ECLI:NL:RBMNE:2023:5172

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
C/16/532758 / HL ZA 22-3
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders en de aanbiedingsplicht van aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. over de geldigheid van besluiten genomen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) van [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van 20 november 2017 en 11 december 2017 nietig zijn, omdat [eiseres] niet was opgeroepen voor de AvA waarin deze besluiten zijn genomen. De rechtbank stelde vast dat [eiseres] in verzuim was om haar aandelen aan [bedrijf] aan te bieden, wat leidde tot opschorting van haar rechten als aandeelhouder. Dit betekende dat [eiseres] geen recht had om opgeroepen te worden voor de AvA.

De rechtbank oordeelde verder dat de besluiten in strijd waren met de redelijkheid en billijkheid, zoals vereist door artikel 2:8 BW. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] en [bedrijf] niet voldoende rekening hadden gehouden met de belangen van [eiseres] en dat zij haar niet hadden geïnformeerd over belangrijke besluiten die haar aandeelhouderspositie zouden beïnvloeden. De rechtbank vernietigde de besluiten en veroordeelde [gedaagde] om de gevolgen van de besluiten ongedaan te maken en de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de aanbiedingsplicht en de noodzaak voor aandeelhouders om elkaar op de hoogte te houden van belangrijke besluiten die hun belangen kunnen beïnvloeden. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen en de proceskosten aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 2.269,52, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/532758 / HL ZA 22-3
Vonnis van 4 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.F. Geerts te Zeist,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. H.E.C.A. Vlasman te Eemnes .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2022 met 15 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens akte overlegging producties met 3 producties;
  • de brief van 18 april 2022 van [eiseres] met daarbij 1 bijlage;
  • de mondelinge behandeling van 28 april 2022 en de daarbij behorende spreekaantekeningen van partijen;
  • de b-formulieren van partijen waarin zij verzoeken om een voortgezette mondelinge behandeling;
  • de brief van 2 februari 2023 van [eiseres] met daarbij drie bijlagen;
  • de mondelinge behandeling van 20 februari 2023 en de daarbij behorende spreekaantekeningen van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft een apotheek in [plaats 1] . [bedrijf] BV (hierna: [bedrijf] ) heeft een apotheek in [plaats 2] en een apotheek in [plaats 1] . De heer [A] (hierna: [A] ) is bestuurder van [eiseres] . De heer [B] (hierna: [B] ) is bestuurder van [bedrijf] .
2.2.
In 2007 hebben [eiseres] en [bedrijf] samen [gedaagde] overgenomen voor
€ 1.400.000,00. [eiseres] en [bedrijf] hebben beiden 50% van de aandelen in [gedaagde] gekregen en zij werden beiden zelfstandig bevoegd statutair bestuurder.
2.3.
Op 10 mei 2007 zijn de statuten van [gedaagde] (hierna: de Statuten) opgesteld. Daarin staat onder andere:
Artikel 5
1.
a. uitgifte van aandelen (…) geschiedt krachtens een besluit van de algemene
vergadering van aandeelhouders (…);
2.
Bij de uitgifte van aandelen heeft iedere aandeelhouder een recht van voorkeur naar evenredigheid van het gezamenlijk bedrag van zijn aandelen, behoudens het bepaalde in de wet. Het recht van voorkeur is niet overdraagbaar.
Blokkeringsregeling/aanbiedingsplicht algemeen
Artikel 14
Iedere overdracht van aandelen kan slechts plaats hebben, nadat de aandelen aan de overige aandeelhouders te koop zijn aangeboden op de wijze als hierna is bepaald.
De aandeelhouder - hierna te noemen aanbieder - deelt aan de directie mede, welke aandelen hij wenst over te dragen.
Deze mededeling geldt als een aanbod aan de mede-aandeelhouders tot verkoop van de aandelen (…). De prijs zal - tenzij de aandeelhouders eenparig anders overeenkomen - worden vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen, die door de aandeelhouders in gemeenschappelijk overleg zullen worden benoemd. Komen aandeelhouders hieromtrent (…) niet tot overeenstemming, dan zal de meest gerede partij aan de Kantonrechter (…) de benoeming van drie onafhankelijke deskundigen verzoeken. (…).
Bijzondere aanbiedingsplicht
Artikel 15
1.
