo en is daarbij uitgegaan van de richtlijnen van de CROW publicatie 381 van december 2018. In de ruimtelijke onderbouwing is op basis van de CROW publicatie 381 uitgegaan van de cijfers voor een fullservice supermarkt, centrum, matig stedelijk. De CROW hanteert een minimale en maximale parkeernorm. Het college heeft toegelicht standaard uit te gaan van het gemiddelde daarvan.
16. Op de zitting hebben verzoekers aangegeven dat van de hiervoor genoemde CROW richtlijnen kan worden uitgegaan. Zij verschillen echter met het college van inzicht voor wat betreft de typering van de locatie. Verzoekers betwijfelen of de kwalificatie als centrumgebied wel juist is, omdat de locatie van de uitbreiding niet kan worden vergeleken met het centrum van steden als Utrecht en Amsterdam. De voorzieningenrechter kan verzoekers niet volgen in hun stelling. Het college heeft toegelicht dat uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat, zoals gezegd, is uitgegaan van een matig stedelijk gebied. Daarmee is duidelijk dat geen sprake is van het centrum van een grote stad. Verzoekers hebben in hun gronden verwezen naar dezelfde ruimtelijke onderbouwing. Verzoekers hebben verder niets ingebracht tegen het door het college gehanteerde uitgangspunt om altijd het gemiddelde van de CROW-parkeerkencijfers aan te houden. De berekening van de parkeernorm en de daarbij gekozen uitgangspunten komen de voorzieningenrechter niet onjuist voor.
17. Het college heeft de theoretische parkeerbehoefte berekend op 10 parkeerplaatsen. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat vergunninghoudster 12 parkeerplaatsen zal realiseren. Dat betekent dat vergunninghoudster meer parkeerplaatsen realiseert dan op grond van de CROW is vereist.
-
verkeershinder
18. Verzoekers hebben aangevoerd dat de uitbreiding van het assortiment zal leiden tot extra verkeersbewegingen en het aantrekken van klanten van buiten [plaats] . Het bouwplan leidt daarom tot een hogere parkeerdruk en heeft verkeeraantrekkende werking. Ook de wijze van bevoorrading van de supermarkt aan het [straat 2] met gebruikmaking van citytrailers leidt tot verkeershinder en vormt een risico voor de verkeersveiligheid.
19. Er vanuit gaande dat de uitbreiding van de supermarkt geen uitbreiding van het assortiment en het vergroten van de omzet behelst - de voorzieningenrechter verwijst naar wat hiervoor onder 11. tot en met 14. is overwogen -, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de ruimtelijke onderbouwing terecht aangenomen dat door de vergroting van het winkelvloeroppervlak de verkeeraantrekkende werking, de parkeerdruk en het aantal vrachtwagens dat nodig is voor de bevoorrading niet toenemen en dat de verbouwing geen effect heeft op het aantal klanten dat de supermarkt bezoekt.
20. In de ruimtelijke onderbouwing is uiteen gezet hoe de bevoorrading van de supermarkt zal plaatsvinden. De bevoorrading blijft aan het [straat 2] . Door de uitbreiding van de winkel is het mogelijk de logistieke afhandeling te verbeteren en het magazijn, dat aan de zijde van het [straat 2] is gesitueerd, inpandig uit te breiden. Hierdoor is buitenopslag van de kratten niet meer nodig en kunnen vrachtwagens dichter bij de gevel parkeren en is het voor personenwagens mogelijk om langs die vrachtwagen te rijden.
De supermarkt zal met een citytrailer worden bevoorraad, die kleiner is dan de voorheen gebruikte eurotrailer. De vrachtwagens rijden via de [straat 3] vooruit het [straat 2] in en kunnen na aflevering van de goederen vooruit via de [straat 4] vertrekken. Dit zal leiden tot een verbetering van de logistieke afhandeling en vermindering van de verkeersproblemen.
21. De beschreven wijze van bevoorrading en de routing komt de voorzieningenrechter logisch voor. Wat verzoekers daar tegenin brengen overtuigt de voorzieningenrechter niet.
-
Beschermd stadsgezicht en welstand
22. Verzoekers voeren aan dat het bouwplan leidt tot een grote bouwmassa die niet in de omliggende omgeving past en de cultuurhistorische waarden en het oude karakter van het dorp aantast. Verzoekers hebben een advies van Buro SRO van 12 april 2023 overgelegd waarin onder meer is geconcludeerd dat de uitbreiding niet past binnen de te beschermen kwaliteiten en kenmerken van het beschermd dorpsgezicht en stedenbouwkundig niet passend is.
23. In de ruimtelijke onderbouwing is uiteengezet dat het plangebied gedeeltelijk in het beschermd dorpsgezicht ligt, namelijk wat betreft de parkeerplaats, de voortuin van de woning aan de [adres 3] en een klein deel van het huidige winkelpand. Deze onderdelen horen weliswaar tot het beschermd dorpsgezicht, maar zijn, met uitzondering van het groene karakter van de tuin van de woning, geen onderdeel van de waarden die het dorpsgezicht beoogt te beschermen. Uit het beplantingsplan dat in de ruimtelijke onderbouwing is beschreven volgt dat langs de parkeerplaats aan de kant van de [straat 1] en ook langs de gevel aan de achterzijde van de supermarkt beplanting komt. In de ruimtelijke onderbouwing is verwezen naar het positieve welstandsadvies van 20 mei 2022 van de commissie voor ruimtelijke kwaliteit van Blaricum Mooisticht. Mooisticht heeft geconcludeerd dat het te realiseren bebouwingsbeeld zich, binnen door de gemeente aangegeven stedenbouwkundige kaders, op een welstandshalve aanvaardbare wijze zal voegen in het omgevingsbeeld en dat de hier te beschermen monumentale waarden van het beschermd dorpsgezicht daarbij niet onevenredig worden aangetast.
24. Het college stelt zich op het standpunt dat de met het beschermd dorpsgezicht samenhangende waarden niet onevenredig worden aangetast als gevolg van het bouwplan en heeft zich daarbij gebaseerd op het genoemde welstandsadvies van 20 mei 2022.
In een aanvullend advies van 13 september 2023 heeft Mooisticht gereageerd het advies van Buro SRO van 12 april 2023. Mooisticht blijft bij haar eerdere conclusie.
25. Op grond van vaste rechtspraak mag het college in beginsel aan een welstandsadvies doorslaggevende betekenis toekennen. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor het oordeel dat het advies van Mooisticht van 20 mei 2022 naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college het niet, of niet zonder meer, aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Ook kan de voorzieningenrechter het aanvullende, uitgebreid gemotiveerde advies van 13 september 2023 goed volgen. Het college heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter het advies aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
26. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in de door verzoekers aangevoerde argumenten geen grond voor het oordeel dat de ruimtelijke onderbouwing onzorgvuldig tot stand is gekomen. Ook ziet zij geen aanleiding om te oordelen dat de ruimtelijke onderbouwing dusdanige gebreken of onjuistheden vertoont dat het college zich daarop niet heeft mogen baseren.
Aerius-berekening
27. Verzoekers hebben aangevoerd dat de berekening op onjuiste gegevens is gebaseerd, omdat er ten onrechte is vanuit gegaan dat geen toename in assortiment, klanten, parkeerdruk en verkeersbewegingen is te verwachten. Ook is in de berekening het gebruik van een shovel in de aanlegfase niet meegenomen.
28. De voorzieningenrechter verwijst allereerst naar wat zij hiervoor heeft overwogen over de argumenten van verzoekers over de uitbreiding van het assortiment, de toename van klanten en verkeersbewegingen.
29. Vergunninghoudster heeft op 15 september 2023 een aangepaste stikstofberekening overgelegd waarin de ontbrekende shovel is meegenomen. Uit deze berekening volgt dat zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase significante gevolgen voor Natura-2000 gebieden zijn uitgesloten. De voorzieningenrechter heeft op dit moment geen reden aan deze berekening te twijfelen.
Verklaring van geen bedenkingen
30. De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet in hun stelling dat de gemeenteraad geen verklaring van geen bedenkingen heeft mogen afgeven, omdat deze stelling onvoldoende is onderbouwd.
31. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de omgevingsvergunning naar verwachting in stand zal blijven.
Belangenafweging
32. Uit de hiervoor gegeven beoordeling volgt dat de voorzieningenrechter geen twijfels heeft over de voorlopige rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. Gelet daarop is er in deze belangenafweging minder ruimte voor het belang van verzoekers bij het schorsen van de omgevingsvergunning in afwachting van een uitspraak op het beroep.
33. Verzoekers hebben belang bij een schorsing van de omgevingsvergunning, zodat nog geen bouwwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Zij vrezen voor onomkeerbare gevolgen bij gebruikmaking van de omgevingsvergunning. Het belang van vergunninghoudster is erin gelegen dat zij snel kan starten met de bouwwerkzaamheden. Vergunninghoudster heeft toegelicht dat installaties in het algemeen 10 tot 15 jaar meegaan en dat de huidige installaties in de supermarkt 17 jaar oud zijn. Zij vreest met hoge kosten te worden geconfronteerd als zij geen gebruik mag maken van de omgevingsvergunning. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van vergunninghoudster bij het kunnen beginnen met de bouwwerkzaamheden zwaarder dan het belang van verzoekers. De voorzieningenrechter vindt het niet aannemelijk dat sprake is van onacceptabele gevolgen voor verzoekers als al gestart wordt met de bouwwerkzaamheden.

