ECLI:NL:RBMNE:2023:5158

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
16-100449-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op tankstations door minderjarige verdachte met gebruik van geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2023, is de minderjarige verdachte, geboren in 2007, beschuldigd van het plegen van een overval op tankstation [tankstation 1] en een poging tot overval op tankstation [tankstation 2]. De zitting vond plaats op 8 september 2023, waar de verdachte aanwezig was, en de rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van afpersing en diefstal, waarbij gebruik is gemaakt van een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, de aangiften van de medewerkers van de tankstations en andere bewijsstukken in overweging genomen. De verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij betrokken was bij de overval op tankstation [tankstation 1] en de poging tot overval op tankstation [tankstation 2]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, met inachtneming van zijn minderjarigheid en de psychologische rapportages die wijzen op autisme en ADHD.

De rechtbank heeft een jeugddetentie van 180 dagen opgelegd, waarvan 133 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uur. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven en bepaalde voorwerpen, zoals het mes en de bivakmuts, onttrokken aan het verkeer. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-100449-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2007] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van
8 september 2023 en de zaak is op deze dag inhoudelijk behandeld. [verdachte] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek op de zitting is op 8 september 2023 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] zelf, zijn advocaat mr. M.J. de Jongh en officier van justitie mr. S. Mirshahi.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij een keer heeft geprobeerd om een overval op tankstation [tankstation 1] te plegen en een paar dagen later daadwerkelijk samen met een ander een overval op tankstation [tankstation 2] heeft gepleegd. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
Overval op tankstation [tankstation 1]
feit 1
op 13 april 2023 in Benthuizen (gemeente Alphen aan den Rijn) samen met anderen [slachtoffer 1] onder (bedreiging met) geweld heeft gedwongen om geld af te geven door het tonen van een mes (
afpersing);
feit 2
op 13 april 2023 in Benthuizen (gemeente Alphen aan den Rijn) samen met anderen pakjes sigaretten heeft gestolen van Tankstation [tankstation 1], door (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] , door het tonen van een mes (
diefstal);
Poging overval op tankstation [tankstation 2]
feit 3
op 7 april 2023 in Woerden heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] onder (bedreiging met geweld) te dwingen om geld af te geven, door het tonen van een mes (
poging afpersing).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van [verdachte] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaringen [1]
feit 1, feit 2 en feit 3
[verdachte] heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij op 7 april 2023 heeft geprobeerd om tankstation [tankstation 2] te overvallen en dat hij op 13 april 2023 samen met een ander tankstation [tankstation 1] heeft overvallen. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De gebruikte bewijsstukken:
1. de bekennende verklaring van [verdachte] op de zitting van 8 september 2023; [2]
2. de aangifte door de verkoopmedewerker van tankstation [tankstation 1] (
feit 1 en feit 2); [3]
3. de aangifte door de manager van tankstation [tankstation 2] (
feit 3); [4]
4. de verklaring van de medewerker van tankstation [tankstation 2] (
feit 3). [5]
Deze bewijsstukken worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1op 13 april 2023 te Benthuizen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enige geldbedragen die aan Tankstation [tankstation 1]
toebehoorden door een mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Geld. Stop het in de tas";
feit 2op 13 april 2023 te Benthuizen, tezamen en in vereniging met een ander meerdere pakjes sigaretten die aan Tankstation [tankstation 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en
- meerdere pakjes sigaretten te pakken en in een tas te stoppen;
feit 3op 7 april 2023 te Woerden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enige geldbedragen en sigaretten, die aan Tankstation [tankstation 2] toebehoorden
- een mes aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en
- een tas op de balie heeft gelegd en
- die [slachtoffer 2] meerdere malen de woorden heeft toegevoegd: "Geef geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
[verdachte] wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dit is niet nadelig voor [verdachte] .