Bij:
g. wijziging van de aandeelhouders in een aandeelhouder-rechtspersoon door toetreden van andere natuurlijke of rechtspersonen als aandeelhouder dan zij die tot op dat moment aandeelhouder waren, tenzij (…);
moeten zijn aandelen worden aangeboden met inachtneming van het in de na volgende leden van dit artikel bepaalde.
2.
Ingeval een verplichting tot tekoopaanbieding bestaat, is het bepaalde in artikel 14 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat de aanbieder:
niet het recht heeft zijn aanbod in te trekken overeenkomstig lid 10 van dat artikel;
zijn aandelen kan behouden, indien van het aanbod geen of geen volledig gebruik wordt gemaakt.
3.
Degene, die tot tekoopaanbieding van één of meer aandelen zijn gehouden, dienen binnen dertig dagen na het ontstaan van die verplichting (…) van hun aanbieding aan de directie kennis te geven. Bij gebreke daarvan zal de directie de tot de aanbieding verplichte personen mededeling doen van dit verzuim en hen daarbij wijzen op de bepaling van de vorige zin. (…)
4.
(…)
5.
De verplichting tot aanbieding van aandelen op grond van het bepaalde in dit artikel heeft tot gevolg, dat gedurende het bestaan van die verplichting de aan de aandelen verbonden rechten voor zover die aan de aandeelhouder toekomen niet kunnen worden uitgeoefend indien en voor zolang de aandeelhouder in verzuim is aan deze verplichting te voldoen. (…)
Oproeping
Artikel 23
1.
Iedere aandeelhouder en iedere certificaathouder is bevoegd (…) de algemene vergadering bij te wonen en daarin het woord te voeren. Bij de vaststelling in hoeverre een aandeelhouder aanwezig of vertegenwoordigd is, wordt geen rekening gehouden met aandelen waarvan de wet bepaalt, dat daarvoor geen stem kan worden uitgebracht. (…).
4.
Is de oproepingstermijn niet in acht genomen of heeft geen oproeping plaats gehad, dan kunnen geen wettige besluiten worden genomen, tenzij met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle aandeelhouders en certificaathouders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. (…)
2.4.
[A] heeft de [stichting] (hierna: de [stichting] ) opgericht, waarvan hij enig bestuurder was. Op 18 juli 2013 heeft [A] zijn aandelen in [eiseres] overgedragen aan de [stichting] , zonder ze eerst aan [bedrijf] aan te bieden. De [stichting] heeft de certificaten van aandelen in [gedaagde] uitgegeven aan [A] .
2.5.
Op 30 maart 2015 heeft er een algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AvA) plaatsgevonden waarin [bedrijf] het voorstel heeft gedaan om [eiseres] als bestuurder te ontslaan. [eiseres] heeft tegen dit voorstel gestemd en [bedrijf] heeft voor dit voorstel gestemd.
2.6.
[eiseres] is een procedure gestart over de vraag of [eiseres] op grond artikel 15 van de Statuten verplicht was haar aandelen aan [bedrijf] aan te bieden voordat zij de aandelen heeft overgedragen aan de [stichting] en - in het verlengde daarvan - over de vraag of de stem van [eiseres] meetelde bij het besluit over het ontslag van [eiseres] als bestuurder.
2.7.
De rechtbank heeft beslist dat [eiseres] haar aandelen had moeten aanbieden aan [bedrijf] . Ook heeft de rechtbank beslist dat [eiseres] op grond van de Statuten vanaf dertig dagen na 18 juli 2013 geen recht meer heeft de aan haar aandelen verbonden rechten uit te oefenen en dat het besluit tot ontslag van [eiseres] als statutair bestuurder rechtsgeldig is genomen. Het gerechtshof heeft de beslissing van de rechtbank bij arrest van 20 maart 2018 bekrachtigd. Daarbij heeft het gerechtshof overwogen dat de omstandigheid dat de [stichting] de aandelen op 27 mei 2016 weer aan [A] heeft (terug)overgedragen de beslissing niet anders maakt, omdat deze (terug)overdracht geen terugwerkende kracht heeft. [eiseres] heeft cassatie ingesteld tegen het arrest bij de Hoge Raad.
2.8.