Conclusie en gevolgen

34. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat vergunninghoudster gebruik mag maken van de omgevingsvergunning en – op eigen risico – kan gaan starten met de bouwwerkzaamheden.
35. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

- de vereniging Buurtschap Het Oude Dorp’,
- de besloten vennootschap [verzoekster 1] BV.,
- de besloten vennootschap [verzoekster 2] BV.,
- de besloten vennootschap [verzoekster 3] BV.,
- [verzoeker 2] en [verzoeker 3] ,
- [verzoekster 4] en [verzoeker 4] ,
- [verzoeker 5] en [verzoekster 5] ,
- [verzoeker 1] en [verzoeker 6] ,
- [verzoeker 7] ,
- [verzoeker 8] en [verzoekster 6] ,
- [verzoeker 9] ,
- [verzoeker 10] ,
- [verzoeker 11] en [verzoekster 7] ,
- [verzoeker 12] en [verzoekster 9] ,
- [verzoeker 13] [verzoekster 10] ,
- [verzoekster 11] en [verzoeker 14] ,
- [verzoeker 15] ,
- [verzoeker 16] en de heer [verzoeker 17] ,
- [verzoeker 18] ,
- [verzoeker 19] en [verzoeker 20] ,
- [verzoeker 21] ,
- [verzoeker 22] ,
- [verzoekster 12] ,
- [verzoeker 23] en [verzoeker 24] ,
- [verzoeker 25] en [verzoekster 13]
- [verzoeker 26] en [verzoekster 14] ,
- [verzoeker 27] ,
- [verzoeker 28] en [verzoekster 15] ,
- [verzoeker 29] ,
- [verzoeker 30] ,
- [verzoeker 31] ,
- [verzoeker 32] .

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6.1, tweede en derde lid, van de Wabo.
2.Artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.