In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid op basis van artikel 2:9 BW. De eiseres, een vennootschap, heeft de voormalige bestuurder aansprakelijk gesteld voor onbehoorlijk bestuur en vordert schadevergoeding. De procedure begon met een dagvaarding en de gedaagde, een indirecte bestuurder, heeft verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen, waardoor verstek is verleend. De eiseres heeft verschillende schadeposten ingediend, waaronder onterecht betaalde huurkosten en een naheffingsaanslag omzetbelasting. De rechtbank heeft de vorderingen beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door gelden uit de vennootschap voor privédoeleinden te gebruiken zonder toestemming van de andere bestuurders. Uiteindelijk heeft de rechtbank de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 37.151,00 aan de eiseres, alsook in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 7 juni 2023.