Op 20 november 2017 heeft een AvA van [gedaagde] plaatsgevonden, waarin is vastgesteld dat [eiseres] niet is uitgenodigd omdat zij geen rechten kan ontlenen aan haar aandelen (artikel 15 lid 1 onder g en lid 5 van de Statuten) en is aangekondigd dat een nieuwe vergadering plaatsvindt op 11 december 2017. In de AvA van 11 december 2017 is een besluit genomen tot statutenwijziging (hierna: het Besluit Statutenwijziging), die inhoudt dat aan artikel 5.2 van de Statuten wordt toegevoegd dat er geen recht van voorkeur geldt voor de aandeelhouder die in verzuim is met de verplichtingen uit artikel 15 van de Statuten. Verder is besloten tot uitgifte van tien aandelen aan [bedrijf] (hierna: het Besluit Aandelenuitgifte) (hierna gezamenlijk: de Besluiten), omdat eerder is vastgesteld dat [gedaagde] een financieringsbehoefte heeft.
2.9.
Bij notariële akte van 12 december 2017 zijn de Statuten partieel gewijzigd en zijn tien aandelen uitgegeven in het kapitaal van de vennootschap aan [bedrijf] . In de notariële akte staat dat [bedrijf] een stortingsverplichting van € 85.500,00 heeft, waaraan is voldaan door
(a) storting van het nominale bedrag van de aandelen van in totaal € 4.537,80 op de rekening van [gedaagde] en (b) door schulderkenning van [bedrijf] tegenover [gedaagde] van een bedrag van € 80.962,20.
2.10.
[eiseres] is niet opgeroepen voor de hiervoor genoemde AvA’s en is niet in kennis gesteld van de Besluiten of de notariële akten.
2.11.
Bij arrest van 1 november 2019 heeft de Hoge Raad de procedure tussen [eiseres] en [bedrijf] over de aanbiedingsplicht en het ontslagbesluit zonder inhoudelijke motivering beëindigd (artikel 81 RO). Daarna heeft [eiseres] haar aandelen in [gedaagde] aan [bedrijf] aangeboden. Partijen hebben een verschil van mening gekregen over de waardering van de aandelen.
2.12.
In juli 2021 heeft [eiseres] de notulen van de AvA’s met Besluiten en jaarstukken van [gedaagde] ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - van de rechtbank om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. voor recht te verklaren dat de besluiten van de AvA van [gedaagde] van 20 november 2017 en 11 december 2017 nietig zijn;
Subsidiair
2. de besluiten van de AvA van [gedaagde] van 20 november 2017 en
11 december 2017 te vernietigen;
Primair en subsidiair:
3. voor recht te verklaren dat de akte van statutenwijziging en akte van uitgifte van aandelen van [gedaagde] van 12 december 2017 geen effect sorteren;
4. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na dit vonnis de uitgifte van aandelen in [gedaagde] aan [bedrijf] BV van 12 december 2017 ongedaan te maken, of de op 12 december 2017 uitgegeven 10 aandelen tegen de nominale waarde terug te leveren aan [gedaagde] en het aandeelhoudersregister te corrigeren;
Meer subsidiair:
5. een beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie juist acht;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
6. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
7. [gedaagde] te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] in haar vorderingen niet-ontvankelijk moet verklaren of de vorderingen moet afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis tot aan de dag van volledige betaling.

4.De beoordeling

De primaire vordering: nietigheid besluiten
4.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de besluiten van 20 november 2017 en
11 december 2017
nietnietig zijn. Dat heeft twee redenen, namelijk (a) dat het door [eiseres] aangevoerde argument dat zij niet is opgeroepen voor de AvA waarin de besluiten zijn genomen, niet tot nietigheid (maar alleen tot vernietigbaarheid) kan leiden en (b) omdat [eiseres] niet opgeroepen hoefde te worden voor de AvA om de Besluiten te kunnen nemen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.
Ad a.
4.2.
De wet bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon in principe nietig is, als dat besluit in strijd is met de wet of de statuten, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit (artikel 2:14 lid 1 BW). De belangrijkste nietigheidsgrond waarvan uit de wet anders voortvloeit, is strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die gaan over het tot stand komen van besluiten. Op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a BW zijn deze besluiten niet nietig maar vernietigbaar.
4.3.
[eiseres] heeft in dit geval gesteld dat de Besluiten nietig zijn op grond van artikel 2:14 BW, omdat [eiseres] niet is opgeroepen voor de AvA waarin de besluiten zijn genomen. De besluiten zijn volgens [eiseres] daarom in strijd met artikel 23 van de Statuten. De regels over de oproeping in artikel 23 van de Statuten waarop [eiseres] zich beroept zijn statutaire bepalingen die gaan over het tot stand komen van besluiten. Op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a BW zijn deze besluiten niet nietig maar vernietigbaar. De argumenten van [eiseres] kunnen daarom niet tot nietigheid van de Besluiten leiden.