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte] gepleegde feiten bestond. De door [verdachte] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [verdachte] gepleegde feiten:
eendaadse samenloop van:
feit 1:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
feit 2:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:poging tot afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan [verdachte] dienen te worden toegerekend.
Daarnaast vordert de officier van justitie [verdachte] te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 133 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 150 uren, indien niet (goed) verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van [verdachte] voert aan dat een lagere werkstraf dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist, gelet op de positieve houding van [verdachte] en het advies om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. De advocaat is het eens met het opleggen van bijzondere voorwaarden en refereert zich verder aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan bij minderjarigen voor een
overval op een winkeluit van een jeugddetentie van 4 maanden. De rechtbank heeft met dit oriëntatiepunt rekening gehouden bij het bepalen van haar straf.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een overval op tankstation [tankstation 2] op
7 april 2023 en een voltooide overval samen met een ander op tankstation [tankstation 1] op
13 april 2023. Bij tankstation [tankstation 2] is [verdachte] in het zwart gekleed en met een capuchon over zijn hoofd het tankstation binnen gegaan. Hij haalde een groot mes uit zijn zak en zei tegen de medewerker dat hij geld moest geven. De medewerker, die achter veiligheidsglas zat, weigerde dit en zei dat hij de politie zou waarschuwen, waarna [verdachte] schrok en weg is gegaan. [verdachte] heeft uiteindelijk geen geld uit het tankstation meegenomen. Dat is anders bij de overval op tankstation [tankstation 1] een paar dagen later. Daar is [verdachte] samen met een andere jongen het tankstation binnen gerend richting de ruimte achter de kassa. Ook daar had [verdachte] een groot mes in zijn handen en zei hij dat de medewerker geld in de tas moest stoppen. Deze keer stond [verdachte] vlak naast de kassamedewerker, die inderdaad geld in de tas heeft gestopt. Daarna hebben de jongens nog pakjes sigaretten meegenomen. Achteraf blijkt dat ongeveer 170 tot 200 euro uit de kassa is meegegeven. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij na de poging tot een overval een paar dagen later weer naar een tankstation is gegaan om een overval te plegen.
De rechtbank overweegt dat de overvallen in beide gevallen beangstigend moeten zijn geweest voor de kassamedewerkers. De rechtbank vindt het vooral kwalijk dat [verdachte] in beide gevallen heeft gedreigd met een groot mes en neemt dit in strafverzwarende zin mee. De ervaring leert dat slachtoffers van ernstige gebeurtenissen zoals een overval met een wapen nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. [verdachte] heeft geen rekening gehouden met de vervelende gevolgen voor anderen. Hij dacht alleen aan zijn eigen plan om snel aan geld te komen.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Strafblad
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest. De rechtbank neemt het strafblad daarom niet mee in haar overweging over de straf.
Het psychologisch onderzoek
Op 5 juli 2023 is over [verdachte] een psychologisch rapport opgesteld door mevrouw [kinder- en jeugdpsycholoog] , kinder- en jeugdpsycholoog. In het rapport komt naar voren dat bij [verdachte] sprake is van een autisme (ASS) en ADHD. Daarnaast heeft [verdachte] moeite om na te denken over zijn eigen gedrag en om zijn manier van denken om te buigen. De eerste poging tot het plegen van een overval heeft [verdachte] er niet van kunnen weerhouden om een tweede overval te plegen. Gelet op het feit dat het geweten van [verdachte] niet goed heeft gewerkt en hij weinig medelijden heeft met de slachtoffers zijn er zorgen over zijn ontwikkeling. Dit alles heeft invloed gehad op het handelen van [verdachte] ten tijde van de feiten en daarom adviseert de psycholoog om de feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en rekent de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe.
Om de ontwikkeling van [verdachte] te bevorderen en de kans op herhaling te beperken, adviseert de psycholoog aan de rechtbank dat een behandeling nodig is door De Waag of een soortgelijke instelling. De behandeling dient zich te richten op de persoonlijkheidsontwikkeling van [verdachte] en het systeem rondom hem. Binnen de behandeling kan worden onderzocht of medicatie voor zijn ADHD zou helpen. Concluderend adviseert de psycholoog om aan [verdachte] een voorwaardelijke straf op te leggen met de maatregel van toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering, waarbij voortzetting van de ITB Harde Kern en Elektronische Monitoring (EM) wenselijk wordt geacht.
Advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
De Raad heeft op 1 augustus 2023 een rapport opgesteld over [verdachte] . De Raad is het eens met de conclusies van de psycholoog. Het is belangrijk dat [verdachte] behandeling gaat krijgen voor zijn ADHD en ASS en leert wat dit voor hem betekent in zijn dagelijks leven. De Raad is van mening dat dit voorlopig nog even binnen het kader van ITB Harde Kern zal moeten, waarbij er ook nog EM zal zijn. Het is belangrijk dat wat [verdachte] de binnen de behandeling leert ook in de praktijk gaat brengen. De Raad adviseert om ITB Harde Kern op te leggen voor de duur van één jaar. De Raad heeft overwogen of een periode van zes maanden voor [verdachte] voldoende is, maar het is wenselijk dat [verdachte] weet waar hij aan toe is. Gezien zijn problematiek is hij gebaat bij duidelijkheid en een strak kader. Voor [verdachte] is het beter dat de ITB Harde Kern eerder afgebouwd wordt, dan dat zes maanden worden opgelegd en dit eventueel toch verlengd moet worden. De Raad geeft aan dat het niet wenselijk is als [verdachte] nog een jeugddetentie moet uitzitten en vindt het belangrijk dat [verdachte] de gevolgen van zijn gedrag ervaart door middel van het uitvoeren van een werkstraf. Al met al adviseert de Raad aan de rechtbank om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen en een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met de algemene voorwaarden en – in het kort – de volgende bijzondere voorwaarden: (1) elektronische monitoring, (2) behandeling bij De Waag, (3) aanvullende behandeling (4) inzetten dagbesteding, (5) inzetten vrijetijdsbesteding en (6) reclasseringstoezicht, met 12 maanden ITB Harde Kern. Op de zitting heeft de Raad toegevoegd dat oplegging van een contactverbod met medeverdachte goed zou zijn.
8.3.3
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] en zal daarom een jeugddetentie opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast wordt een groot voorwaardelijk deel opgelegd. Dat betekent dat [verdachte] niet opnieuw naar de jeugdgevangenis moet, maar dat hij de komende twee jaar moet meewerken aan de (hierna te bespreken) voorwaarden.
De rechtbank legt op een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 133 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Daarbij geldt een proeftijd van 2 jaren met de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, met uitzondering van de (3) aanvullende behandeling, en met toevoeging van een contactverbod met de medeverdachte. De rechtbank legt de in het advies onder (3) geadviseerde aanvullende behandeling niet op, omdat onvoldoende duidelijk is om wat voor soort behandeling het zou gaan en de jeugdreclassering nog kan vragen om dit later te laten toevoegen door de rechtbank als dat nodig zou zijn.
De rechtbank legt daarnaast een lagere werkstraf op dan door de officier van justitie geëist, gelet op de proceshouding van [verdachte] (hij heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven) en gelet op de eerdere conclusie van de rechtbank dat [verdachte] verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank vindt het ook van belang dat [verdachte] niet wordt overvraagd. Gelet op het aantal bijzondere voorwaarden in combinatie met school heeft [verdachte] een vol programma.
De rechtbank legt [verdachte] een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uur op. Als [verdachte] deze werkstraf niet (goed) verricht, staan hier 50 dagen vervangende jeugddetentie tegenover.