Ad b.
4.4.
Los van het voorgaande, zijn de Besluiten ook niet nietig doordat [eiseres] niet is opgeroepen voor de AvA. Voor dat oordeel is het volgende relevant.
4.5.
Partijen verschillen van mening over de vragen (1) of [eiseres] tijdens het nemen van de Besluiten in verzuim was om te voldoen aan haar aanbiedingsplicht en, zo ja, (2) of haar vergaderrecht en recht om opgeroepen te worden daardoor waren opgeschort.
4.6.
Uit de Statuten volgt dat een aandeelhouder verplicht is haar aandelen aan een medeaandeelhouder aan te bieden, als er een wijziging optreedt van aandeelhouders in een aandeelhouder-rechtspersoon door het toetreden van andere natuurlijke of rechtspersonen (artikel 15 lid 1 onder g en lid 2). Voldoet een aandeelhouder niet aan deze aanbiedingsverplichting, dan kan zij de rechten die aan de aandelen zijn verbonden niet uitoefenen voor zolang deze aandeelhouder in verzuim is aan de aanbiedingsverplichting te voldoen (artikel 15 lid 5).
4.7.
Tussen partijen staat vast dat de heer [A] zijn aandelen niet heeft aangeboden aan [bedrijf] voordat hij deze aan de [stichting] overdroeg. Anders dan [eiseres] betoogt, was zij hierdoor op het moment dat de Besluiten zijn genomen in verzuim aan haar aanbiedingsplicht te voldoen. Er liep weliswaar een procedure over de vraag of [eiseres] haar aandelen had moeten aanbieden aan haar medeaandeelhouder [bedrijf] en hierover bestond pas op 1 november 2019 met het arrest van de Hoge Raad definitief uitsluitsel, maar dit staat niet in de weg aan het intreden van het verzuim. In de procedures is bovendien bevestigd dat het verzuim daadwerkelijk was ingetreden. Dat betekent dat artikel 15 lid 5 van de Statuten van toepassing is, zodat [eiseres] de rechten die aan haar aandelen zijn verbonden niet kon uitoefenen toen de Besluiten werden genomen.
4.8.
De vervolgvraag is welke rechten verbonden aan de aandelen van [eiseres] dan precies zijn opgeschort. Het standpunt van [eiseres] dat haar vergaderrechten niet zijn opgeschort, faalt. In artikel 15 lid 5 van de Statuten staat dat ‘de aan de aandelen verbonden rechten’ worden opgeschort gedurende de periode dat [eiseres] niet aan haar aanbiedingsverplichting voldoet. De rechtbank heeft beslist dat ‘de aan de aandelen verbonden rechten’ niet meer uitgeoefend kunnen worden, welke beslissing het gerechtshof en de Hoge Raad in stand hebben gelaten. In de Statuten, het vonnis en de arresten wordt geen onderscheid gemaakt tussen de rechten die [eiseres] als aandeelhouder niet meer kan uitoefenen. Dit duidt erop dat alle rechten verbonden aan het aandeelhouderschap zijn opgeschort. Ook uit de taalkundige betekenis van artikel 15 lid 5, waarin staat dat [eiseres] geen rechten kan uitoefenen, volgt dat [eiseres] niet het recht had bij de AvA aanwezig te zijn op grond van artikel 23 van de Statuten. Omdat [eiseres] geen vergaderrecht had, hoefde zij ook niet opgeroepen te worden. [eiseres] heeft weliswaar aangevoerd dat zij er nooit op is gewezen dat haar vergaderrecht is opgeschort, en dat het alleen om het stemrecht is gegaan, maar daaruit heeft [eiseres] redelijkerwijs niet mogen afleiden dat zij haar recht om opgeroepen te worden of haar vergaderrecht behield. Dat alleen is gezegd dat er geen stemrecht meer bestond, is in het licht van de discussie die toen speelde - namelijk of [eiseres] terecht haar stem had uitgebracht voor het besluit tot ontslag van [eiseres] als bestuurder - begrijpelijk. Daaruit heeft [eiseres] niet mogen afleiden dat zij overige rechten zou behouden.
4.9.
Dat [eiseres] niet is opgeroepen voor de AvA waarin de Besluiten zijn genomen, leidt dus niet tot nietigheid - en, voor zover [eiseres] dat heeft bedoeld, ook niet tot vernietiging - van de Besluiten. Dat betekent dat de subsidiaire vordering van [eiseres] hierna zal worden beoordeeld.
De subsidiaire vordering: vernietiging van de besluiten
4.10.
Subsidiair heeft [eiseres] aangevoerd dat de Besluiten vernietigd moeten worden op grond van artikel 2:15 BW, omdat deze in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.
4.11.
De wet bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon door de rechter onder andere vernietigd kan worden als het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die artikel 2:8 BW eist (artikel 2:15 lid 1 sub b BW). De bevoegdheid om vernietiging van een besluit te vorderen, vervalt een jaar na het einde van de dag waarop
(a) aan het besluit voldoende bekendheid is gegeven of (b) als de belanghebbende van het besluit kennis heeft genomen of daarover is geïnformeerd (artikel 2:15 lid 5 BW).
4.12.
[gedaagde] heeft
allereerstaangevoerd dat [eiseres] te laat is met het instellen van haar vordering tot vernietiging, omdat zij in oktober 2018 voldoende bekendheid aan de Besluiten heeft gegeven. Volgens haar blijkt de aandelenuitgifte uit het Handelsregister, door aantekening van de statutenwijziging en publicatie van de jaarstukken. [eiseres] stelt dat uit de jaarstukken niet blijkt dat er extra aandelen zijn uitgegeven. Het is volgens haar bovendien in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat [gedaagde] een beroep doet op de vervaltermijn, omdat [gedaagde] [eiseres] bewust niet heeft geïnformeerd over de Besluiten.
4.13.
Of een besluit voldoende bekend is gemaakt, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. In principe is de aantekening of publicatie in het Handelsregister een voldoende bekendmaking, ook omdat [eiseres] vanuit haar voormalig functie als bestuurder weet of zou moeten weten dat het Handelsregister hierover informatie bevat. Maar onder de huidige omstandigheden kan [gedaagde] geen beroep doen op de vervaltermijn omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat komt omdat [eiseres] bewust niet is geïnformeerd over een eventueel verslechterde financiële situatie, het voornemen om dit op te lossen door een statutenwijziging en het uitgeven van extra aandelen, de AvA en de daarin te nemen Besluiten. [eiseres] behoefde dus niet bedacht te zijn op een gewijzigde situatie. [B] had [eiseres] dus moeten informeren. Dat tussen partijen sprake was van een conflict is in ieder geval geen rechtvaardiging om [eiseres] niet te informeren. Te meer omdat [eiseres] nog wel aandeelhouder was, de twee aandeelhouders de samenwerking op basis van gelijkwaardigheid waren gestart en er nog procedures liepen waarvan de uitkomst onbekend was. [gedaagde] kan zich er dus niet op beroepen dat [eiseres] het Handelsregister steeds heeft moeten raadplegen, om kennis te nemen van de Besluiten.
4.14.
Dit betekent dat de vervaltermijn is gaan lopen toen [eiseres] van de Besluiten kennis kreeg of daarover is geïnformeerd. Tussen partijen staat vast dat [B] [eiseres] op
6 januari 2021 van de Besluiten op de hoogte heeft gebracht, zodat [eiseres] tot
6 januari 2022 de mogelijkheid had de vernietiging van de Besluiten in te roepen. De dagvaarding is op 20 december 2021 betekend. [eiseres] was dus op tijd.
4.15.
Ten tweedeheeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiseres] geen beroep kan doen op vernietiging van de besluiten omdat [eiseres] op grond van de uitspraak en arresten haar rechten (vergader- en stemrecht) als aandeelhouder niet langer uit kan oefenen. Dit verweer faalt gelet op het volgende.
4.16.
De wet bepaalt dat de vernietiging van een besluit kan worden ingeroepen door een (rechts)persoon die een redelijk belang heeft bij de naleving van de verplichting die niet is nagekomen (artikel 2:15 lid 3 sub a BW). [eiseres] heeft in dit geval een redelijk belang, omdat haar aandeelhouderspositie is verminderd door de besluiten. Het maakte daarbij niet uit dat [eiseres] op het moment van de Besluiten haar rechten die verbonden zijn aan de aandelen niet kon uitoefenen, omdat artikel 2:15 lid 3 BW die eis niet stelt. [eiseres] mag dus de vernietiging inroepen.