9.VOORLOPIGE HECHTENIS

De rechtbank zal het (al geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen..

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het mes en foudraal dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De bivakmuts dient verbeurd te worden verklaard. De handschoenen mogen worden teruggegeven aan [verdachte] en de aangebroken pakjes sigaretten dienen te worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar.
10.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Kleding (G2938898)
  • 1 STK Kleding (G2938871) – gele rubberen huishoudhandschoenen
  • 1 STK Kleding (G2938876) – gele rubberen huishoudhandschoenen
  • 1 STK Sigarettendoos (G2938867) – 1 aangebroken pakje en 1 losse sigaret
verbeurd verklaren.
Deze voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen en met behulp van deze voorwerpen zijn de bewezen verklaarde feiten begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten
  • 1 STK Steekwapen (G2938899)
  • 1 STK Steekwapen (G2938865) – zwart nylon foudraal van een mes
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en met behulp van deze voorwerpen zijn de bewezen verklaarde feiten begaan.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt [verdachte] tot een
  • bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (47 dagen) op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie
  • bepaalt dat een gedeelte van
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
o zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan twaalf (12) maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB-Harde Kern, zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland, Jeugdreclassering, locatie Utrecht, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;
o zijn medewerking verleent aan de Elektronische Monitoring gedurende een periode van zes (6) maanden, of korter indien de jeugdreclassering dit nodig acht;
o meewerkt aan behandeling bij De Waag (of soortgelijke instantie), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
o zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding (school);
o zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding (bijbaan/sport);
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [2007] );
- waarbij aan Samen veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt [verdachte] tot een taakstraf in de vorm van een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
Voorlopige hechtenis
- heft op het (al geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Kleding (G2938898);
  • 1 STK Kleding (G2938871);
  • 1 STK Kleding (G2938876);
  • 1 STK Sigarettendoos (G2938867);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Steekwapen (G2938899);
  • 1 STK Steekwapen (G2938865).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. N.M.H. van Ek, kinderrechter en mr. H.J. van Woudenberg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Mol, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij op of omstreeks 13 april 2023 te Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
Tankstation [tankstation 1] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enige geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die Tankstation [tankstation 1] en/of een derde toebehoorde(n) door een mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Geld. Stop het in de tas";
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
feit 2hij op of omstreeks 13 april 2023 te Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
Tankstation [tankstation 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of
- een of meerdere pakjes sigaretten te pakken en/of in een tas te stoppen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 3hij op of omstreeks 7 april 2023 te Woerden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld Tankstation [tankstation 2] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enige geldbedragen en/of sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Tankstation [tankstation 2] en/of een derde toebehoorde(n)
- een mes aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en/of
- een tas op de balie heeft gelegd en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen de woorden heeft toegevoegd: "Geef geld" ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 april 2023, genummerd P11500-2023110683, opgemaakt door politie Eenheid Den Haag – District Alphen aan den Rijn – Gouda, doorgenummerd 1 tot en met 251. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 8 september 2023.
3.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 13 april 2023, pagina 10 en 11.
4.Een proces-verbaal van aangifte door [medewerker] namens tankstation [tankstation 2] in Woerden van 8 april 2023, pagina 140.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] op 7 april 2023, pagina 167.