4.17.
Ten derde en ten slotteverschillen partijen van mening over de vraag of de Besluiten in strijd zijn met de in artikel 2:8 BW bedoelde redelijkheid en billijkheid, als gevolg waarvan de Besluiten vernietigd moeten worden (artikel 2:15 lid 1 sub b BW).
4.18.
De rechtbank vindt dat de Besluiten in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd.
4.19.
In 2007 hebben [eiseres] en [bedrijf] samen [gedaagde] overgenomen. Zij hebben toen afgesproken om als gelijkwaardige aandeelhouders (en bestuurders) samen te werken. Deze verhouding legt op partijen (en op [bedrijf] ) de plicht om zich ten opzichte van elkaar redelijk en billijk te gedragen. Onder deze omstandigheden hebben zij rekening moeten houden met de gelijkwaardigheid van de twee aandeelhouders. Dit kan betekenen dat de verhoudingen tussen de aandeelhouders niet verder mogen veranderen dan nodig is. De afweging van belangen en het beleid dat daarbij wordt gehanteerd moet ook uitdrukkelijk en voldoende gemotiveerd aan de aandeelhouders kenbaar worden gemaakt, wil het besluit de redelijkheid en billijkheid kunnen doorstaan en niet aantastbaar zijn. De rechter is terughoudend bij de beoordeling of (een orgaan van) een rechtspersoon bij het nemen van een besluit alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen.
4.20.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] en [bedrijf] gehouden waren om [eiseres] te informeren over de aanstaande aandelenuitgifte. Die plicht zijn zij niet nagekomen. [eiseres] heeft daardoor geen mogelijkheid gehad om kennis te nemen van de voorwaarden van de aandelenuitgifte en de gevolgen daarvan. Ook heeft [gedaagde] [eiseres] niet geïnformeerd over de financiële situatie van [gedaagde] en heeft [eiseres] geen mogelijkheid gehad om de keuze te maken zelf bij te storten of de financiële situatie anderszins te verbeteren. In plaats daarvan werd [eiseres] achteraf voor het voldongen feit geplaatst dat haar belang in [gedaagde] was verminderd. Daarmee hebben [gedaagde] en [bedrijf] zonder enig overleg afbreuk gedaan aan de aandeelhoudersgelijkheid tussen [eiseres] en [bedrijf] . Er is ten slotte niet gesteld of gebleken dat er geen tijd was om [eiseres] te informeren over de (voorgenomen) aandelenuitgifte.
4.21.
Aan [gedaagde] kan weliswaar worden toegegeven dat het in de gegeven omstandigheden een vreemde situatie kan zijn om financiering te vragen aan [eiseres] , terwijl [eiseres] niet voldeed aan de aanbiedingsplicht en als gevolg daarvan geen rechten verbonden aan de aandelen kon uitoefenen. Dat neemt niet weg dat het op voorhand niet was uitgesloten dat [eiseres] financieel wilde bijdragen. De procedure tussen [eiseres] en [bedrijf] over de aanbiedingsplicht en het ontslagbesluit was nog gaande, zodat de positie van [eiseres] nog onzeker was. Bovendien was [eiseres] nog steeds aandeelhouder van [gedaagde] , zodat zij in die zin ook een (financieel) belang had.
4.22.
Bij het oordeel weegt verder mee dat niet is gebleken dat [gedaagde] bij de uitgifte van de aandelen aan [bedrijf] het belang van [eiseres] bij het behouden van een gelijkwaardige aandeelhouderspositie heeft meegewogen. In de notulen van de AvA waarin het Besluit is genomen, is alleen vastgesteld dat [gedaagde] een financieringsbehoefte heeft. Vervolgens is vastgesteld dat er tien aandelen worden uitgegeven en dat het onwenselijk is dat een aandeelhouder die niet aan haar aanbiedingsverplichting heeft voldaan aandelen zou kunnen nemen bij een uitgifte van aandelen. Hieruit volgt niet dat [gedaagde] rekening heeft gehouden met de belangen van [eiseres] en de gevolgen die de Besluiten voor [eiseres] hebben.
4.23.
Als [gedaagde] bedoeld heeft dat zij met de belangen van [eiseres] geen rekening hoefde te houden, omdat zij haar rechten die aan de aandelen verbonden waren niet kon uitoefenen, kan die stelling [gedaagde] niet helpen. [eiseres] heeft terecht aangevoerd dat zij, of zij de aandelen nu moest aanbieden of niet en of zij de aandelen zou overdragen aan een ander of niet, belang behield bij haar positie als 50% aandeelhouder, zodat haar belangen in [gedaagde] gelijkwaardig zouden blijven en zij een sterkere (aandeelhouders)positie zou behouden.
4.24.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid die zij op grond van artikel 2:8 BW ten opzichte van [eiseres] in acht moest nemen.
4.25.
Ten slotte geldt ook in het geval dat [gedaagde] wel een belangenafweging zou hebben gemaakt, de conclusie blijft dat het Besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW. [gedaagde] stelt dat het noodzakelijk was om bij te storten vanwege de financiële situatie en om een faillissement te voorkomen, maar die financiële noodzaak blijkt niet uit de stukken. [gedaagde] heeft gesteld dat [bedrijf] op deze manier zekerheid op terugbetaling verkreeg, maar dat toont nog niet aan waarom het Besluit voor de continuïteit van [gedaagde] noodzakelijk was. Daarbij weegt mee dat [gedaagde] haar lening bij [bedrijf] heeft verschoven naar het aandelenkapitaal, zodat er geen liquide middelen beschikbaar zijn gekomen, zoals [eiseres] stelt. Het had gelet op de betwisting van [eiseres] van de financiële noodzaak van het Besluit op de weg gelegen van [gedaagde] om haar stellingen nader te onderbouwen. De stelling van [gedaagde] dat zij de dagelijkse bedrijfsvoering niet kon doen en dat daarom het Besluit noodzakelijk was, faalt ook. Weliswaar had [eiseres] een aansprakelijkstelling toegezonden voor het geval er wijzigingen in de bedrijfsvoeringen zouden worden doorgevoerd, maar dat neemt niet weg dat [gedaagde] (of [bedrijf] ) feitelijk wel in staat was om beslissingen te nemen en zij hoefde ook niet te vrezen voor de aansprakelijkstelling als zij beslissingen neemt die nodig waren om [gedaagde] draaiende te houden. Dan zou immers iedere grond voor [eiseres] om [gedaagde] of [bedrijf] aansprakelijk te stellen, ontbreken. Dat het Besluit is genomen om de continuïteit van [gedaagde] te waarborgen, is dus niet gebleken.
4.26.
De Besluiten zijn in strijd zijn met artikel 2:8 BW. De rechtbank zal de Besluiten op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW vernietigen. [gedaagde] moet de gevolgen van de Besluiten daarom ongedaan maken. De vorderingen onder punt 3.1 onder 2 en 4 zullen gelet hierop worden toegewezen.
4.27.
[eiseres] heeft geen zelfstandig belang gesteld bij de verklaring voor recht die zij onder punt 3.1 onder 3 vordert. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
De meer subsidiaire vordering
4.28.
Omdat de subsidiaire vordering wordt toegewezen, hoeft de meer subsidiaire vordering van [eiseres] niet meer besproken te worden.
De proceskosten, nakosten en wettelijke rente daarover
4.29.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten van [eiseres] vergoeden. De proceskosten van [eiseres] zijn tot op heden begroot op € 98,52 voor de kosten van de dagvaarding, € 676,00 voor het griffierecht en € 1.495,00 voor het salaris advocaat (2,5 punten van liquidatietarief II van € 598,00 per punt, waarbij de mondelinge behandelingen samen op 1,5 punt zijn gewaardeerd). De proceskosten zijn in totaal
€ 2.269,52. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing staat. Ten slotte moet [gedaagde] wettelijke rente betalen over de proces- en nakosten, als zij de proces- en nakosten niet binnen 14 dagen na (betekening van) het vonnis heeft betaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt de besluiten van de AvA van [gedaagde] van 11 december 2017, zijnde het Besluit Statutenwijziging en het Besluit Aandelenuitgifte;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na dit vonnis de uitgifte van aandelen in [gedaagde] aan [bedrijf] BV van 12 december 2017 ongedaan te maken, of de op 12 december 2017 uitgegeven tien aandelen tegen de nominale waarde terug te leveren aan [gedaagde] en het aandeelhoudersregister te corrigeren;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.269,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 173,00 voor het salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van betekening in het geval [gedaagde] niet voldoet aan het vonnis en er betekening van het vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op
4 oktober 2023.
5425